nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN
MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 oktober 2008
Tijdens de plenaire vergadering van 9 september 2008, bij de behandeling
van het wetsvoorstel wijziging van de Wet milieubeheer (afvalstoffen)1, heb ik toegezegd uw Kamer schriftelijk te zullen informeren
over een tweetal vragen. Hierbij zend ik u de antwoorden op die vragen.
In de eerste plaats betreft het de vraag van het lid Vietsch naar de mogelijke
risico’s op kwaliteitsverslechtering van compost, nu het bij dit wetsvoorstel
mogelijk wordt gemaakt om ook incontinentiemateriaal of luiers met het gft-afval
in te zamelen. In het bijzonder over medicijnen die in het incontinentiemateriaal
kunnen zitten en de mogelijkheid dat deze in de voedselketen terecht kunnen
komen.
De kwaliteit van compost wordt voor een groot deel bepaald door het ingangsmateriaal
en het composteerproces. In het uitvoeringsbesluit Meststoffenwet2 worden eisen gesteld aan de maximale waarden voor zware
metalen in compost. Door deze milieukundige eisen, wordt een zekere minimale
kwaliteit voor compost geborgd. Daarnaast is compost uit gft-afval onderhevig
aan zowel proceseisen als microbiologische normen uit de Europese Verordening
Dierlijke Bijproducten3. De proceseisen daarin
betreffen eisen aan de maximale deeltjesgrootte van compost (12 mm) en een
minimumtemperatuur van 70°C gedurende 60 minuten tijdens het proces. De
microbiologische normen betreffen maximum waarden voor salmonellabacteriën
en Enterobacteriaceae.
Al deze eisen tezamen zorgen ervoor dat er een zekere kwaliteit van compost
is gewaarborgd. Verwacht wordt dat als gevolg van het composteringsproces
en de genoemde eisen het composteren van luiers en incontinentiemateriaal
leidt tot verwaarloosbare risico’s voor de gezondheid van mens, dier
en plant of het milieu.
Tot slot heb ik ook toegezegd uw Kamer schriftelijk te zullen informeren
over de uitvoering van motie nr. 30 169 nr. 23 van het lid Poppe over afbreekbare kunststoffen, die is besproken in het kader van duurzaam
inkoopbeleid1.
Ik heb uw Kamer tijdens het Algemeen Overleg op 26 juni 2008 geïnformeerd
over de uitvoering van deze motie en heb toen aangegeven dat de Europese richtlijn
verpakkingen de mogelijkheden om bioplastics te bevorderen beperkt. Ik heb
toegezegd om door SenterNovem te laten onderzoeken welke juridische mogelijkheden
er zijn om bij de herziening van de eisen rond duurzaam inkoopbeleid de mogelijkheid
op te nemen om bij aanbesteding een voorkeur voor biologisch afbreekbare kunststof
uit te spreken. De herziening zal begin 2009 plaatsvinden.
Ik zal uw Kamer zo mogelijk komende maand informeren over de voortgang
van het programma duurzaam inkopen in meer algemene zin.
De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
J. M. Cramer
XNoot
1TK, vergaderjaar 2007–2008, 31 337, nr. 2.
XNoot
2Besluit van 9 november 2005, houdende ter uitvoering van de Meststoffenwet
(Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet), Stb. 2005, 645, zoals laatstelijk gewijzigd
bij Stb. 2007, 519.
XNoot
3Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002
tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke
consumptie bestemde dierlijke bijproducten, nr 1774/2002/EG.