31 341
Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout, 2006; Genève, 27 januari 2006

A
nr. 1
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitters van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 februari 2008

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 5 februari 2008.

De wens dat het verdrag aan de uitdrukkelijke goedkeuring van de Staten-Generaal wordt onderworpen kan door of namens één van de Kamers of door ten minste vijftien leden van de Eerste Kamer dan wel dertig leden van de Tweede Kamer te kennen worden gegeven uiterlijk op 6 maart 2008.

Overeenkomstig het bepaalde in artikel 2, eerste lid, en artikel 5, eerste lid, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen, de Raad van State gehoord, heb ik de eer u hierbij ter stilzwijgende goedkeuring over te leggen de op 27 januari 2006 te Genève totstandgekomen Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout, 2006 (Trb. 2006, 213).

Een toelichtende nota bij het verdrag treft u eveneens hierbij aan.

De goedkeuring wordt alleen voor Nederland gevraagd.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Het advies van de Raad van State wordt niet openbaar gemaakt, omdat het zonder meer instemmend luidt (artikel 25a, vijfde lid j° vierde lid, onder b, van de Wet op de Raad van State).

TOELICHTENDE NOTA

I. Inleiding

Op 27 januari 2006 is in Genève onder auspiciën van de Conferentie van de Verenigde Naties voor Handel en Ontwikkeling (United Nations Conference on Trade and Development, UNCTAD) de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout, 2006 vastgesteld. Hierover is de Tweede Kamer der Staten-Generaal bij brief van 15 maart 2006 door de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit geïnformeerd (Kamerstukken II 2005/06, 21 501-32, nr. 160).

Het verdrag vervangt de op 26 januari 1994 eveneens te Genève tot stand gekomen Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout, 1994 (Trb. 1995, 194), welke weer een continuering is van de eerste Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout uit 1983 (totstandgekomen op 18 november 1983 te Genève, Trb. 1984, 82). Het verdrag van 1994 is op 1 januari 1997 in werking getreden, en is daarna voor een periode van drie jaar verlengd tot 31 december 2006, en aansluitend tot aan de inwerkingtreding van het nieuwe verdrag. Hiermee is de maximale werkingsduur en verlenging van die Overeenkomst gerealiseerd, waardoor een nieuw verdrag nodig is om de afspraken die in de Overeenkomst waren neergelegd te continueren. De belangrijkste overweging voor het aangaan van de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout, 2006 is dan ook het behoud van de op basis van de vorige Overeenkomsten verkregen voordelen van internationale samenwerking ter bevordering van de handel in tropisch hout uit legaal en duurzaam beheerde bossen, alsmede van duurzaam beheer van houtproducerende tropische bossen. Daarbij staat de strijd tegen de handel in illegaal geoogst hout centraal. Omdat het verdrag aldus tot doel heeft de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout, 1994 te continueren, is ervoor gekozen om het ter stilzwijgende goedkeuring voor te leggen aan het Parlement.

Het verdrag van 2006 is op hoofdlijnen inhoudelijk gelijk gebleven aan het verdrag van 1994. In het verdrag zijn bovenomschreven doelstellingen uitgewerkt in subdoelen, waaronder het bevorderen van de forumfunctie van de Internationale Organisatie voor tropisch hout (International Tropical Timber Organisation; ITTO), het versterken van de duurzame ontwikkeling, onderzoek en informatie-uitwisseling. Nieuwe subdoelen zijn onder andere:

– het leveren van een bijdrage aan de bestrijding van armoede;

– versterking van de capaciteit van leden van de ITTO voor het verzamelen, verwerken en verspreiden van statistische gegevens over hun handel in hout en duurzaam beheer van hun tropische bossen;

– versterking van de handhavingscapaciteit en beter bestuur (governance) van leden teneinde op te treden tegen de illegale houtkap en daarmee samenhangende handel;

– het aanmoedigen van de uitwisseling van informatie met het oog op een beter inzicht in op vrijwilligheid gebaseerde mechanismen als certificatie.

De Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout, 2006 is met voornoemde wijzigingen aanmerkelijk groener en socialer van aard dan de Overeenkomst uit 1994.

Het verdrag treedt in werking op 1 februari 2008 indien op die datum het minimum aantal landen dat het verdrag definitief moet hebben bekrachtigd is gehaald, of anders op de datum dat dit aantal wordt gehaald. Het verdrag kan vanaf 1 februari 2008 bovendien voorlopig in werking treden zodra 10 producerende landen met gezamenlijk ten minste 50 procent van de stemmen van producerende landen, alsmede zeven verbruikende landen voor zover zij gezamenlijk ten minste 50% van het mondiale importvolume van tropisch hout vertegenwoordigen, zijn toegetreden of hebben aangegeven het verdrag voorlopig toe te passen. De looptijd van het verdrag bedraagt 10 jaar, waarna het verdrag eenmaal met vijf jaar en eenmaal met drie jaar kan worden verlengd.

In het navolgende zal achtereenvolgens aandacht worden geschonken aan het functioneren van het verdrag uit 1994 (hoofdstuk II), de relatie van de ITTO met andere internationale bosseninstrumenten en de Nederlandse inzet daarin (hoofdstuk III), het verloop van de onderhandelingen om te komen tot het verdrag uit 2006 (hoofdstuk IV), een artikelsgewijze toelichting (hoofdstuk V), de rol van Nederland (hoofdstuk VI), de bevoegdheidsverdeling tussen de Europese Gemeenschap en de lidstaten (hoofdstuk VII) en de Koninkrijkspositie (hoofdstuk VIII).

II. Het functioneren van de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout, 1994

De Internationale Overeenkomst inzake Tropische Hout uit 1994 vormt een belangrijk internationaal kader voor het reguleren van de handel in hout afkomstig uit tropische bossen en voor het bevorderen van een duurzaam beheer van tropische bossen. Het verdrag legt de grondslag voor de ITTO, die krachtens het verdrag is gevestigd in Yokohama, Japan. Het secretariaat bestaat uit circa 35 medewerkers onder leiding van een Executive Director. Het secretariaat is hoog gekwalificeerd en geeft op efficiënte wijze vorm aan de uitvoering van haar taken.

Bij het verdrag zijn medio 2007 60 landen aangesloten, waaronder alle grote tropisch hout exporterende en importerende landen. Zij vertegenwoordigen gezamenlijk circa 80 % van het areaal tropisch bos in de wereld en nemen 90% van de wereldhandel in tropisch hout voor rekening. Vertegenwoordigers van de landen komen twee keer per jaar bijeen in de Internationale Tropisch Hout Raad, in het voorjaar meestal in een producentenland en in het najaar ter zetel van de ITTO in Yokohama. In de periode 1985 tot medio 2007 zijn er 42 bijeenkomsten van de Raad geweest.

Het brede draagvlak voor het verdrag en de ITTO leidt tot een nagenoeg volledig beeld van de omvang, aard, ontwikkelingen en marktprijzen in de handel van tropisch hout, uitgesplitst naar rondhout, gezaagd hout, plaatmateriaal en fineer. Samen met de Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde Naties houdt de ITTO daarnaast actief bij hoe het areaal aan natuurlijk bos, half-natuurlijk bos en plantages in de tropen zich ontwikkelt en hoe dit bos beheerd wordt. De gegevens worden breed beschikbaar gesteld in periodieke publicaties die een brede verspreiding kennen.

Het bijhouden en publiceren van deze kerngegevens vormt een belangrijke basis voor de beleidsdialoog die in de Raad plaatsvindt. Bij de Overeenkomst van 1983 was deze in belangrijke mate gericht op achterliggende motieven met betrekking tot de ontwikkeling van de productie, verwerking, handel en consumptie van tropisch hout. In de loop der jaren is daar echter langzaam maar zeker een beleidsdialoog bijgekomen die gericht is op het beheer van het tropisch bos. Mede als gevolg van de Conferentie voor Milieu en Ontwikkeling van de Verenigde Naties in 1992 in Rio de Janeiro, Brazilië, is in de Overeenkomst van 1994 het belang van duurzame ontwikkeling en duurzaam bosbeheer expliciet verankerd. De aandacht voor deze thema’s in het kader van het verdrag heeft zich de laatste jaren verder ontwikkeld, mede onder initiatieven van consumentenlanden. In de onderhandelingsronde die heeft geleid tot de Overeenkomst van 2006 wordt de aandacht voor duurzaamheid en de aanpak van illegaliteit verankerd. Met name de onderkenning van de noodzaak om te komen tot internationale samenwerking om de illegale kap en handel aan te pakken is van grote betekenis. Het is voor het eerst dat deze thematiek in een verdrag wordt verankerd. Deze doelstelling wordt geoperationaliseerd in het tweejaarlijkse actieplan van de ITTO.

Uniek aan de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout is dat het niet alleen het belang van de opbouw van capaciteit in producentenlanden omvat, maar tevens de basis legt voor een geavanceerd mechanisme voor het leveren van projectsteun aan tropische landen door de ITTO zelve. Bij de Overeenkomst aangesloten landen worden uitgenodigd op vrijwillige basis bijdragen te leveren aan de fondsen die onder de verantwoordelijkheid van het secretariaat zijn gesteld ter financiering van projecten. De afgelopen 20 jaar zijn in het kader van het verdrag aldus meer dan 750 projecten met een totaalbedrag van nagenoeg 300 miljoen Amerikaanse dollars ondersteund. De grootste donoren zijn Japan, Zwitserland en de Verenigde Staten, gevolgd door een aantal landen waaronder Nederland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Finland, Noorwegen en Zuid-Korea.

Al met al ligt de betekenis van het verdrag in de grote maatschappelijke en politieke relevantie van de doelstellingen inzake duurzaam tropisch bosbeheer en de verantwoorde handel in tropisch hout, die vorm krijgen via een unieke combinatie van regulier overleg van nagenoeg alle relevante landen, een gerichte dialoog over beleid, een professioneel secretariaat, inzichtelijke statistieken en een substantiële projectenportfolio.

III. De relatie van de Internationale Organisatie voor tropisch hout met andere internationale bosseninstrumenten en de Nederlandse inzet daarin

Nederland zet zich van oudsher in voor een duurzaam beheer van ’s werelds bossen. Zo is ons land in het kader van het Regeringsstandpunt Tropisch Regenwoud (Kamerstukken II 1990–91, 21 517, nrs. 2–3) uitgegroeid tot een van de grootste bilaterale en multilaterale donoren op het gebied van bosbeheer. Deze aandacht richtte zich tot voor kort vooral op het versterken van beheersmechanismen aan de aanbodzijde van de handelsketen in tropisch hout. Sinds een aantal jaren is er echter in toenemende mate aandacht voor de rol van consumenten in het instandhouden van niet-duurzame praktijken elders ter wereld. Dit heeft zich met name vertaald in een intensieve discussie over de waarde van verschillende certificeringsystemen voor duurzaam bosbeheer.

Het internationale bossendossier kenmerkt zich door een groot aantal elkaar deels overlappende processen. Niet minder dan 14 verschillende organisaties en fora, verenigd in het Collaborative Partnership on Forests, houden zich bezig met deelaspecten op het gebied van bosbouw. Zij doen dit veelal vanuit hun eigen specifieke invalshoek. Zo benadert het Verdrag inzake biologische diversiteit (totstandgekomen op 5 juni 1992 te Rio de Janeiro, Trb. 1992, 164) bossen als bron van biodiversiteit, en zien het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake klimaatverandering (totstandgekomen op 9 mei 1992 te New York, Trb. 1992, 189) en het bijbehorende Kyoto Protocol (totstandgekomen op 11 december 1992, Trb. 1998, 170) bossen vooral als opslagplaats van koolstof. De Voedsel- en Landbouworganisatie van de Verenigde naties beschouwt bossen vanuit het standpunt van armoedebestrijding.

De Nederlandse inzet in de internationale bossendialoog richt zich de afgelopen jaren op vier belangrijke fora en organisaties. Dit zijn:

1) Het United Nations Forum on Forests dat streeft naar een multilateraal uitonderhandelde oplossing voor het probleem van de wereldwijde ontbossing;

2) Het bovengenoemde Verdrag inzake biologische diversiteit (1992) dat een ambitieus werkprogramma op het gebied van bossen kent dat door de leden in eigen land uitgevoerd dient te worden;

3) Het EU Forest Law Enforcement Governance and Trade (FLEGT) actie plan (Brussel 21 mei 2003, COM (2003) 251 final) waarmee de Europese Unie haar rol in de handel in illegaal hout aanpakt en het internationale debat over deze handel op scherp zet;

4) De ITTO, als «werkorganisatie» waarin de wisselwerking tussen beleidsformulering en projectimplementatie centraal staat.

Naar verwachting zal de komende jaren ook het klimaatdossier een belangrijke plaats gaan innemen aangezien dit een bron van financiering voor duurzaam bosbeheer kan gaan vormen.

De ITTO kenmerkt zich door een naar internationale maatstaven directe uitwisseling van gezichtpunten tussen de consumenten- en producentenlanden en tussen vertegenwoordigers van de NGO’s en het bedrijfsleven. Een aantal producentenlanden heeft van diagnostische missies gebruik gemaakt om het eigen bossenbeleid kritisch door te lichten. Een sterk punt van de ITTO is voorts dat haar werk vaak praktisch relevant is, waardoor de dagelijkse problemen bij het beheer van tropische bossen duidelijk naar voren komen en het niet blijft steken in abstracte richtlijnen die ver boven de hoogste kruinen van het bos uitstijgen.

Dit wordt versterkt door de uitwisseling tussen beleidsformulering en projectuitvoering die het werk van de ITTO kenmerkt. Het binnen de ITTO geformuleerde beleid beïnvloedt projectvoorstellen welke door de lidstaten worden ingediend. De ervaringen met deze projecten vormen via ex-post evaluaties weer inbreng ten behoeve van de beleidscyclus. Zo heeft de ITTO in de jaren ’80 en ’90 een toonaangevende rol gespeeld in het debat over criteria en indicatoren voor duurzaam bosbeheer en daarmee de certificering van tropische bossen aangezwengeld. In de afgelopen jaren heeft de ITTO zich geprofileerd doordat zij afspraken, gemaakt in het kader van CITES en het klimaatverdrag, verder uitwerkt en actief inzet op het legaal hout/legaal bosbeheer dossier. Daarnaast zet de ITTO zich in voor grensoverschrijdende biodiversiteitbescherming en de exploitatie van niet-hout bosproducten ten behoeve van duurzame economische ontwikkeling van de lokale bevolking.

IV. Het verloop van de onderhandelingen

Zoals ook eerder het geval was vonden de recente onderhandelingsrondes plaats onder auspiciën van de United Nations Conference on Trade and Development (UNCTAD). Voordat de onderhandelingen van start gingen is een aantal informele bijeenkomsten gehouden in het kader van de Overeenkomst van 1994. Landen gaven daar te kennen op hoofdlijnen tevreden te zijn met de werking van het verdrag en de ITTO, waarmee ook de bestaande verdragstekst als basis voor het nieuwe verdrag kon dienen. Tegelijk werd geconstateerd dat het van belang was het verdrag aan te passen aan de tegenwoordige werkpraktijk in de Raad, alsmede aan een aantal nieuwe ontwikkelingen.

Op basis van de resultaten van deze informele bijeenkomsten vonden de feitelijke onderhandelingen plaats op het UNCTAD hoofdkantoor te Genève. De vier benodigde onderhandelingsrondes vonden plaats van 26 tot 30 juli 2004, van 14 tot 18 februari 2005, van 27 juni tot 1 juli 2006 en van 16 tot 27 januari 2006. De slottekst van het verdrag werd op 27 januari met consensus vastgesteld.

Nederland heeft via de Europese Unie actief bijgedragen aan de onderhandelingen. Voor Nederland waren in het bijzonder van belang: de onderkenning van het belang van het verdrag voor armoedebestrijding, het opnemen van een doelstelling gericht op de aanpak van illegale kap en handel van tropisch hout, en het introduceren van de mogelijkheid van programmatische financiering. De uiteindelijk overeengekomen teksten stemmen naar volle tevredenheid.

V. Artikelsgewijze toelichting

Vergeleken met de Overeenkomst van 1994, betreffen de aanpassingen met betrekking tot de werking van de Internationale Raad met name:

– aanpassing van de contributie en de daarbij behorende stemverdeling tussen consumentenleden van de Internationale Raad voor tropisch hout, het hoogste orgaan van de ITTO (artikel 10, vierde en vijfde lid), met het oog op de toegenomen rol van China, inmiddels de grootste importeur van tropisch hout;

– de opstelling van een tweejaarlijks actieplan voor beleidsactiviteiten, prioriteiten en thematische programma’s waarin de doelstellingen van het verdrag geoperationaliseerd worden (artikel 24, derde lid);

– het opsplitsen van het administratieve budget van de ITTO, in een deel gericht op materiële kosten van het Secretariaat en een deel ten behoeve van beleidsmatige activiteiten van de Raad. Kanttekening is dat de consumentenlanden een hoger aandeel in de administratieve kosten voor hun rekening zullen moeten nemen onder het nieuwe verdrag, waarmee enigszins wordt afgeweken van de 50–50 verdeling tussen producenten- en consumentenlanden uit de Overeenkomst van 1994. Daar staat tegenover dat nu ook producentenlanden bijdragen aan de kosten van beleidsmatige activiteiten, die onder de Overeenkomst 1994 op vrijwillige basis door consumentenlanden worden betaald. De behoefte aan financiering van beleidsmatige activiteiten is groeiende. Voorbeelden daarvan zijn richtlijnen voor herstel van bos, het hanteren van criteria en indicatoren voor duurzaam bosbeheer en het meerjarenplan van de ITTO (artikel 19);

– het schrappen van de gedetailleerde takenlijsten van comités van de ITTO (artikel 26, derde lid), die door de Raad kunnen worden vastgesteld en waar nodig aangepast aan nieuwe ontwikkelingen;

– het versterken van het werk van de Commissie inzake economie, statistiek en marktonderzoek (artikel 26, eerste lid), alsmede het versterken van de rapportages over kwesties inzake bosbeheer, waaronder standaardisaties en technische hulp aan ontwikkelingslanden in dat kader (artikel 29);

– de mogelijkheid van het voorleggen van klachten tegen een lid aan de Raad (artikel 31):

– de werkingsduur van het verdrag (artikel 44).

Aanpassingen die tegemoet komen aan recente ontwikkelingen betreffen met name:

– het versterken van de betekenis van het verdrag voor armoedebestrijding in het kader van de Millenium Development Goals (artikel 1, onder c);

– het vergroten van de bijdrage aan internationale samenwerking met betrekking tot de aanpak van de illegale kap en handel in tropisch hout (artikel 1, onder k en n);

– het opnemen van de mogelijkheid voor programmatische financiering, naast de financiering van individuele projecten, door het instellen van een rekening voor thematische programma’s, die door de Raad worden vastgesteld op basis van prioriteiten inzake beleid en projecten (artikel 20).

De Bijlagen A en B bij het verdrag bevatten deels feitelijke gegevens in relatie tot artikel 2 van het verdrag, deels indicatieve gegevens bij artikel 10. Eventuele wijzigingen van deze Bijlagen behoeven op grond van artikel 7, onderdeel f, van de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen geen parlementaire goedkeuring, tenzij de Staten-Generaal zich thans het recht tot goedkeuring ter zake voorbehouden.

VI. De verantwoordelijkheden, inzet en financiële verplichtingen van Nederland

De verantwoordelijkheden van de partijen bij het Verdrag uit 1994 vielen uiteen in de verplichte financiële bijdrage en de verplichting handelsdata te verstrekken. Onder de Overeenkomst uit 1994 droeg Nederland naar rato van haar aandeel in de handel in tropisch hout bij aan het administratieve budget van het verdrag. De gegevens werden jaarlijks aangepast aan de hand van geactualiseerde handelsstatistieken. De Nederlandse contributie maakt onderdeel uit van de begroting van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en wordt betaald uit HGIS middelen. In 2007 bedroeg de verplichte contributie ca. 57,000 Euro. Daarnaast verstrekte Nederland sinds 2000 in totaal 940 000 Euro aan vrijwillige projectondersteuning.

De Europese Unie zal overigens de verplichte contributie van haar lidstaten voor haar rekening nemen met ingang van de Overeenkomst van 2006. De mogelijkheid om vrijwillige bijdragen te leveren aan projecten en activiteiten van de ITTO blijft uiteraard bestaan.

Artikel 27 stipuleert dat de leden gehouden zijn jaarlijks informatie te verstrekken ten aanzien van hun productie en handel in tropisch hout alsmede de staat van hun bosbeheer. In de praktijk wordt hiertoe de Joint Forest Sector Questionnaire gebruikt, een gestandaardiseerde vragenlijst welke gezamenlijk door de ITTO, de United Nations Economic Commission for Europe, de Voedsel- en Landbouworganisatie en Eurostat wordt uitgegeven. Deze gegevens stellen de ITTO in staat jaarlijks het Annual Review and Assessment of the World Timber Situation en het vijfjaarlijkse Status of Tropical Forest Management te publiceren.

VII. Europese aspecten en bevoegdheidsverdeling tussen EG en lidstaten

Zoals hiervoor vermeld was er sprake van een hechte samenwerking binnen de Europese Unie bij de onderhandelingen over het nieuwe verdrag, zoals ook in de Internationale Tropisch Hout Raad door de Europese Gemeenschap en de aangesloten lidstaten nauw wordt samengewerkt. De samenwerking is enerzijds gegrondvest in het gegeven dat de EU een groot importeur is van tropisch hout, dat na binnenkomst vrij kan worden verhandeld en verwerkt op de gemeenschappelijke markt. Hier ligt een belangrijke coördinerende taak voor de Europese Commissie. Anderzijds kenmerkt het verdrag zich door een evenzo grote aandacht voor milieubeheer en ontwikkelingssamenwerking, thema’s waar de lidstaten en de Europese Commissie vanuit hun specifieke mandaten en verantwoordelijkheden eveneens nauw samenwerken.

De Europese Gemeenschap zal toetreden tot de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout, 2006. Op 26 september 2007 is besluit nr. 2007/648/EG van de Raad van de Europese Unie betreffende de ondertekening, namens de Europese Gemeenschap, en de voorlopige toepassing van de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout van 2006 vastgesteld. Het besluit tot definitieve goedkeuring van het verdrag is aan het Europees Parlement voorgelegd en wordt naar verwachting begin 2008 vastgesteld. Het besluit krijgt twee rechtsgrondslagen. Omdat het verdrag op handel in tropisch hout ziet, is ten eerste artikel 133 inzake de gemeenschappelijke handelspolitiek, in samenhang met artikel 300, tweede lid, van het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap (EG-verdrag) van toepassing. Maar omdat het akkoord tevens bescherming van het milieu, via duurzaam beheer ter bescherming van tropische houtsoorten, tot doel heeft, is ten tweede artikel 175 van het EG-verdrag, dat betrekking heeft op het beleid inzake milieu, van toepassing. Nu heeft de Europese Commissie exclusieve bevoegdheid om namens de Europese Gemeenschap op te treden op het terrein van de handelspolitiek. Ten aanzien van milieu bestaat daarentegen een gedeelde bevoegdheid tussen de Europese Gemeenschap en de lidstaten. Daarom zullen zowel de Europese Gemeenschap als de lidstaten toetreden.

Artikel 36, derde lid, van de Internationale Overeenkomst inzake tropisch hout, 2006 bepaalt dat de Europese Gemeenschap verklaart wat de aard en omvang van haar bevoegdheden met betrekking tot de onder de Overeenkomst vallende aangelegenheden zijn. In lijn met het bovenstaande zal de Europese Gemeenschap verklaren dat zij exclusieve bevoegdheid heeft inzake handelspolitiek. Zij zal tevens verklaren dat bevoegdheden op het terrein van milieu en ontwikkelingssamenwerking met de lidstaten worden gedeeld. Een en ander betekent dat Nederland uitsluitend op deze terreinen stemrecht in de ITTO zal kunnen uitoefenen. De verklaring wordt eveneens vastgesteld bij bovengenoemde toetredingsbesluit.

Tot slot wordt bij het toetredingsbesluit een verklaring van de Raad van de Europese Unie inzake de betaling van de verplichte contributie van lidstaten door de Europese Gemeenschap gevoegd. Daarin geeft de Raad onder andere aan dat deze betaling geen gevolgen heeft voor de bevoegdheidsverdeling tussen de Europese Gemeenschap en lidstaten ten aanzien van de Overeenkomst.

VIII. Koninkrijkspositie

Het verdrag zal evenals de verdragen van 1983 en 1994, wat het Koninkrijk betreft, alleen voor Nederland gelden.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

G. Verburg

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Naar boven