31 349
Evaluatie van de Mijnbouwwet

nr. 13
GEWIJZIGDE MOTIE VAN DE LEDEN JACOBI EN JANSEN TER VERVANGING VAN DIE GEDRUKT ONDER NR. 10

Voorgesteld 24 maart 2009

De Kamer,

gehoord de beraadslaging,

overwegende, dat de Waddenzee een natuurgebied is van internationaal belang, waar geen risico’s genomen mogen worden ten aanzien van de natuuren milieuwaarden;

van mening, dat voortdurende onzekerheid over de mogelijkheid of onmogelijkheid van zoutwinning onder de Waddenzee onwenselijk is als daarmee valse hoop wordt gegeven ten aanzien van alternatieven voor zoutwinning onder land;

constaterende, dat in de PKB Waddenzee staat: «Nieuwe opsporing en winning van diepe delfstoffen op locaties in de Waddenzee is niet toegestaan» en «voor nieuwe opsporing en winning van overige diepe delfstoffen onder de Waddenzee, geldt dat het kabinet daarvoor geen vergunningen verleent, totdat er wetenschappelijk gezien redelijkerwijs geen twijfel bestaat dat er geen schadelijke gevolgen zijn voor de natuur- en landschapswaarden van de Waddenzee»;

constaterende, dat van activiteiten in en rond Natura 2000-gebieden moet worden aangetoond dat zij géén significante effecten zullen hebben op de natuurwaarden, dan wel indien het een activiteit van groot maatschappelijk belang betreft, moeten worden gecompenseerd;

constaterende, dat het TNO-onderzoek aantoont dat bij hantering van dezelfde criteria zoals toegestaan voor de gaswinning onder de Waddenzee, economisch rendabel winnen van zout niet mogelijk is zonder effecten op natuur en milieu;

verzoekt de regering de initiatiefnemers op te dragen in het kader van de vereiste vergunningverlening artikel 9 van de Natuurbeschermingswet 1998 een passende beoordeling uit te voeren als bedoeld in artikel 19f, 1ste dan wel 2de lid, waarin duidelijk wordt of zoutwinning zonder natuurschade onder de Waddenzee mogelijk is, initiatiefnemer er daarbij op te wijzen dat deze passende beoordeling onderdeel kan uitmaken van de voor dit project voorgeschreven MER; voorts dient in dat verband, als significante negatieve effecten niet kunnen worden uitgesloten, nader te worden onderzocht of zoutwinning te classificeren is als activiteit van groot maatschappelijk belang;

verzoekt de regering op basis van de uitkomsten van dit onderzoek een uitspraak te doen over de wenselijkheid of onwenselijkheid van zoutwinning onder de Waddenzee en eventueel de PKB Waddenzee op dit punt aan te passen,

en gaat over tot de orde van de dag.

Jacobi

Jansen

Naar boven