nr. 5
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 20 december
2007 en het nader rapport d.d. 30 januari 2008, aangeboden aan de Koningin
door de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Het advies
van de Raad van State is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 29 november 2007, no. 07.003874, heeft
Uwe Majesteit, op voordracht van de staatssecretaris van Volksgezondheid,
Welzijn en Sport, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het
voorstel van wet tot wijziging van artikel 3 van de Wet uitkeringen burger-oorlogsslachtoffers
1940–1945 in verband met het schrappen van de territorialiteitseis,
met memorie van toelichting.
Het wetsvoorstel strekt ertoe de eis dat belanghebbenden met een Nederlandse
nationaliteit in Nederland dienen te wonen om voor een in de Wet uitkeringen
burger-oorlogsslachtoffers 1940–1945 geregelde voorziening in aanmerking
te komen, te schrappen, nu het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen
in het arrest in de zaak Tas-Hagen1 heeft geoordeeld
dat deze eis in strijd is met artikel 18 van het EG-verdrag.
De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar
maakt een opmerking met betrekking tot het overgangsrecht. Hij is van oordeel
dat in verband daarmee aanpassing van het voorstel wenselijk is.
1. Artikel II van het voorstel bepaalt dat op een aanvraag van een
binnen de Eropese Unie woonachtige belanghebbende vanaf 26 oktober
2006 met inachtneming van de gewijzigde bepalingen een besluit wordt genomen.
Op een aanvraag vóór die datum blijft het woonplaatsvereiste
voor deze groep derhalve van toepassing. In de memorie van toelichting wordt
gesteld dat voor belanghebbenden binnen de Unie het arrest vanaf 26 oktober
2006 de juridische basis is voor een aanspraak op een uitkering.
Het arrest van het Hof van Justitie stelt vast dat artikel 18, eerste
lid, EG zich verzet tegen het woonplaatsvereiste in de onderhavige wet. Een
prejudiciële uitspraak inzake de interpretatie van het Gemeenschapsrecht
werkt ex tunc. Alleen bij uitzondering beperkt het Hof in de uitspraak zelf,
gelet op de bijzondere omstandigheden, de terugwerkende kracht van zijn uitspraak
in de tijd. In het arrest in de zaak Tas-Hagen heeft het Hof geen beperking
in de tijd aangebracht, zodat moet worden vastgesteld dat de strijdigheid
reeds bestond vóór de datum van het arrest van het Hof.2 Uit de jurisprudentie van het Hof blijkt voorts dat het
aan de lidstaten zelf is om procedureregels vast te stellen, en dat die procedureregels,
zoals het beginsel van formele rechtskracht, de termijn voor het instellen
van bezwaar en beroep, beperkingen van de uitoefening van rechten mee kunnen
brengen. Dit neemt niet weg dat hierbij de beginselen van non-discriminatie
en doeltreffendheid in acht dienen te worden genomen.1 De nu voorgestelde overgangsmaatregel, gericht op het aanbrengen van
een beperking in de tijd voldoet hieraan niet, omdat deze maatregel belanghebbenden
die ten tijde van hun aanvraag geen woonplaats in Nederland hadden, anders
behandelt dan degenen die ten tijde van de aanvraag in Nederland woonachtig
waren, en omdat de overgangsmaatregel aldus het effectueren van uitkeringsaanspraken
op basis van EG-recht, indien de aanvraag dateert van voor 26 oktober
2006, onmogelijk maakt.
De Raad adviseert daarom artikel II te schrappen.
2. Voor een redactionele kanttekening verwijst de Raad naar de bij
het advies behorende bijlage.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 29 november
2007, no. 07.003874, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies
inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 20 december 2007, nr. W13.07.0441/l, bied ik U
hierbij aan.
In overeenstemming met het advies van de Raad van State is artikel II
geschrapt. Voorts is de redactionele kanttekening verwerkt.
De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden
aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat met het vorenstaande rekening
zal zijn gehouden.
De Vice-President van de Raad van State,
H. D. Tjeenk Willink
Ik moge U verzoeken het hierbij gevoegde gewijzigde voorstel van wet en
de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal
te zenden.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
M. Bussemaker
Bijlage bij het advies van de Raad van State betreffende no. W13.07.0441/I
met een redactionele kanttekening die de Raad in overweging geeft.
– In de aanhef van artikel I de voetnoot verwijderen (zie ook aanwijzing
230 van de Aanwijzingen voor de regelgeving).