nr. 13
GEWIJZIGDE MOTIE VAN DE LEDEN JACOBI EN JANSEN TER VERVANGING
VAN DIE GEDRUKT ONDER NR. 10
Voorgesteld 24 maart 2009
De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
overwegende, dat de Waddenzee een natuurgebied is van internationaal belang,
waar geen risico’s genomen mogen worden ten aanzien van de natuuren
milieuwaarden;
van mening, dat voortdurende onzekerheid over de mogelijkheid of onmogelijkheid
van zoutwinning onder de Waddenzee onwenselijk is als daarmee valse hoop wordt
gegeven ten aanzien van alternatieven voor zoutwinning onder land;
constaterende, dat in de PKB Waddenzee staat: «Nieuwe opsporing
en winning van diepe delfstoffen op locaties in de Waddenzee is niet toegestaan»
en «voor nieuwe opsporing en winning van overige diepe delfstoffen onder
de Waddenzee, geldt dat het kabinet daarvoor geen vergunningen verleent, totdat
er wetenschappelijk gezien redelijkerwijs geen twijfel bestaat dat er geen
schadelijke gevolgen zijn voor de natuur- en landschapswaarden van de Waddenzee»;
constaterende, dat van activiteiten in en rond Natura 2000-gebieden moet
worden aangetoond dat zij géén significante effecten zullen
hebben op de natuurwaarden, dan wel indien het een activiteit van groot maatschappelijk
belang betreft, moeten worden gecompenseerd;
constaterende, dat het TNO-onderzoek aantoont dat bij hantering van dezelfde
criteria zoals toegestaan voor de gaswinning onder de Waddenzee, economisch
rendabel winnen van zout niet mogelijk is zonder effecten op natuur en milieu;
verzoekt de regering de initiatiefnemers op te dragen in het kader van
de vereiste vergunningverlening artikel 9 van de Natuurbeschermingswet 1998
een passende beoordeling uit te voeren als bedoeld in artikel 19f, 1ste dan
wel 2de lid, waarin duidelijk wordt of zoutwinning zonder natuurschade
onder de Waddenzee mogelijk is, initiatiefnemer er daarbij op te wijzen dat
deze passende beoordeling onderdeel kan uitmaken van de voor dit project voorgeschreven
MER; voorts dient in dat verband, als significante negatieve effecten niet
kunnen worden uitgesloten, nader te worden onderzocht of zoutwinning te classificeren
is als activiteit van groot maatschappelijk belang;
verzoekt de regering op basis van de uitkomsten van dit onderzoek een
uitspraak te doen over de wenselijkheid of onwenselijkheid van zoutwinning
onder de Waddenzee en eventueel de PKB Waddenzee op dit punt aan te passen,
en gaat over tot de orde van de dag.
Jacobi
Jansen