31 337
Wijziging van de Wet milieubeheer (enkele wijzigingen betreffende afvalstoffen)

nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 oktober 2008

Tijdens de plenaire vergadering van 9 september 2008, bij de behandeling van het wetsvoorstel wijziging van de Wet milieubeheer (afvalstoffen)1, heb ik toegezegd uw Kamer schriftelijk te zullen informeren over een tweetal vragen. Hierbij zend ik u de antwoorden op die vragen.

In de eerste plaats betreft het de vraag van het lid Vietsch naar de mogelijke risico’s op kwaliteitsverslechtering van compost, nu het bij dit wetsvoorstel mogelijk wordt gemaakt om ook incontinentiemateriaal of luiers met het gft-afval in te zamelen. In het bijzonder over medicijnen die in het incontinentiemateriaal kunnen zitten en de mogelijkheid dat deze in de voedselketen terecht kunnen komen.

De kwaliteit van compost wordt voor een groot deel bepaald door het ingangsmateriaal en het composteerproces. In het uitvoeringsbesluit Meststoffenwet2 worden eisen gesteld aan de maximale waarden voor zware metalen in compost. Door deze milieukundige eisen, wordt een zekere minimale kwaliteit voor compost geborgd. Daarnaast is compost uit gft-afval onderhevig aan zowel proceseisen als microbiologische normen uit de Europese Verordening Dierlijke Bijproducten3. De proceseisen daarin betreffen eisen aan de maximale deeltjesgrootte van compost (12 mm) en een minimumtemperatuur van 70°C gedurende 60 minuten tijdens het proces. De microbiologische normen betreffen maximum waarden voor salmonellabacteriën en Enterobacteriaceae.

Al deze eisen tezamen zorgen ervoor dat er een zekere kwaliteit van compost is gewaarborgd. Verwacht wordt dat als gevolg van het composteringsproces en de genoemde eisen het composteren van luiers en incontinentiemateriaal leidt tot verwaarloosbare risico’s voor de gezondheid van mens, dier en plant of het milieu.

Tot slot heb ik ook toegezegd uw Kamer schriftelijk te zullen informeren over de uitvoering van motie nr. 30 169 nr. 23 van het lid Poppe over afbreekbare kunststoffen, die is besproken in het kader van duurzaam inkoopbeleid1.

Ik heb uw Kamer tijdens het Algemeen Overleg op 26 juni 2008 geïnformeerd over de uitvoering van deze motie en heb toen aangegeven dat de Europese richtlijn verpakkingen de mogelijkheden om bioplastics te bevorderen beperkt. Ik heb toegezegd om door SenterNovem te laten onderzoeken welke juridische mogelijkheden er zijn om bij de herziening van de eisen rond duurzaam inkoopbeleid de mogelijkheid op te nemen om bij aanbesteding een voorkeur voor biologisch afbreekbare kunststof uit te spreken. De herziening zal begin 2009 plaatsvinden.

Ik zal uw Kamer zo mogelijk komende maand informeren over de voortgang van het programma duurzaam inkopen in meer algemene zin.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer


XNoot
1

TK, vergaderjaar 2007–2008, 31 337, nr. 2.

XNoot
2

Besluit van 9 november 2005, houdende ter uitvoering van de Meststoffenwet (Uitvoeringsbesluit Meststoffenwet), Stb. 2005, 645, zoals laatstelijk gewijzigd bij Stb. 2007, 519.

XNoot
3

Verordening van het Europees Parlement en de Raad van 3 oktober 2002 tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten, nr 1774/2002/EG.

XNoot
1

TK 71 p. 4955.

Naar boven