nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 7 februari 2008
Mede namens de Staatssecretaris van Financiën zend ik u hierbij het
rapport Evaluatie Wet uitbreiding rechtsgevolgen Verklaring
arbeidsrelatie1. In opdracht van de staatssecretaris
van Financiën en mij heeft EIM de effecten van de Wet uitbreiding rechtsgevolgen
VAR onderzocht (Wet van 23 december 2004, Stb. 2004, 720). Deze wet bepaalt
dat de effecten binnen drie jaar na inwerkingtreding moeten worden geëvalueerd.
Het rapport van EIM bevat de uitkomsten van die evaluatie.
Vanaf 2001 verstrekt de Belastingdienst op aanvraag verklaringen
vooraf over de fiscale status van het inkomen uit de arbeidsrelaties van de
aanvrager waarin hij onder overeenkomstige condities dezelfde soort werkzaamheden
verricht, een zogenoemde VAR. Het doel van de VAR is om op voorhand duidelijkheid
te verschaffen over de beoordeling van de arbeidsrelaties van de aanvrager
tijdens de looptijd van de beschikking (met name of sprake is van loon uit
dienstbetrekking). De VAR-aanvraag kent vier mogelijke uitkomsten: winst uit
onderneming (VAR-wuo), resultaat uit overige werkzaamheden (VAR-row), loon
uit dienstbetrekking (VAR-loon) of het inkomen komt voor rekening en risico
van de vennootschap (VAR-dga). Aan de hand van de verstrekte VAR verkrijgen
de opdrachtgevers van de aanvrager duidelijkheid over de vraag of zij loonheffing
en premies verschuldigd zijn.
In de praktijk bleek dat de VAR aan zzp-ers en hun opdrachtgevers onvoldoende
rechtszekerheid bood. Dit was aanleiding om per 1 januari 2005 de rechtsgevolgen
van de VAR uit te breiden. Sindsdien geldt dat als de opdrachtnemer aan de
opdrachtgever een VAR-wuo of VAR-dga toont, de opdrachtgever gevrijwaard is
van inhouding en afdracht van loonbelasting en premies voor de werknemersverzekeringen.
De opdrachtnemer is dan niet verzekerd voor de ZW, de WIA en de WW.
Uit de evaluatie blijkt dat de betekenis van de VAR vanaf 2005 is
toegenomen. Jaarlijks worden veel meer beschikkingen aangevraagd, ook als rekening wordt gehouden met de gelijktijdig ingevoerde beperking van
de looptijd tot één kalenderjaar. Driekwart van de verstrekte
verklaringen betreft een VAR met uitgebreide rechtsgevolgen.
Volgens de ondervraagde zelfstandigenorganisaties, PZO en FNV Zelfstandigen,
heeft de wet de beoogde rechtszekerheid voor zzp-ers en hun opdrachtgevers
opgeleverd. Het overgrote deel van de opdrachtgevers verlangt van hun opdrachtnemers
dat zij beschikken over een VAR met uitgebreide rechtsgevolgen. Bij de ondervraagde
opdrachtnemers is het beeld minder duidelijk. Van hen ervaart 20% de
wet als een verbetering. Van de overige opdrachtnemers ziet 72% geen
verschil met de VAR vóór 2005 of heeft geen mening. Dit wordt
mogelijk verklaard door het feit dat de wet aangrijpt op de rechtszekerheid
voor opdrachtgevers. Het voordeel voor opdrachtnemers
bestaat uit een verbeterde positie bij de concurrentie om opdrachten, en is
daarmee indirect.
De hoeveelheid werk door zelfstandigen is vanaf 2005 sterk toegenomen.
Op grond van een econometrische analyse en de enquêtes onder opdrachtnemers
en opdrachtgevers is aannemelijk dat deze toename deels het gevolg is van
de VAR. Het aantal verzekerde dienstbetrekkingen is vanaf 2004 afgenomen.
Door de beperkte omvang van deze afname kon econometrisch geen verband met
de wet worden aangetoond. Vanaf 2006 stijgt het aantal verzekerde dienstbetrekkingen
overigens weer.
De uitvoering van de VAR geschiedt in grote lijnen doelmatig. Van de aanvragen
wordt 98% binnen de wettelijke termijn van 8 weken afgehandeld. Het
overgrote deel daarvan wordt geautomatiseerd beoordeeld en afgehandeld. Er
wordt relatief weinig bezwaar gemaakt tegen de beschikking en het aantal beroepsprocedures
is verwaarloosbaar.
Uit de enquêtes en de gesprekken met belanghebbende organisaties
komen enkele aandachtspunten naar voren. In de eerste plaats ervaren veel
zelfstandigen de jaarlijkse aanvraag van een VAR als een administratieve last,
zeker als de omstandigheden waaronder zij hun arbeid verrichten, niet zijn
gewijzigd. Enkele respondenten bepleiten in dit verband een mogelijkheid om
via het internet een volledig geautomatiseerde aanvraag te doen. Verder is
voorgesteld om het aandeel geautomatiseerde beoordelingen te verhogen en om
meer eenheid van beleid door te voeren bij niet-geautomatiseerde beoordelingen.
De Belastingdienst onderzoekt momenteel welke aanbevelingen op korte termijn
gerealiseerd kunnen worden.
De Tweede Kamer heeft met de motie van de leden Blok en Koşer Kaya
verzocht een heldere wettelijke afbakening van het begrip zzp-er te creëren1. Volgens FNV Zelfstandige bondgenoten ervaren startende
ondernemers de samenloop van een VAR-aanvraag, inschrijving in het Handelsregister
en de aanvraag van een BTW-nummer administratief belastend. Wij zullen hierover
in overleg treden met de Staatssecretaris van Economische Zaken. De Tweede
Kamer zal over de uitkomsten hiervan worden geïnformeerd.
Het EIM heeft voor de evaluatie gesprekken gevoerd met medewerkers van
de Belastingdienst en de SIOD. De betrokken medewerkers wijzen op de risico’s
voor misbruik van de VAR. In het onderzoek zijn geen harde aanwijzingen van
misbruik of oneigenlijk gebruik van de VAR gevonden. Het is te vroeg om hieraan
conclusies te verbinden, nu de afhandeling van de aangiften inkomstenbelasting
2005 voor ondernemers nog niet is afgerond en er ook nog geen
structurele controleacties hebben plaatsgevonden. De Belastingdienst werkt
op dit moment aan een aanpak om de risico’s in beeld te krijgen en beter
te beheersen.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
J. P. H. Donner