nr. 18
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 29 januari 2010
Op 14 januari 2010 (kenmerk 2010Z00505/2010D01763) heeft u mij verzocht
een toelichting te geven op de nut en noodzaak van de extra zoutwinning in
Friesland. Tevens vraagt u in te gaan op de mogelijke alternatieven die voorhanden
waren.
Nut en noodzaak extra zout
De minister van Verkeer en Waterstaat heeft u op 8 januari (kenmerk
29 838, nr. 201) geïnformeerd over de problemen en oplossingen naar
aanleiding van het dreigende tekort aan strooizout dat is ontstaan als gevolg
van het aanhoudend winterweer. De minister van Verkeer en Waterstaat heeft
in zijn schrijven m.b.t. de nut en noodzaak het volgende aangegeven:
• Een tekort aan strooizout heeft ingrijpende gevolgen voor de verkeersmobiliteit
in Nederland en daarmee mogelijk ontwrichtende effecten op het functioneren
van onze samenleving.
• Dat met name het door Rijkswaterstaat beheerde hoofdwegennet kwetsbaar
is, omdat dit voor ruim 80 procent bestaat uit Zeer Open Asfalt Beton (ZOAB).
Voor dit wegdektype zijn naast zout geen goede alternatieven voor gladheidsbestrijding.
Toestemming extra zoutwinning door Frisia
Op 7 januari 2010 (kenmerk 31 349, nr. 17) heb ik u geïnformeerd
over de toestemming, die ik aan Frisia heb verleend, voor de extra productie
ten behoeve van de gladheidsbestrijding. In deze brief heb ik ook gemeld dat
ik dit gedaan heb op uitdrukkelijk verzoek van Rijkswaterstaat d.d. 6 januari
2010. Rijkswaterstaat heeft aangegeven dat ze op het moment van de extra zoutbehoefte
alle mogelijke opties hebben doorlopen, waarvan Frisia de meest optimale bleek.
Frisia heeft toestemming gekregen voor de winning van 100 000 ton.
Deze is afkomstig uit de caverne Bas 1. De 100 000 ton is nodig om aan
de vraag van Rijkswaterstaat, provincies en gemeenten te kunnen voldoen, voor het herstellen van de voorraden en het naleveren van industriële
klanten, die hun bestelling ten behoeve van de gladheidsbestrijding hebben
opgeschort.
De levering van extra strooizout door Frisia op basis van het contract
met Rijkswaterstaat is als volgt:
a. 11 januari 2010 (start zoutloket en start productie Bas 1) tot
en met maandag 26 januari 2010 ca. 25 000 ton.
b. Te leveren in de periode 26 januari 2010 tot en met 9 februari
2010 ca. 15 000 ton.
Het overige deel van de 100 000 ton is nodig voor:
a. Levering aan provincie Friesland en de Friese gemeenten (ca. 20 000
ton)
b. Herstel voorraden en nalevering aan industriële klanten (ca 40 000
ton)
Op basis van het Mijnbouwbesluit is Frisia verplicht het maandelijks geproduceerde
zoutvolume te rapporteren aan mijn ministerie.
Randvoorwaarden
Alhoewel ik goed besef dat de gevoeligheden met betrekking tot de zoutwinning
in Noordwest Friesland groot zijn, heb ik ook zorg te dragen voor het belang
van verkeersveiligheid en (daarmee) de nationale economie. Ik wil benadrukken
dat de bodemdaling binnen de aangegeven randvoorwaarden van het winningsplan
dient te blijven en dus de maximaal toegestane bodemdaling (35 cm) niet mag
worden overschreden. De bodemdaling ter plaatse wordt continu gemonitord (met
een GPS-systeem) en zodra deze de grenzen overschrijdt, dient Frisia de productie
te stoppen. Hiervan is echter nog niets gebleken. Staatstoezicht op de Mijnen
houdt hier toezicht op.
Voor de toekomst geldt dat andere locaties in beeld zijn voor zoutwinning.
Frisia heeft twee nieuwe winningsvergunningen voor zout aangevraagd, waarvan
de ene onder de Waddenzee is gelegen en de andere op land ten oosten van de
huidige winning. Hierover zal ik pas besluiten nadat de onderzoeken in het
kader van de lopende m.e.r. gereed zijn. Verwacht wordt dat deze resultaten
in maart bekend zijn, waarna ik kan beginnen met de reguliere beoordelingsprocedure
van dergelijke vergunningaanvragen. Indien en voor zover nodig zal ik in overleg
treden met de hierbij betrokken partijen. Ik zal uw Kamer over dit besluit
informeren.
De minister van Economische Zaken
M. J. A. van der Hoeven