Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 31335 nr. 8 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2007-2008 | 31335 nr. 8 |
Vastgesteld 18 juni 2008
De vaste commissie voor de Rijksuitgaven1 de vaste commissie voor Europese Zaken2, de vaste commissie voor Financiën3 en de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit4 hebben op 5 juni 2008 overleg gevoerd met minister Bos van Financiën over:
– het EU-trendrapport 2008 van de Algemene Rekenkamer van 7 februari 2008 (31 335, nrs. 1–2);
– de brief van de minister van Financiën van 25 april 2008, houdende de antwoorden op de vragen over het EU-trendrapport van de Algemene Rekenkamer (31 335, nr. 3);
– de brief van de Algemene Rekenkamer van 20 mei 2008, houdende de antwoorden op de vragen over het EU-trendrapport (31 335, nr. 4);
– de brief van de minister van Financiën van 28 mei 2008, houdende de Nationale Verklaring 2007 (31 335, nr. 5);
– de brief van de Algemene Rekenkamer, houdende het rapport van de Algemene Rekenkamer bij de Nederlandse EU-lidstaatverklaring 2007 (31 335, nrs. 6–7);
– de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken van 28 april 2008 inzake de versterking van de positie van de Europese Rekenkamer (21 501-07, nr. 607).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand beknopt verslag uit.
Vragen en opmerkingen uit de commissies
De heer De Nerée tot Babberich (CDA) vindt het onaanvaardbaar dat er bij de besteding van de EU-middelen twijfels bestaan over de rechtmatigheid van 61 mld. van de 100 mld. uitgaven. Hoe zou de minister zich voelen als 61% van de rijksbegroting een foutenpercentage van meer dan 2 zou bevatten? Bovendien heeft 47% daarvan ook nog eens een foutenpercentage van meer dan 5. Gelukkig is in Nederland de jaarrekening op orde. Daarvoor verdient het kabinet een compliment. De minister heeft in februari 2008 op verzoek van vrijwel alle fracties in Brussel geweigerd om in te stemmen met de verlening van decharge. Ook daarvoor verdient hij een compliment.
De Algemene Rekenkamer heeft geconstateerd dat binnen de EU het streven naar verbetering van de verantwoording over de besteding van EU-gelden in de lidstaten nog maar beperkt actief wordt ondersteund door Europese organen. De indruk bestaat dat de Europese Commissie in het overkoepelende Syntheseverslag vrijwel alles uitsluit en vervolgens verklaart dat de bestaande interne controlesystemen redelijke zekerheid geven over de rechtmatige besteding van EU-gelden.
Het vertrouwen van de burger in Europa staat op het spel. Is het überhaupt nog mogelijk om op basis van de huidige EU-regelgeving met betrekking tot rapportage- en controlemomenten op een goede wijze verantwoording af te leggen over de verschillende geldstromen? Moet daar niet op korte termijn verandering in komen? Het kabinet houdt een verandering op korte termijn af, omdat de rapportage- en controlemomenten voor de verschillende geldstromen vastliggen in de wetgeving voor de periode 2007–2013. Moet er dan maar doorgemodderd worden tot 2013?
Naar verluidt komt er meer steun van andere landen, en met name ook van het Europees Parlement, om de Commissie geen decharge meer te verlenen als de Europese Rekenkamer volgend jaar voor de veertiende keer geen goedkeurende verklaring kan afgeven. Wat zal het gevolg zijn van een standvastige houding van het Europees Parlement? Kunnen geldstromen worden stopgezet naar de landen die het niet zo nauw nemen met de verantwoording van gemeenschapsgeld?
De Algemene Rekenkamer heeft geconstateerd dat Nederland met de publicatie van de eerste nationale verklaring een belangrijke stap heeft gezet in de richting van de versterking van de verantwoording over de besteding van de EU-gelden in Nederland. Momenteel heeft de lidstaatverklaring alleen betrekking op de besteding van landbouwgelden. Wanneer wordt de toezegging van de minister uit 2006 om meer Europese geldstromen onder de nationale verklaring te brengen, gestand gedaan? Kan ervan worden uitgegaan dat de structuurfondsen, inclusief het Europees Visserij Fonds, worden meegenomen in de nationale verklaring 2008, die in 2009 wordt afgegeven? Wat is het bezwaar van de departementen van Justitie en van Wonen, Wijken en Integratie tegen het opnemen van de migratiefondsen in de nationale verklaring?
De Europese Commissie heeft problemen geconstateerd bij de uitvoering van de EFRO-structuurfondsprogramma’s in Nederland. Het gaat hierbij om de eerstelijnscontroles, de vastlegging en melding van onregelmatigheden en het openbaar aanbesteden van diensten. Hoeveel geld zal dat Nederland kosten? Is er een verbetering te constateren?
Sommige gemeenten en provincies hebben in het kader van de EFRO-projecten BTW bij de EU gedeclareerd, die nationaal al gecompenseerd was via het BTW-compensatiefonds. De minister heeft deze kwestie in het verleden nogal gebagatelliseerd. Welke kosten zullen hieruit voortvloeien?
Er bestaat verschil van mening tussen de minister van Economische Zaken en de Europese Commissie over het foutenpercentage bij de EFRO-structuurfondsprogramma’s. Wie heeft er gelijk? Dat heeft immers ook invloed op de terugbetaling.
De heer De Nerée vindt een Europese Rekenkamer met 27 leden, met even zoveel kabinetten voor deze leden, wat veel van het goede. Hij kan zich vinden in de denkrichting van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken hierover, maar die vereist wel een herziening van het Verdrag van Lissabon.
Nederland loopt voorop met de nationale verklaring. Landen die een dergelijke verklaring introduceren, zouden daarvoor ook beloond moeten worden, bijvoorbeeld in de vorm van minder controles vanuit Brussel. Wat is de mening van de minister hierover?
De heer Blok (VVD) wijst op de mening van de Algemene Rekenkamer dat het ontbreken van een overzicht van de beleidsresultaten op overkoepelend EU-niveau een ernstige lacune is, waarvan het belang voor de Europese burger niet onderschat kan worden, zeker als er sprake is van enige scepsis over de betekenis van de EU. Kortom, het denken over de EU is er niet bij gebaat als de financiële controle zo’n puinhoop blijft.
De minister verdient complimenten voor zijn inzet voor de nationale verklaring en voor zijn eenzame stem tegen een positief dechargeadvies bij de EU-begroting 2006.
Het beeld blijft echter zorgelijk. Er zijn namelijk helemaal niet zoveel spelers op Europees niveau die echt willen dat er gecontroleerd wordt. De regelingen worden ook niet zo ontworpen dat die controle goed mogelijk is. Het Europees Parlement houdt de poot redelijk stijf, maar de toezeggingen van de Europese Commissie zijn niet erg concreet. Hoe zal de Commissie de initiatieven voor nationale verklaringen concreet gaan steunen? Verder is de Commissie een commitment aangegaan om onterechte betalingen terug te vorderen. Wat zal op dit punt concreet gebeuren? Het lijkt de heer Blok logisch om alle betalingen aan landen vanaf heden te verrekenen met openstaande vorderingen. Kan zo’n concrete actie worden verwacht?
Niet alleen een verbetering van de controle is belangrijk, ook de structuur van de Europese werkwijze moet worden veranderd. Ook Nederland loopt tegen de extreme complexiteit van Europese programma’s op en krijgt wel eens een tik op de vingers. De huidige complexe werkwijze schaadt Europa eerder dan dat het Europa sterker maakt. Nederland zou die complexiteit aan de kaak moeten stellen.
Ook op landenniveau moet kritischer worden gekeken. Een aantal landen neemt het niet zo nauw met de verantwoording Zo weet Griekenland al sinds 2002 niet waar het landbouwgeld blijft, maar het wordt wel uitgegeven. Landen moeten daarop kunnen worden aangesproken, bijvoorbeeld via een verrekeningssystematiek. Als daar niet op ingezet wordt, zal er nooit iets gebeuren.
De Commissie heeft een warme intentie uitgesproken als het gaat om de nationale verklaringen. Helaas krijgt het voorbeeld van Nederland nog niet veel navolging. Er moet dus meer druk worden uitgeoefend. De heer Blok suggereert om de bereidheid van de EU om te betalen voor programma’s in een bepaalde lidstaat te koppelen aan de invoering van een nationale verklaring in dat land. Er moet dan uiteraard wel een overgangsperiode in acht worden genomen.
Er is bij de uitvoering van de EFRO-structuurfondsprogramma’s sprake van een correctie van 120 mln. De Commissie is verzocht om de spelregels rond de herinzet van middelen te verstrekken. Nederland heeft al een bijdrage geleverd voor projecten die kennelijk niet zijn goedgekeurd. Moet Nederland nu nog een keer een bijdrage leveren?
Ook de heer Blom (PvdA) complimenteert de minister voor zijn beleid en voor zijn standvastigheid tijdens de laatste bijeenkomst in Brussel. Wat kan de regering doen om andere landen te overtuigen van de manier waarop Nederland verantwoording over de besteding van EU-gelden aflegt? De lidstaatverklaring is het ultieme controle-instrument voor de besteding van EU-gelden.
De uitbreiding van de Europese Unie in de afgelopen jaren heeft geleid tot veel meer regels. Niet alleen de rijksoverheid maar ook lokale en provinciale overheden hebben veel last van de ondoorzichtigheid van de Europese regels. Wordt het niet eens tijd om na te denken over een vereenvoudiging van die regelgeving?
De heer Blom constateert dat een ondoorzichtige besteding van EU-gelden niet erg bevorderlijk is voor een draagvlak voor Europa. Het is toch redelijk dramatisch dat de Europese Rekenkamer al dertien jaar geen positieve betrouwbaarheidsverklaring over de begroting heeft kunnen afgeven. De Rekenkamer zegt overigens niet dat de fouten in al die betalingsregelingen per definitie gelden zijn die onterecht zijn besteed. Zij zegt alleen dat de geldstromen onduidelijk zijn, maar zij zegt niets over de daadwerkelijk besteding van het geld. Het is dus best mogelijk dat die gelden wel op de goede plek terecht zijn gekomen.
In een eerder algemeen overleg is door verschillende fracties gesuggereerd om eens wat serieuzer na te denken over de manier waarop geld aan Europa wordt afgedragen. Kan niet worden overgegaan op een systeem waarbij lidstaten een percentage betalen op grond van hun bruto nationaal inkomen? Dat is een overzichtelijk en eerlijk systeem. Bovendien komen er dan ook niet allerlei overbodige projecten van de grond, enkel en alleen omdat men recht heeft op subsidie daarvoor. Wat is de visie van de minister hierop?
De heer Luijben (SP) deelt mee dat zijn fractie het feit dat de Europese Rekenkamer voor de dertiende keer op rij geweigerd heeft om een goedkeurende verklaring te geven over de besteding van Europese gelden, hoog opneemt. Nederland betaalt 6 mld. aan de Europese Unie en ontvangt zo’n 2 mld. Nederland is dus een nettobetaler. In feite betaalt een gemiddeld Nederlands gezin ieder jaar €1000 voor Europa, terwijl er geen zekerheid is over de rechtmatigheid van de besteding van de EU-gelden. Dat kan niet! Uit het Trendrapport blijkt dat het Europees Parlement eveneens een voorstander is van het streven naar verbetering van de verantwoording over de besteding van EU-gelden in de lidstaten. Dan zou het toch mogelijk moeten zijn om een verbetering tot stand te brengen. Kan de minister toezeggen dat Nederland binnen Europa alles uit de kast zal halen om voor volgende jaren de handtekening van de Europese Rekenkamer te verkrijgen? De druk op Europa moet maximaal vergroot worden. In dat kader is het onthouden van decharge een juiste stap geweest. Het zou echter nog effectiever zijn als het overmaken van geld wordt verbonden aan het verkrijgen van goedkeuring van de Europese Rekenkamer.
Natuurlijk is een lidstaat gehouden aan het afdragen van gelden. Maar toch niet tot elke prijs! Kan de minister aangeven waar zijn grenzen liggen? Indien het Verdrag van Lissabon wordt geratificeerd, worden lidstaten verplicht naar het beheer van de EU-begroting te kijken en worden zij medeverantwoordelijk. Dat biedt mogelijkheden om naar het Hof te gaan. Zijn er momenteel al feiten die straks mogelijk aanleidinggeven om naar het Hof te gaan? Is de minister bereid om te zijner tijd een dergelijke stap te zetten?
Ook de heer Luijben constateert dat het nog lang niet goed gaat met de besteding van EU-gelden. Uit het EU-trendrapport 2008 blijkt dat bij 47% van de uitgaven het foutenpercentage hoger dan 5 is. Daarom heeft de Europese Rekenkamer ook geen positieve betrouwbaarheidsverklaring afgegeven. Wat zal Nederland doen om dat foutenpercentage naar beneden te brengen?
De heer Luijben is verheugd over de lovende woorden van de Europese Rekenkamer over de lidstaatverklaring. Het is goed dat de structuurfondsen volgend jaar bij de lidstaatverklaring worden betrokken. Daarmee wordt de waarde van zo’n lidstaatverklaring aanzienlijk vergroot. Wanneer zal een beslissing worden genomen over het opnemen van de migratiefondsen in de lidstaatverklaring? Waarom wordt daar nu eigenlijk nog over nagedacht? Waar zit de blokkade?
De heer Luijben vindt het logisch dat het dubbel declareren van btw niet door de beugel kan en dat die btw dan teruggevorderd wordt. Waarover bestond verschil van mening met de Europese Commissie, waardoor het zo lang heeft geduurd voordat de mogelijkheid om BTW te declareren daadwerkelijk werd stopgezet?
Het totaal aan fouten tijdens administratieve nacontroles, controles op randvoorwaarden door de inspectie en controles door de auditdienst van het ministerie van LNV baart zorgen. Men blijft weliswaar onder de tolerantiegrens, maar het kabinet maakt wel een voorbehoud bij het bedrag omdat de controle op de naleving van randvoorwaarden en de vertaling daarvan naar boetes nog niet goed functioneert. Het percentage is dus onbetrouwbaar en zal vermoedelijk naar boven moeten worden bijgesteld. Aan welke marge moet daarbij gedacht worden?
De Algemene Rekenkamer heeft ook gesproken over interpretatieverschillen. Voor Nederland wordt de oplossing gezocht in de instelling van een centrale interpretatiefunctie. Dat zou goed kunnen werken omdat de interpretatie in Nederland decentraal plaatsvindt. De Rekenkamer stelt echter ook vast dat landen met de Europese Commissie van opvatting verschillen over de definitie van onregelmatigheid en over de regels voor het al dan niet melden hiervan. Hoe zal de minister zijn positie binnen Europa aanwenden om deze problematiek op te lossen?
De Algemene Rekenkamer heeft ten slotte kritiek op de indicatoren die in de Nederlandse structuurfondsen worden gehanteerd. Die indicatoren moeten relevant zijn. Zij moeten iets zeggen over de mate waarin het doel bereikt is en er moeten realistische streefwaarden aan ten grondslag liggen. Verkeerde indicatoren leiden wellicht tot verkeerde bijstellingen van beleid. Hoe zal een verbetering van die indicatoren tot stand worden gebracht? Op welke termijn zal dat gebeuren?
De heer De Roon (PVV) constateert dat zijn fractie en een flink deel van de Nederlandse bevolking absoluut niet zitten te wachten op het Verdrag van Lissabon. Het grootste heikele punt in dezen is het verlies van nationale bevoegdheden. De met de Europese Unie gepaard gaande miljardenafdracht stuit hem echter ook zeer tegen de borst. De ratificatie door Nederland van het Verdrag van Lissabon en het EU-trendrapport vormen een zeer slechte combinatie. Het geld van de Nederlandse burgers is meer dan welkom in Brussel, maar hun stem steeds minder.
De heer De Roon noemt Nederland «het gekste jongetje van de klas». Nederland is een van de grootste nettobetalers van de Unie en heeft als een van de weinige lidstaten een nationale verklaring opgesteld, maar ondertussen moddert het grootste deel van de EU maar wat aan. Het foutenpercentage van de EU-bestedingen ligt in maar liefst 47% van de gevallen boven de 5. Het is niet verwonderlijk dat er binnen Europa weinig draagvlak is voor meer verantwoording. Immers, hoe minder verantwoording er wordt afgelegd over de besteding van de EU-gelden, des te minder valt er ook te zeggen over rechtmatigheid en doelmatigheid. Het geld blijft immers toch wel stromen. De heer De Roon erkent dat de Rekenkamer niet heeft gezegd dat de gelden daadwerkelijk onrechtmatig zijn uitgegeven. Door een onvoldoende controle en verantwoording kan dat niet worden achterhaald. Dat is een heel onwenselijke situatie.
Het is te triest voor woorden dat er ook binnen de Europese Commissie niet erg veel steun is voor meer verantwoording. Tegenover de belastingbetaler, die toch al sceptisch is over de Europese moloch, is het toch niet te verantwoorden dat de Europese Commissie gewoonweg niet vermeldt – en in wezen ook niet kan vermelden – wat er feitelijk wordt bereikt! Kan de minister uitleggen waarom de totstandkoming van een lidstaatverklaring niet gewoon een jaarlijkse verplichting is waarop een sanctie, bijvoorbeeld een korting op EU-ontvangsten, staat als daar niet aan wordt voldaan? Is hij bereid om zich daarvoor in te zetten?
Nederland voert een missie die erop is gericht om andere lidstaten te overtuigen van het nut van de invoering van de lidstaatverklaringen. Zijn daar al positieve reacties op gekomen?
Heeft de minister van Economische Zaken ten slotte al een reactie gehad op haar brief van april aan de Europese Commissie inzake de btw-kwesties? Zo ja, wat zijn de belangrijkste conclusies? Zo nee, is dan al bekend wanneer die brief zal verschijnen en in welke richting de reactie zal gaan?
De minister kan zich vinden in de kritische opmerkingen vanuit de diverse fracties over het financiële beheer in Europa. Hij zou inderdaad niet met dit soort verantwoordingscijfers bij het Nederlandse parlement kunnen aankomen, maar in Europa komt men daar kennelijk mee weg. Onder grote groepen van de bevolking leeft al twijfel over het Europese project; het onvermogen om zich op Europees niveau goed te verantwoorden over de besteding van belastinggeld zal die scepsis alleen nog maar vergroten. Dat komt de Europese samenwerking uiteraard niet ten goede. De minister heeft op de Ecofin van februari jongstleden als enige tegen een positief dechargeadvies bij de EU-begroting 2006 gestemd. Ook heeft hij onlangs in Brussel, toen het 10-jarige bestaan van de EMU centraal stond, nadrukkelijk gewezen op de noodzaak om de verantwoording beter te regelen.
Er zijn drie mogelijke routes om tot verbeteringen te komen. Ten eerste kan worden geprobeerd om op pan-Europees niveau tot verantwoording te komen. Die slag wordt al enige tijd geleverd, maar het blijkt niet mogelijk om op het niveau van de Commissie of van de Raad instemming te krijgen voor het tot stand brengen van een algemene procedure die voor alle lidstaten geldt. Een tweede route is die van de lidstaatverklaringen. De derde route is de mogelijkheid om de voorwaarde van een betere verantwoording over de uitgaven te koppelen aan andere onderhandelingen en afspraken.
Nederland heeft als eerste lidstaat vrijwillig een nationale verklaring uitgebracht, maar dit voorbeeld krijgt zo langzamerhand steeds meer navolging. Denemarken, het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Luxemburg zullen met een lidstaatverklaring komen en ook andere landen tonen interesse. Dat zijn vooral de traditionele bondgenoten die in het algemeen wat noordelijker in Europa liggen. Nederland zal zich uiteraard blijven inzetten voor een brede invoering van de lidstaatverklaring in Europa. Er zijn ook lidstaten die argumenten aanvoeren op grond waarvan zo’n lidstaatverklaring niet zou kunnen worden opgesteld. Zo voert Duitsland de federale structuur aan als belemmering voor het afleggen van verantwoording over de besteding van gelden die in essentie op Bundeslandniveau plaatsvindt. Andere landen voeren nog ingewikkelder redenen aan. De minister kan zich voorstellen dat het in elk land niet even makkelijk zal gaan. Maar waar een wil is, is een weg! Als landen die middelen kunnen uitgeven, dan zouden ze toch ook moeten kunnen aangeven waaraan dat geld is uitgegeven! Een verplichte invoering van de lidstaatverklaring zal nu in de praktijk niet mogelijk zijn, omdat er altijd landen zullen zijn die een dergelijke verplichting zullen blokkeren.
In 2009 zullen ook de structuurfondsen in de lidstaatverklaring kunnen worden meegenomen. Het gaat daarbij om het Europees Sociaal Fonds, het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling en het Europees Visserij Fonds. In 2009 zal het alleen nog maar gaan om het goed functioneren van de systemen, maar in 2010 zal ook de rechtmatigheid van de transacties daarbij worden betrokken. Verder wordt met Justitie en WWI gewerkt aan de onderbrenging van de migratiefondsen in de nationale verklaring in 2011. Met dat tijdstip wordt aangesloten op verplichte verantwoording- en rapportagetermijnen van de Commissie. Er is absoluut geen sprake van een gebrek aan medewerking vanuit de betrokken departementen.
Bij de cross compliance controles gaat het om de controle op het voldoen aan wettelijke bepalingen over milieu, voedselveiligheid en dierenwelzijn. Bij de landbouwfondsen gaat het dan om 211 voorwaarden. Daar komt dus qua verantwoordingslast het nodige bij kijken. De minister van LNV gaat er op grond van de aangebrachte en uit te voeren verbeteringen van uit dat het voorbehoud bij de controle op de cross compliance in de nationale verklaring over 2008 niet meer nodig zal zijn.
Een vermindering van de complexiteit van de Europese regelgeving is inderdaad een voorwaarde voor een betere verantwoording over de besteding van EU-gelden. Landen zullen eerder geneigd zijn om hun uitgaven goed te verantwoorden als zij daarbij gebruik kunnen maken van een minder complexe en transparante procedure. De minister kan zich vinden in de suggestie om te komen tot een overzichtelijker en eerlijker systeem van afdrachten aan de EU, bijvoorbeeld een afdracht op basis van het bruto nationaal product. Hij zal dat bespreken met staatssecretaris Timmermans, zodat dat in de Nederlandse strategie richting de budget review en het vaststellen van de nieuwe financiële perspectieven kan worden opgenomen.
De minister heeft zich in het verleden wel eens sceptisch uitgelaten over de mogelijkheid om de ontvangst van Europese middelen te koppelen aan een goede verantwoording over de besteding van die middelen. Nu de onderhandelingen over het Verdrag van Lissabon zijn afgerond en het volgende grote project de budget review zal zijn, is hij bereid om samen met staatssecretaris Timmermans te bezien of in de onderhandelingen over de nieuwe financiële perspectieven, de nieuwe Europese begroting vanaf 2013, een koppeling zou kunnen worden gelegd met verantwoordingsverplichtingen. De vooruitgang op het punt van de verantwoording in Europa gaat immers te langzaam. Gedacht zou kunnen worden aan een soort standaard Nederlandse lijn, dus dat Nederland alleen maar akkoord gaat met nieuwe afspraken aangaande bepaalde geldstromen in Europa als er een acceptabele verantwoordingsverplichting tegenover staat. Dergelijke afspraken kunnen sowieso alleen maar betrekking hebben op nieuwe faciliteiten, voorzieningen en geldstromen. De bestaande rechten van lidstaten op bepaalde gelden zijn wettelijk in een verdrag vastgelegd. Daar kan dan niet opeens een niet in dat verdrag opgenomen sanctie op worden toegepast. De minister kan nog niet overzien wat de concrete mogelijkheden op dit gebied zijn. Die zullen ongetwijfeld mede worden bepaald door allerlei juridische complicaties.
Het Europees Parlement kan niet één lidstaat straffen door daar geld aan te onthouden. Het kan wel bepaalde gelden bij een bepaald begrotingsartikel in reserve zetten. Dan worden echter wel alle lidstaten benadeeld die baat hebben van dat begrotingsartikel. Het stopzetten van gelden is alleen mogelijk als er sprake is van fraude of het niet naleven van het Verdrag. Het Europees Parlement kan natuurlijk wel een begroting afkeuren en het kan de Commissie naar huis sturen. Dat zijn echter ultieme maatregelen. Ook de minister kent de geruchten dat het Europees Parlement overweegt om volgend jaar geen decharge te verlenen als er dan weer geen goedkeurende verklaring van de Europese Rekenkamer komt. Vanuit het Europees Parlement wordt ook met belangstelling gekeken naar de manier waarop Nederland zich op dit punt in de Raad heeft opgesteld. Overigens was de Nederlandse tegenstem daar gericht tegen de lidstaten en niet tegen de Europese Commissie.
De minister van Economische Zaken zal tijdens het debat over het jaarverslag van EZ ingaan op de vragen inzake de EFRO-structuurfondsprogramma’s. De Commissie zal op 24 juni met een reactie op de brief van de minister van EZ inzake de EFRO- en de btw-kwesties komen. Aan de hand daarvan zal verder worden gesproken. Het correctiebedrag van 120 mln. blijft overigens in theorie wel beschikbaar voor de EFRO-structuurfondsprogramma’s. Het is echter de vraag of dat nog opgemaakt kan worden binnen de daarvoor beschikbare termijn. Het geld dat Nederland in het kader van cofinanciering heeft betaald voor de projecten die niet aan de criteria hebben voldaan, is Nederland kwijt. Nederland zal nieuwe projecten gewoon moeten medefinancieren op het moment dat opnieuw van die 120 mln. gebruik wordt gemaakt. Nederland is overigens niet het enige land dat een procedure opgelegd heeft gekregen van de Europese Commissie. Ook van andere lidstaten wordt geld teruggevorderd. Het toezicht is over het geheel genomen gewoon strenger geworden.
Het onderzoek naar de btw-compensatie is afgerond. Op basis daarvan vindt momenteel een goed gesprek plaats over de correctie. Nederland voert aan dat gemeenten er geen voordeel van hebben gehad, maar de Europese Commissie is het daar niet mee eens. Deze discussie is niet makkelijk, omdat de antwoorden afhankelijk zijn van het niveau waarop de kwestie bekeken wordt. Het gaat om een btw-compensatie via een uitname uit het Gemeentefonds. Een beoordeling op macroniveau, dus voor alle gemeenten, leidt tot een andere uitkomst dan wanneer het per gemeente wordt bekeken. Voor alle gemeenten bij elkaar heeft het geen voordeel opgeleverd, maar er zijn wel individuele gemeenten die er voor- of nadeel van hebben ondervonden. Nederland zal rekening moeten houden met schade op dit punt. Hopelijk zal binnen niet al te lange tijd duidelijk zijn om hoeveel geld het precies gaat. Het bedrag zal waarschijnlijk in de orde van grootte van enkele tientallen miljoenen liggen.
Nederland is in principe bereid om naar het Europees Hof te gaan als bepaalde feiten met betrekking tot het beheer van geldstromen daartoe aanleiding geven. De minister van EZ zal daar nader op ingaan tijdens het overleg over het jaarverslag van haar ministerie.
Nederland kan andere landen bekritiseren over de wijze waarop zij met geld omgaan, omdat het zelf wel de regels respecteert. Als Nederland er zelf ook met de pet naar zou gooien, zou het niet meer kritisch kunnen zijn ten opzichte van andere lidstaten. Daar wordt niemand beter van. De afweging is steeds geweest dat de reputatie van Nederland als een land dat zich op financieel gebied gedisciplineerd opstelt, Nederland ook gezag geeft in Europa, waarbij het andere landen eraan probeert te blijven herinneren hoe belangrijk financiële verantwoording is voor het democratische gehalte van het Europese project als geheel. De ontwikkelingen op het gebied van financiële verantwoording en goed financieel beheer gaan inderdaad te langzaam, maar er gebeurt wel iets. Andere landen laten het er nog veel te gemakkelijk bij zitten, maar er wordt in ieder geval naar Nederland gekeken en geluisterd.
De heer De Nerée tot Babberich (CDA) wijst erop dat Frankrijk per 1 juli voorzitter van de EU zal worden. Hij geeft de minister in overweging om bij de eerste bespreking van het programma deze punten mee te nemen en te kijken of dat in het programma gevoegd kan worden. Dan wordt er in ieder geval een signaal afgegeven.
De heer Luijben (SP) wil nog graag weten hoe de minister een verbetering van de indicatoren die in de structuurfondsen worden gehanteerd, tot stand wil brengen. Ook heeft hij geen antwoord gekregen op zijn vraag over de controle op de naleving van randvoorwaarden en de vertaling daarvan naar boetes.
De heer De Roon (PVV) ontkent dat hij tot uitdrukking heeft willen brengen dat Nederland nu ook maar zou moeten afzien van een deugdelijke lidstaatverklaring. Kan Nederland niet het standpunt innemen dat het zijn nettoafdrachten aan de EU opschort als er niet op zeer korte termijn orde op zaken komt bij de andere lidstaten en als er niet op korte termijn sprake is van een deugdelijke dechargeverlening via de Europese Rekenkamer? Kortom, kan Nederland niet van «het gekste jongetje van de klas», «het stoutste jongetje van de klas» worden?
De minister zal de vraag over de indicatoren doorgeven aan de minister van Economische Zaken, zodat zij die kan meenemen in het overleg over het jaarverslag van haar ministerie. De vraag over de naleving van de randvoorwaarden zal zo snel mogelijk schriftelijk worden beantwoord.
Als Nederland zich niet aan het verdrag zou houden omdat het geen afdrachten zou doen, dan zou het een veel groter probleem hebben dan nu het geval is. Een betere suggestie is om in nieuwe onderhandelingen een koppeling aan te brengen tussen de instemming van Nederland en een deugdelijke verantwoordingsverplichting.
De minister zegt toe dat hij de punten op een zo subtiel en effectief mogelijke manier zal proberen onder de aandacht te brengen bij het Franse voorzitterschap. De relatie met Frankrijk op begrotingsterrein is op dit moment enigszins precair. Andere boodschappen over begrotingsdiscipline in de richting van Frankrijk zijn op dit moment minstens zo belangrijk.
– De minister zal in aanloop naar de budget review met staatssecretaris Timmermans spreken over zaken als sancties en geldstromen, waarbij Nederland in de onderhandelingen over de nieuwe financiële perspectieven, de nieuwe Europese begroting, een koppeling legt met acceptabele verantwoordingsverplichtingen. De Kamer zal schriftelijk over de uitkomst van dat gesprek worden geïnformeerd.
– Er komt een brief over de controle op de naleving van randvoorwaarden voor EU-landbouwsubsidies en de vertaling daarvan naar boetes.
– Een aantal onderwerpen zal nog aan de orde komen in het overleg met de minister van EZ over het jaarverslag van haar ministerie.
De voorzitter van de vaste commissie voor de Rijksuitgaven,
Aptroot
De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,
Waalkens
De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,
Blok
De voorzitter van de vaste commissie voor Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,
Schreijer-Pierik
De griffier van de vaste commissie voor de Rijksuitgaven,
Groen
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Vendrik (GroenLinks), Kant (SP), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), Weekers (VVD), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Aptroot (VVD), voorzitter, Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Luijben (SP), Van der Veen (PvdA), Kalma (PvdA), Van Gerven (SP), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (ChristenUnie), Tony van Dijck (PVV), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Heijnen (PvdA), Tang (PvdA) en Vos (PvdA), ondervoorzitter.
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Van Gent (GroenLinks), Roemer (SP), Van der Burg (VVD), Jonker (CDA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jan de Vries (CDA), Van Hijum (CDA), Van Beek (VVD), Boekestijn (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Van der Ham (D66), Gerkens (SP), Vermeij (PvdA), Kuiken (PvdA), Anker (ChristenUnie), De Roon (PVV), Irrgang (SP), Thieme (PvdD), Heerts (PvdA), Besselink (PvdA), Depla (PvdA) en Mastwijk (CDA).
Samenstelling:
Leden: Atsma (CDA), Van Bommel (SP), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Waalkens (PvdA), voorzitter, Van Baalen (VVD), Ormel (CDA), Spies (CDA), Van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Jan Jacob van Dijk (CDA), Blom (PvdA), Eijsink (PvdA), Van Dam (PvdA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Jonker (CDA), Irrgang (SP), De Roon (PVV), Boekestijn (VVD), Pechtold (D66), Ten Broeke (VVD), Peters (GroenLinks), Gill’ard (PvdA), Jasper van Dijk (SP), Thieme (PvdD) en Wiegman-van Meppelen Scheppink (ChristenUnie).
Plv. leden: Jager (CDA), De Wit (SP), Van der Vlies (SGP), Vos (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Haverkamp (CDA), Van Gennip (CDA), Lempens (SP), Schermers (CDA), Knops (CDA), Jacobi (PvdA), Samsom (PvdA), Kuiken (PvdA), Teeven (VVD), Roemer (SP), Wilders (PVV), Nicolaï (VVD), Van der Ham (D66), Van der Burg (VVD), Duyvendak (GroenLinks), Boelhouwer (PvdA), Van Leeuwen (SP), Ouwehand (PvdD) en Voordewind (ChristenUnie).
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), Vendrik (GroenLinks), Blok (VVD), voorzitter, Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Weekers (VVD), Gerkens (SP), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Irrgang (SP), Luijben (SP), Kalma (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (ChristenUnie), Van der Burg (VVD), Tony van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Heerts (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Tang (PvdA) en Vos (PvdA).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Halsema (GroenLinks), Remkes (VVD), Jonker (CDA), Aptroot (VVD), Van Gerven (SP), Jan de Vries (CDA), Van Hijum (CDA), Mastwijk (CDA), De Krom (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Van der Veen (PvdA), Smilde (CDA), Anker (ChristenUnie), Nicolaï (VVD), De Roon (PVV), Van Dam (PvdA), Smeets (PvdA), Karabulut (SP), Thieme (PvdD), Heijnen (PvdA) en Roefs (PvdA).
Samenstelling:
Leden: Van der Vlies (SGP), ondervoorzitter, Schreijer-Pierik (CDA), voorzitter, Atsma (CDA), Van Gent (GroenLinks), Poppe (SP), Waalkens (PvdA), Snijder-Hazelhoff (VVD), Jager (CDA), Ormel (CDA), Koopmans (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Van Dijken (PvdA), Neppérus (VVD), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Cramer (ChristenUnie), Koppejan (CDA), Graus (PVV), Vermeij (PvdA), Zijlstra (VVD), Thieme (PvdD) en Polderman (SP).
Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Mastwijk (CDA), Ten Hoopen (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Luijben (SP), Tang (PvdA), Boekestijn (VVD), Bilder (CDA), Biskop (CDA), Koşer Kaya (D66), Van Leeuwen (SP), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Eijsink (PvdA), Depla (PvdA), Van Baalen (VVD), Kant (SP), Blom (PvdA), Ortega-Martijn (ChristenUnie), Van Heugten (CDA), Brinkman (PVV), Kuiken (PvdA), Ten Broeke (VVD), Ouwehand (PvdD) en Lempens (SP).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31335-8.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.