31 335
EU-trendrapport 2008

nr. 3
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 28 april 2008

De commissie voor de Rijksuitgaven1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de minister van Financiën over het EU-trendrapport 2008 (Kamerstuk 31 335, nr. 2).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 25 april 2008. Vragen en antwoorden, voorzien van een inleiding, zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Aptroot

De griffier van de commissie,

Groen

1

Om toekomstige misstanden te voorkomen, is er wel eens over gedacht om een kennisuitwisseling te organiseren met Tweede Kamer, lagere overheden en vertegenwoordigers van de Europese Commissie, waarbij de methodologie en werkwijze van de Commissie besproken en uitgelegd kan worden en Tweede Kamerleden vragen kunnen stellen aan de Europese Commissie?

Op verschillende niveaus en momenten vindt er al kennisuitwisseling plaats over de werkwijze, methodologie, en regelgeving van de Commissie inzake het financieel beheer van de Europese gelden. Dit gebeurt door werkbezoeken, presentaties, informatiebijeenkomsten en documenten. Ook andere partijen hebben hierin een rol zoals de Europese Rekenkamer, de nationale rekenkamers, het Europees Parlement en de lidstaten. Het ministerie van Financiën ondersteunt of initieert dit ook. Ik juich dit toe omdat informatie-uitwisseling het onderling begrip en kennis ten goede komt en misstanden kan helpen voorkomen. Ik ondersteun dan ook het idee van een kennisuitwisseling met betrokkenheid van alle genoemde partijen zoals u die noemt. Mijn ministerie is daartoe graag bereid met uw medewerkers te verkennen of de Europese Commissie en andere overheden bereid zijn hierin te participeren. Op basis van de resultaten kan gezamenlijk worden bezien wat de mogelijkheden voor zo’n kennisuitwisseling zijn en welke vervolgstappen genomen kunnen worden.

2

Wat vindt het kabinet van de aanbeveling van de Adviesraad Internationale Vraagstukken (AIV) over het inperken van de geprivilegieerde status van Structuurfondsen (blz. 43)

De Adviesraad spreekt in haar aanbeveling met betrekking tot de zogenaamd «geprivilegieerde status» van structuurfondsen over het beperken van de praktijk dat gelden overmatig worden doorgeschoven naar het einde van de tijdspanne. Door opeenhoping van gelden zou de focus kunnen komen te liggen op het uitputten van budgetten in plaats van een zorgvuldige projectselectie. Dit zou tot ongewenste situaties kunnen leiden. Nederland heeft om die reden de opname van de N+2 regeling (per 2 jaar moet een bepaald deel van het geld voor die programmaperiode uitgegeven zijn) in het Financieel reglement van de EU ondersteunt.

De N+2 regeling is een middel om te zorgen dat toegekende kredieten binnen 2 jaar tijd worden gebruikt voor concrete projecten. Dit om te voorkomen dat zogenaamde «stuwmeren» van toegezegde middelen ontstaan die niet ingezet kunnen worden in concrete projecten. Met de onder de N+2 regeling vallende structuurfondsen worden over het algemeen projecten met een langere looptijd (bijvoorbeeld infrastructuur) gefinancierd. Een verdere inperking zal, binnen de huidige structuur van programmaperioden, waarbij altijd enige tijd besteed wordt aan de opstartfase door de goedkeuringstermijnen, leiden tot praktische onuitvoerbaarheid. Dit heeft als gevolg dat het risico dat beschikbare middelen niet op tijd kunnen worden weggezet groter wordt en begunstigden afzien van subsidieaanvragen. Voor Nederland kan dit betekenen dat niet alle beschikbare Europese gelden volledig gebruikt kunnen worden en terugvloeien naar de Commissie.

Kortom, de N+2 regeling is expliciet geen middel om EU-uitgaven in de tijd vooruit te schuiven, maar juist om te zorgen dat toegekende kredieten binnen 2 jaar tijd worden gebruikt voor de financiering van concrete, maar ook langlopende projecten.

3

Wat is tot nu toe naar aanleiding van de nationale verklaring de efficiencywinst? Is er al een afname van Europese controledruk en een verlaging van het niveau van administratieve lasten? Zo ja, Waar blijkt dit uit? Zo neen, wanneer kunnen we dit verwachten?

Door het kabinet is in 2006 met brede steun van de Tweede Kamer besloten tot invoering van een nationale verklaring in Nederland. Hiermee wil het kabinet meerdere doelstellingen realiseren. Allereerst wordt bereikt dat de verantwoording over de Europese gelden die door Nederland worden uitgegeven op een gelijkwaardige manier worden verantwoord aan het Parlement als de nationale gelden. De nationale verklaring wordt daarom ook voorzien van een onafhankelijk oordeel van de Nederlandse Rekenkamer. Hiermee wordt ook bereikt dat zekerheid wordt gegeven over de rechtmatigheid van transacties op eindbegunstigden niveau en wordt inzicht gegeven in de kwaliteit van de financiële systemen. Omdat de verklaring door de minister van Financiën ook aan de Commissie wordt afgegeven met een afschrift van het oordeel van de Algemene Rekenkamer, krijgen ook de Europese Commissie en de Europese Rekenkamer deze extra zekerheid. Op deze wijze werkt Nederland toe naar een situatie waarin de Commissie en de Europese Rekenkamer voor hun controles gaan vertrouwen op het Nederlandse auditwerk (single audit principe) waardoor de controledruk kan afnemen. Ook is het doel dat er op termijn minder fouten en budgettaire risico’s ontstaan, wat minder herstelwerk en dus efficiencyverbetering betekent.

In overleg met de Algemene Rekenkamer is voor de nationale verklaring 2007 over de landbouwfondsen weer een stap gezet in het creëren van de voorwaarden hiervoor. In de nationale verklaring 2008 zullen ook voor de eerste keer de structuurfondsen meegenomen kunnen worden. Voor de Commissie en de Europese Rekenkamer moet zichtbaar worden dat het opgebouwde systeem van onze nationale verklaring de zekerheid in de praktijk ook geeft; dit vraagt tijd. De Commissie heeft in ambtelijke gesprekken reeds aangegeven dat zij op termijn hoofdzakelijk zou kunnen vertrouwen op de jaarlijkse zekerheid die nationale verklaring voor de structuurfondsen geeft als het Nederlandse systeem eenmaal volledig operationeel is.

Voorts werken wij eraan dat het voorbeeld van Nederland navolging krijgt in andere lidstaten zodat de Commissie en de Europese Rekenkamer uiteindelijk per lidstaat kunnen steunen op nationale verklaringen. Immers ook het bijdragen aan de verbetering van het financieel beheer in Europa door het geven van het goede voorbeeld en delen van onze ervaringen is een belangrijke doelstelling van de nationale verklaring. Naast de toepassing van het single audit principe streeft Nederland naar een systeem van jaarlijkse afsluiting in plaats van aan het eind van de programmaperiode. Een dergelijk systeem zou leiden tot minder administratieve lasten, meer zekerheid en past goed in het Nederlandse systeem waarin al jaarlijkse rechtmatigheidsverklaringen worden afgegeven. Ook dit punt wordt meegenomen in de besprekingen met de Commissie.

Om de onderliggende basis voor de nationale verklaring te verbeteren zijn daarnaast nog een tweetal belangrijke organisatorische verbeteringen doorgevoerd in het financieel beheer van de verschillende structuurfondsen: bundeling van de certificeringsfunctie bij Dienst Regelingen van LNV en de auditfunctie bij de auditdienst van Financiën. Deze bundeling van audit en certificering – zoals aanbevolen door de Commissie in haar «best practice note» – is erop gericht de kwaliteit van het beheer te verbeteren en de efficiency te verhogen.

Het is in deze fase daarom nog te snel om te spreken van zichtbare efficiency-voordelen van de nationale verklaring. Daartoe is het noodzakelijk dat Nederland een compleet operationeel systeem voor de belangrijkste EU-fondsen in gedeeld beheer heeft dat ook kan worden beoordeeld door de Commissie. Dat zal de komende jaren zijn beslag krijgen. Zoals ik hiervoor heb aangegeven zijn er echter ook andere belangrijke overwegingen voor de invoering van de nationale verklaring.

4

Nederland loopt grote financiële risico’s vanwege ernstige tekortkomingen bij de uitvoering van de EFRO-structuurfondsprogramma’s. Kan het kabinet aangeven hoeveel Nederland vermoedelijk terug moet gaan betalen? (Blz. 7, samenvatting belangrijkste conclusies)

Het ministerie van Economische Zaken heeft op 31 januari 2008 de eindrapportage van het nationaal actieplan EFRO aangeboden aan de Commissie. Op basis van de resultaten heeft Nederland een correctie van € 120 miljoen voorgesteld. Het bedrag kan opnieuw worden ingezet, mits dit gebeurt volgens Europese regelgeving en voor 31 december 2008. De correctie komt ten laste van de programma’s per regio, waarbij de managementautoriteiten de correcties zullen verwerken in de volgende betaalaanvraag.

Nederland wil zo snel mogelijk de correcties verwerken. Daarom heeft het ministerie van Economische Zaken in een brief van 4 april 2008 er bij de Commissie op aangedrongen zo spoedig mogelijk uitsluitsel te geven over de correcties zoals die door Nederland worden voorgesteld. Ook wordt de Commissie verzocht zo snel mogelijk de spelregels rond de herinzet van de middelen te verstrekken, zodat helderheid ontstaat over herinzetbare middelen.

5

Waar ligt de schuld? Nationaal of provinciaal? Klopt het dat de criteria op basis waarvan controles plaatsvinden in Nederland strenger zijn, of strenger worden gehanteerd? Kent u de kritiek van mevrouw May-Weggen inzake de controles? Wat is de opvatting van het kabinet? (Blz. 7, samenvatting belangrijkste conclusies)

Verschillende partijen zijn betrokken bij de uitvoering van de structuurfondsprogramma’s. De minister van Economische Zaken – als coördinerend minister voor de structuurfondsprogramma’s – draagt de eindverantwoordelijkheid voor het systeem van uitvoering in Nederland. Vanuit die eindverantwoordelijkheid heeft de Europese Commissie de minister van Economische Zaken naar aanleiding van fouten in het financieel beheer gevraagd voor de programmaperiode 2000–2006 een actieplan op te stellen en uit te voeren. Het actieplan is in goed overleg met de managementautoriteiten opgesteld. Zodra de Commissie duidelijkheid heeft gegeven over door te voeren correcties zullen de managementautoriteiten de financiële correcties verwerken in hun volgende betaalaanvragen.

De criteria voor controles op basis van EU-regelgeving zijn in alle lid-staten even streng. Wel komt het voor dat managementautoriteiten – aanvullend op Europese regels – voorschriften stellen die efficiënt en goed programmabeheer mogelijk maken.

Nederland is van mening dat alleen voor overtredingen op de Europese regels correcties op de gedeclareerde uitgaven op zijn plaats zijn. Voor overtreding van nationale regels wordt, indien er geen Europese regel is overtreden, niet gecorrigeerd. Dit is in lijn met het standpunt van de Europese Rekenkamer (zie document COCOF/07/0062/00).

De kritiek van mevrouw Maij Weggen is bekend bij het ministerie van Economische Zaken. Bij aanvang van de controles had zij kritiek op ondermeer de wijze van rapporteren. Het ministerie van Economische Zaken heeft deze wijze ook aangepast en er is volgens alle partijen een goed eindresultaat bereikt.

6

Er schort nog veel aan de rechtmatigheid van de besteding van EU-gelden. De Europese Rekenkamer heeft voor het 13e achtereenvolgende jaar geen betrouwbaarheidsverklaring afgegeven. Welke concrete maatregelen (naast de weigering tot verlening van decharge) neemt het kabinet om het foutenpercentage te verkleinen? (Blz. 8, samenvatting stand van zaken 2007–2013)

De Europese Commissie draagt de eindverantwoordelijkheid voor de begroting. Op Europees niveau is het dan ook de Commissie die concrete maatregelen kan nemen en voorstellen kan doen om tot vermindering van het foutpercentage – en een positieve DAS – te komen. Hiertoe heeft de Commissie in januari 2006 een actieplan gepresenteerd voor een geïntegreerd kader voor interne controle. In februari 2008 heeft de Commissie een voortgangsrapport over het actieplan gepresenteerd, waarin verslag werd gedaan rondom de vereenvoudiging van regelgeving, geharmoniseerde controleoverzichten binnen de Commissie en financiële correcties. Voorts werd de stand van zaken rondom de invoering van de annual summaries beschreven. Dit is een samenvattend rapport van de afgeronde audits dat door lidstaten per fonds jaarlijks op 15 februari moet worden aangeleverd. In het voortgangsrapport is een duidelijk compliment opgenomen aan Nederland voor het opstellen van de nationale verklaring. De Commissie benadrukte haar steun voor vergelijkbare initiatieven in andere lidstaten.

Recentelijk, tijdens de discussie rondom het verlenen van kwijting aan de Commissie over de Europese begroting van 2006, heeft naast Nederland ook het Europees Parlement signalen afgegeven dat concrete stappen nodig zijn om de doelstelling van een positieve DAS te behalen. Het Europees Parlement heeft voorwaarden voor het verlenen van kwijting tijdens de plenaire stemming van 22 april gesteld. Daarop heeft de Commissie ondermeer de volgende toezeggingen gedaan aan het Europees Parlement:

– Stevige steun aan de initiatieven voor nationale verklaringen;

– Het nemen van alle nodige stappen om de afgifte van de annual summary af te dwingen;

– Het versturen aan het Europees Parlement van een evaluatie van de kwaliteit van de annual summaries per lidstaat en fonds;

– Commitment om over de resterende periode alle onterechte betalingen terug te vorderen nog voor de afsluiting van de programmaperiode. Het bewijs voor financiële correcties wordt periodiek gerapporteerd;

– Interim rapportages per kwartaal over het actieplan van de structuurfondsen;

– Snellere stopzetting van betalingen in geval van serieuze problemen in de systemen;

– Per kwartaal rapportage over correcties en terugvorderingen door de lidstaten;

– Transparantie over de eindbegunstigden.

Concrete maatregelen op nationaal niveau hebben betrekking op het verbeteren van financieel beheer van EU-middelen waar Nederland een verantwoordelijkheid voor draagt: de fondsen in gedeeld beheer. Ik wijs hierbij met name op de ontwikkelingen rondom de verbetering en uitbreiding van de nationale verklaring. Dit initiatief heeft als doel het financiële beheer van EU-fondsen in Nederland verder te verbeteren en de toekomstige budgettaire risico’s zoveel mogelijk te beperken. Het onafhankelijke oordeel van de Algemene Rekenkamer vormt hierbij een belangrijk onderdeel van de extra zekerheid die Nederland geeft over het financieel beheer van de Europese fondsen in gedeeld beheer in Nederland.

Voorts probeert Nederland door het uitwisselen van ervaringen en het geven van informatie over het Nederlandse systeem van de nationale verklaring andere lidstaten te overtuigen van het nut van invoering van de nationale verklaring. Nederland doet dit door andere lidstaten bewust te maken van de voordelen die een nationale verklaring meebrengt in termen van transparantie, verlaging van financieel risico en effectief en efficiënt gebruik van controles. Daarnaast wijst Nederland bij elke geschikte gelegenheid op de medeverantwoordelijkheid van lidstaten bij de verbetering van het financieel beheer van EU-fondsen in gedeeld beheer en de noodzaak van een goede verantwoording op nationaal niveau.

Kortom, het kabinet meent dat een systeem van nationale verklaringen belangrijk bijdraagt aan een verlaagd foutenpercentage en – in de toekomst – een positieve DAS. Daartoe zet het kabinet zich in voor de verbetering en uitbreiding van de nationale verklaring in Nederland en stimuleert zij andere lidstaten het Nederlandse voorbeeld te volgen. Zoals eerder gezegd is het op Europees niveau echter aan de Commissie concrete voorstellen te doen om tot vermindering van het foutenpercentage te komen.

7

Waarom is de mogelijkheid om BTW te declareren nu pas stopgezet terwijl het al jaren bekend was? (Blz. 9, samenvatting stand van zaken 2003–2007)

Nederland heeft enige tijd discussie gevoerd met de Europese Commissie over dit punt. Na uitvoerig overleg met de Europese Commissie is medio 2007 pas definitief duidelijk geworden dat de BTW-uitgaven die voor compensatie bij het BTW-compensatiefonds in aanmerking komen, geen onderdeel mogen uitmaken van de betalingsaanvragen aan de Europese Commissie. Direct na de uitkomst van dit overleg zijn alle belanghebbenden geïnformeerd en verzocht om geen BTW-uitgaven die voor compensatie bij het BTW-compensatiefonds in aanmerking komen in de betalingsaanvragen bij de Europese Commissie op te nemen (zie ook de brief van 18 juni van de ministers van Financiën en Economische Zaken in de Staatscourant van 22 juni, nr. 118, pag. 9).

8 en 9

Wanneer worden de fondsen ondergebracht in de lidstaatverklaring?

De minister van Financiën had aangegeven dat de lidstaatverklaring over 2007 ook het structuurbeleid en de eigen middelen zou omvatten. Nu blijkt dat voor 2007 eenzelfde verklaring, alleen voor landbouw, zal worden afgegeven. Wat is de reden hiervoor? (Blz. 11, samenvatting Lidstaatverklaring Nederland)

Zoals is gemeld in de brief aan de Tweede Kamer van 4 december 2006 zullen alle fondsen in gedeeld beheer voor de nieuwe programmaperiode (2007–2013) onder de nationale verklaring gaan vallen. Dit zal gefaseerd plaatsvinden. Voor de Structuurfondsen inclusief het Visserijfonds zal dit pas effectief kunnen plaatsvinden in de nationale verklaring 2008 welke in 2009 wordt afgegeven. Hiervoor zijn verschillende redenen.

Ten eerste is de verplichte goedkeuringsprocedure door de Commissie voor de financiële systemen van de structuurfondsen nog gaande. (compliance assessment door de auditautoriteit). Deze procedure, waarbij de programma’s en financieel beheerssystemen van de managementautoriteiten worden beoordeeld, wordt in de loop van 2008 afgerond.

Ten tweede zijn er ook nog geen declaraties ingediend. Het is daarom nog niet mogelijk over 2007 een verklaring te geven over de rechtmatigheid van transacties op eindbegunstigden niveau.

Ten derde is het eerste rapportagemoment voor de structuurfondsen aan de Commissie pas in december 2008. Afgesproken is dat de nationale verklaring zo veel mogelijk aan sluit op de rapportageverplichtingen/moment vanuit de Commissie. Dit om geen extra administratieve lasten te veroorzaken. In de EU-regelgeving met betrekking tot systematiek van verantwoording van de Structuurfondsen wordt gewerkt met een gebroken rapportage-/boekjaar. De rapportageverplichting voor de structuurfondsen is uiterlijk in december van een jaar. Dit brengt met zich mee dat in de maanden hierop volgend een nationale verklaring kan worden opgesteld. Bij de start van de programmaperiode geldt eenmalig een aanloopprocedure van 1,5 jaar zodat voor het eerst in december 2008 moet worden gerapporteerd.

Dit tezamen is de reden dat niet eerder dan in 2009 een nationale verklaring kan worden afgegeven over de structuurfondsen.

Het kabinet stelt alles in het werk om de relevante fondsen zo snel mogelijk in de nationale verklaring op te nemen. Naar verwachting is het in 2009 wel mogelijk om een deel- en nationale verklaring af te geven over de toereikendheid van deze systemen om de rechtmatigheid met redelijke zekerheid te kunnen waarborgen.

Voor de invoering van een deelverklaring over de migratiefondsen en de afdracht van eigen middelen loopt momenteel een onderzoek naar de wijze waarop dit het beste kan worden georganiseerd.

10

Wat zijn de plannen om de huidige problemen op te lossen, die aanleiding vormden voor het opnemen van de reserve in de nationale verklaring bij de Cross Compliance en meer specifiek de Agri-Milieu maatregelen? (Blz. 11, samenvatting Lidstaatverklaring Nederland)

De controles op cross compliance zijn in januari 2007 onderzocht door de Europese Commissie. Uit de voorlopige bevindingen van de Commissie bleek het Nederlandse systeem ontoereikend met betrekking tot de inzet van medehandhavers bij cross compliance controles en het rekenmodel voor de berekening van korting bij niet-naleving van randvoorwaarden. Naar aanleiding van deze bevindingen heeft Nederland haar controlesysteem aangepast. Zo is per 1 januari 2008 een aangepast rekenmodel in werking getreden dat voldoet aan de Europese eisen en heeft de minster van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit concrete afspraken gemaakt met medehandhavers die zij nog dit jaar wil bekrachtigen in een samenwerkingsconvenant.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit gaat er vanuit dat er met deze in 2007 getroffen maatregelen niet opnieuw een voorbehoud behoeft te worden gemaakt bij de controle op cross compliance in de nationale verklaring over 2008.

11

Is het kabinet zich bewust van het feit dat het bedrag van de EFRO-structuurfondsprogramma’s tot twee jaar na het verstrijken in 2006, beschikbaar blijven voor Nederland (dus t/m 12-2008)? Heeft het kabinet ervoor gezorgd dat er voldoende andere subsidieaanvragen klaarliggen om zo te voorkomen dat het geld onbenut bij de EU blijft liggen? (Blz. 12–13, samenvatting nawoord Algemene Rekenkamer)

Het kabinet is zich bewust van het feit dat het bedrag van de EFRO-structuurfondsprogramma’s beschikbaar blijft voor Nederlandse projecten tot 31 december 2008. De EFRO-structuurprogramma’s kennen een decentrale beheersstructuur. Niet het kabinet, maar de regio’s zijn daarom verantwoordelijk voor het uitgeven van de middelen. Met andere woorden, de verantwoordelijkheid dat er voldoende subsidieaanvragen klaarliggen om het geld weg te kunnen zetten ligt bij de regio’s. Het ministerie van Economische Zaken heeft er bij de regio’s dan ook op aangedrongen om ervoor te zorgen dat er voldoende subsidieaanvragen klaar liggen.

12

Hoe beoordeelt het kabinet het voorstel van de Algemene Rekenkamer betreffende een centralere aansturing? (Blz. 13, samenvatting nawoord Algemene Rekenkamer)

Zoals reeds aangegeven in de kabinetsreactie op het EU Trendrapport 2008 van de Algemene Rekenkamer heeft Nederland voor de nieuwe programmaperiode gekozen voor een andere, meer centraal aangestuurde structuur. In de praktijk betekent dit dat een belangrijk deel van de financieel beheer taken (certificering en audit) zijn gecentraliseerd. Er is een centrale certificeringsautoriteit en auditautoriteit aangewezen. De bij Koninklijk besluit aangewezen managementautoriteiten zijn net als in de vorige periode de regionale autoriteiten. Wel is een andere vorm gekozen: de managementautoriteiten werken op grond van gedelegeerde bevoegdheid van de minister. Dit vergroot de sturingsmogelijkheden van de minister middels aanwijzingsmogelijkheden en eventueel intrekken van de bevoegdheid in geval van mismanagement. Met deze maatregelen wordt verwacht dat het systeem voldoende waarborgen biedt voor de rechtmatigheid. Daarnaast geldt dat het systeem en de afspraken – zoals ook beschreven in het strategisch referentiekader – nu beoordeeld wordt door de Commissie. Het doorvoeren van organisatiewijzigingen in deze vergevorderde fase van de opstart van de programmaperiode zou opnieuw doorlopen van deze procedure noodzakelijk maken en voor vertraging zorgen.

Voor de volgende programmaperiode na 2013 wordt echter de organisatiestructuur opnieuw bekeken, waarbij van belang is hoe het huidige systeem heeft gefunctioneerd in termen van rechtmatigheid en efficiency. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van de opinies die de auditautoriteit jaarlijks verplicht afgeeft over het functioneren van de systemen. Met het oog op de periode na 2013 is het wenselijk in de loop van de huidige programmaperiode een evaluatie uit te voeren naar de toegepaste structuren en werkwijzen.

13

Heeft de minister van Financiën naast de nationale verklaring voor landbouw tevens voor al de andere en voor landbouw «jaarlijkse samenvattingen» ingediend? Zo neen, gaat hij deze nog indienen? (Blz. 21, H. 3.1. Lidstaatverklaringen en «nationale samenvattingen»)

Het ministerie van Financiën heeft de jaarlijkse samenvatting voor de structuurfondsen op 15 februari 2008 ingediend bij de Commissie. De onderliggende informatie is afkomstig van de ministeries van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Economische Zaken en Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De jaarlijkse samenvatting voor de landbouwfondsen is ook voor 15 februari ingediend bij de Commissie door het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

14

Zo ja? In hoeverre ontstaat hier dubbel werk? (Blz. 21, H. 3.1. Lidstaatverklaringen en «nationale samenvattingen»)

De nationale verklaring en de jaarlijkse samenvatting zijn gebaseerd op bestaande werkzaamheden, uitgevoerd op basis van EU-regelgeving. Op verzoek van Nederland en na overleg met de Commissie is in de richtlijnen van de jaarlijkse samenvatting neergelegd dat de Commissie onderzoekt hoe de nationale verklaring de annual summary verplichting kan afdekken, dit om dubbel werk te voorkomen. Nederland gaat er vanuit dat dit mogelijk is omdat de nationale verklaring qua inhoud en reikwijdte veel verder gaat. Zo heeft de «jaarlijkse samenvatting» meer het karakter van een rapportagedan een verantwoordingsdocument en lidstaten worden niet verplicht gesteld een overall eindconclusie te geven met verbetermaatregelen. Ook is onder druk van lidstaten het voorzien van de jaarlijkse samenvatting van een opinie van een onafhankelijke auditinstantie, zoals een Nationale Rekenkamer, slechts als een aanbeveling en dus niet als een verplichting opgenomen.

Kortom, hoewel de nationale verklaring en de jaarlijkse samenvatting beiden zijn gebaseerd op bestaande werkzaamheden, geeft de nationale verklaring – mede door het onafhankelijk oordeel van de Algemene Rekenkamer – extra zekerheid bij uitgaven van EU gelden in Nederland.

15

Tot 2013 is 98,5 miljoen euro uitgetrokken voor Hercules II. Het doel is het beschermen van de financiële belangen van de Gemeenschap. Hoe zijn de resultaten tot nu toe geweest? (Blz. 28, H. 3.6. Bescherming financiële belangen van de Unie)

De verordening omtrent het communautair programma Hercules II is op 23 juli 2007 aangenomen, met als doel het beschermen van de financiële belangen van de EU. Vervolgens is op 8 februari 2008 het financieringsbesluit en werkprogramma 2008 van de Commissie voor Hercules II gepubliceerd. Aangezien de eerste aanvragen vanuit overheden en/of instanties worden verwacht in de loop van 2008, is het te vroeg uitspraak te doen over de resultaten van dit programma.

16

Is het verder niet vreemd dat nieuwe fondsen (migratie en buitengrenzen) onder gedeeld beheer zijn komen te vallen, hoewel de afgelopen 13 jaren is gebleken dat de grootste problemen met betrekking tot de rechtmatigheid van bestedingen juist daar liggen? Heeft de Minister er daarom voor gezorgd dat alle positieve en negatieve lessen uit het verleden zijn verwerkt in de verordeningen die ten grondslag liggen aan het nieuwe gedeelde beheer? Kan de minister hiervan concrete voorbeelden noemen? (Blz. 44, H. 7. Conclusies en trends deel 1)

De fondsen waar het hier om gaat zijn het Europees Vluchtelingenfonds, het Europees Terugkeerfonds, het Europees Buitengrenzenfonds en het Europees Integratiefonds. Deze vier fondsen vormen samen het algemeen programma «Solidariteit en beheer van de migratiestromen». Het zijn relatief kleine fondsen. Nederland maakt voor de vier fondsen samen in 2008 aanspraak op circa € 10 miljoen en dat kan tot 2013 oplopen tot circa € 30 miljoen.

Het Europees Vluchtelingenfonds bestaat sinds 2000 en is inmiddels aan zijn derde versie toe. De andere fondsen zijn qua systematiek op dezelfde leest geschoeid als het Europees Vluchtelingenfonds. Zij worden gezien als een instrument voor de totstandkoming van een gemeenschappelijk Europees beleid inzake asiel en migratie. In geval van direct beheer door de Commissie is de afstand tussen beheer en praktijk groot. Dit is een nadeel. Juist het decentrale karakter van fondsen onder gedeeld beheer maakt het mogelijk de middelen naar behoefte te verdelen over de lidstaten op basis van relevante statistische gegevens. Tevens kan zo beter worden ingespeeld op de uiteenlopende startposities van de lidstaten.

Bij de totstandkoming van de derde versie van het Europees Vluchtelingenfonds en de drie nieuwe fondsen heeft de Europese Commissie in haar voorstellen rekening gehouden met de ervaringen die zijn opgedaan met de twee eerdere versies van het Europees Vluchtelingenfonds. Dat heeft ertoe geleid dat de voorschriften die betrekking hebben op het managementen controlsysteem verder zijn uitgewerkt.

Voorbeelden daarvan zijn dat de lidstaten nu een beschrijving moeten indienen bij de Europese Commissie van «de organisatie en de procedures van de verantwoordelijke instanties, de instanties waaraan taken zijn gedelegeerd en de certificeringsinstantie, alsmede van de interne auditsystemen die worden toegepast binnen deze instanties, de auditinstantie en alle andere instanties die onder haar verantwoordelijkheid audits verrichten». De Europese Commissie toetst vervolgens of deze beheers- en controlesystemen in overeenstemming zijn met de geldende voorschriften en of de systemen effectief functioneren tijdens de hele looptijd van de fondsen. Daarbij werkt de Europese Commissie overigens nauw samen met de terzake bevoegde auditinstanties in de lidstaten. Laatstgenoemde auditinstanties moeten een auditstrategie voorleggen aan de Europese Commissie en, op basis daarvan, audits uitvoeren. Daarnaast kan de Europese Commissie ook zelf audits uitvoeren in de lidstaten.

Deze en andere maatregelen en voorschriften bieden de verantwoordelijke vakministers voldoende vertrouwen dat zich rond de rechtmatigheid van de besteding van de gelden geen noemenswaardige problemen zullen voordoen. Daarbij dient tevens de relatief geringe omvang van de fondsen in beschouwing te worden genomen, waardoor de risico’s ook beperkt blijven. Bovendien geeft de uitvoering van de eerste twee versies van het Europees Vluchtelingenfonds in Nederland geen aanleiding voor die reden tot zorg.

17

Het kabinet heeft ermee ingestemd dat bij de financiering van Galileo de overschotten van de landbouwbegroting gebruikt worden. Dat zou een éénmalige aangelegenheid zijn. Waaruit blijkt dat die discipline weg is? (Blz. 76–77, H. 14. Nederland: Kerncijfers)

Tijdens de begrotingsonderhandelingen over de begroting 2008 is gekozen voor deze oplossing om de overschotten in het landbouwdeel van de begroting te gebruiken voor de financiering van Galileo. Bij het akkoord is een verklaring aangenomen door zowel de Raad, de Commissie, als het Europees Parlement dat het een éénmalige exercitie is en dat eventuele toekomstige tekorten binnen de eigen categorie moeten worden gevonden. Dit was overigens de voorwaarde voor het kabinet om met het voorstel in te stemmen. Hiermee is de disciplinerende werking van de budgetplafonds voor de toekomst zeker gesteld.

18

Indien Nederland geld moet gaan terugbetalen aan landbouwgelden aan de Commissie, wordt dit dan op diezelfde sector verhaald? (Blz. 55–69, H. 10. Rechtmatigheid besteding EU-gelden in de lidstaten)

In het geval dat Nederland geld moet terugbetalen aan landbouwgelden aan de Commissie geldt dat de «vervuiler» betaald. De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit heeft Europese regelgeving vertaald naar nationale regelgeving en daaraan uitvoering gegeven. Dit houdt in dat als de Commissie constateert dat de minister een fout heeft gemaakt in de implementatie van Europese regelgeving, zij de boete betaald. Indien begunstigden niet aan de door de minister gestelde voorwaarden voldoen (bijvoorbeeld door een fout in de subsidie-aanvraag) worden bedragen uiteraard teruggevorderd op hen.

19

Hoe gaat het kabinet de informatievoorziening aan de Tweede Kamer verbeteren? (Blz. 81, H. 15.1.2. Oordeel Algemene Rekenkamer over lidstaatverklaring 2006)

De Algemene Rekenkamer heeft in haar rapport bij de nationale verklaring over de landbouwfondsen 2006 aangegeven dat de informatievoorziening aan de Tweede Kamer verbeterd kan worden. Deze aanbeveling wordt in het EU-Trendrapport 2008 herhaald.

Het kabinet beoogt door de invoering van de nationale verklaring de verantwoording en de informatievoorziening over de Europese fondsen op gelijkwaardig niveau te brengen met de nationale verantwoording. Hiervoor wordt jaarlijks informatie beoordeeld op basis van materialiteit en de status van informatie. Naar aanleiding van de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer heeft het kabinet toegezegd het volgende in de nationale verklaring over 2007 op te nemen:

– De gehanteerde criteria voor het kwantitatief beoordelen van de materialiteit;

– Een samenvatting van de resultaten van de certificerende rapporten van de departementale auditdiensten over de Europese fondsen;

– De criteria die gehanteerd zijn bij de opstelling van de deelverklaring en nationale verklaring voor het benoemen van mogelijke aandachtspunten en reserves;

– De definitieve beschikkingen van de Commissie inzake geschilpunten met de Commissie of financiële correcties op basis van de door de Europese Commissie uitgevoerde onderzoeken naar EU-conformiteit;

– De relevante verbeterpunten en andere relevante informatie.

In haar rapport heeft de Algemene Rekenkamer ook gewezen op het gebruik van internet om informatie breed beschikbaar te stellen. Op de website van het ministerie van Financiën is inmiddels een themadossier inzake de nationale verklaring geplaatst, waar alle openbare stukken over de nationale verklaring en dergelijke beschikbaar zijn.

Kortom, het kabinet spant zich in de Tweede Kamer zo volledig mogelijk te informeren over de totstandkoming van de nationale verklaring en neemt daarin de aanbevelingen van de AR mee.

20 en 21

Wanneer verwacht het kabinet de financiële correcties voor zeven onregelmatigheden op te leggen?

Waarom hebben deze financiële correcties vertraging opgelopen? (Blz. 94, H. 17.4. Resultaten audits Europese Commissie bij structuurfondsprogramma’s)

De vraag betreft onregelmatigheden voor het programma Noord Nederland, die het ministerie van Economische Zaken heeft gemeld bij het antifraude instituut van de EU (OLAF). In de meeste gevallen zijn onregelmatig gedeclareerde bedragen nog niet uitbetaald aan de begunstigden. Er is daarom geen noodzaak tot correctie. Daar waar dat mogelijk wel aan de orde is, is het de verantwoordelijkheid van de managementautoriteit van dit programma de financiële correcties door te voeren. Dit gaat pas spelen bij de eindafrekening van projecten. Tot die tijd kunnen andere, wel regelmatige uitgaven in de plaats worden aangeboden.

22

Wanneer verwacht het kabinet dat de financiële correctie bekend is? (Blz. 104, H. 17.5. BTW-Compensatiefonds)

Het onderzoek voor alle Europese structuurfondsen naar de declaratie van BTW in Brussel en het BTW-compensatiefonds wordt dit voorjaar afgerond. Daarna vindt nog overleg plaats met de Europese Commissie alvorens de financiële correctie bekend wordt gemaakt.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Vendrik (GL), Kant (SP), Blok (VVD), Ten Hoopen (CDA), Weekers (VVD), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Aptroot (VVD), Voorzitter, Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Luijben (SP), Van der Veen (PvdA), Kalma (PvdA), Van Gerven (SP), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (CU), Van Dijck (PVV), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Heijnen (PvdA), Tang (PvdA), Vos (PvdA), ondervoorzitter en Vacature (algemeen).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Van Gent (GL), Roemer (SP), Van der Burg (VVD), Jonker (CDA), Snijder-Hazelhoff (VVD), De Vries (CDA), Van Hijum (CDA), Van Beek (VVD), Boekestijn (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Van der Ham (D66), Gerkens (SP), Vermeij (PvdA), Kuiken (PvdA), Vacature (algemeen), Vacature (CDA), Anker (CU), De Roon (PVV), Irrgang (SP), Thieme (PvdD), Heerts (PvdA), Besselink (PvdA), Depla (PvdA) en Mastwijk (CDA).

Naar boven