31 332 Doorlopende Leerlijnen Taal en Rekenen

Nr. 16 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 7 juni 2011

1. Inleiding

In deze (derde) rapportage informeer ik u over de voortgang van de implementatie van het referentiekader taal en rekenen in het primair, speciaal en voortgezet onderwijs (po, so en vo) en het middelbaar beroepsonderwijs (mbo). In het voorjaar van 2010 hebben de Eerste en de Tweede Kamer het Wetsvoorstel referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen aanvaard. In de wet is voor alle onderwijssoorten vastgelegd wat leerlingen en studenten op strategische momenten in hun schoolloopbaan moeten kennen en kunnen op het gebied van taal en rekenen. Hiermee vormen vanaf het schooljaar 2010/2011 de in het referentiekader opgenomen referentieniveaus een leidraad voor de scholen en de onderwijsprogramma’s. Een nadere toelichting op de belangrijkste uitgangspunten, acties en invoeringsstrategie is beschreven in eerdere brieven over dit onderwerp.1

Mijn ambitie is «de basis op orde en de lat omhoog». Wat ik daarvoor ga doen, heb ik gepresenteerd in de actieplannen die u onlangs heeft ontvangen. De invoering van het referentiekader is één onderdeel uit het pakket aan maatregelen om de prestaties van leerlingen te verhogen. De invoering van de referentieniveaus is dus geen doel op zich, maar een middel voor betere prestaties voor taal en rekenen.

Met de wettelijke verankering van de referentieniveaus zijn we er nog niet. De referentieniveaus moeten «op school en in de klas» landen. Scholen zijn volop bezig met de verbetering van de taal- en rekenprestaties, als onderdeel van de verbetering van de onderwijskwaliteit. De referentieniveaus helpen daarbij, omdat ze de doelstellingen beschrijven. Methoden, toetsen en leerlijnen worden aangepast en leraren moeten ermee leren werken. In die fase bevinden we ons nu, de fase van voorbereiding van het gebruik van de referentieniveaus in de onderwijspraktijk. De invoering van de referentieniveaus is betekenisvol, al was het alleen maar vanwege de gekoppelde aanpassing van toetsing en examens. De invoering vraagt daarom een beheerst en zorgvuldig proces waaraan veel partijen een bijdrage moeten leveren. Dat kost tijd die ik ook daarvoor wil nemen.

Doorlopende leerlijnen taal en rekenen

Het vastleggen van de referentieniveaus voor Nederlandse taal en rekenen legt het fundament voor een structurele verhoging van het niveau van de basisvaardigheden van onze leerlingen en studenten. Dankzij de referentieniveaus is nu voor elke onderwijssector duidelijk en in dezelfde termen beschreven wat leerlingen moeten kennen en kunnen op het gebied van Nederlandse taal en rekenen. Scholen kunnen hierdoor doelgerichtere onderwijsprogramma’s realiseren. Leraren kunnen aan de hand van de referentieniveaus doelen stellen, leerprestaties van leerlingen meten en eventueel bijsturen. Ook zijn met de referentieniveaus de leerprestaties eenduidiger en transparanter in beeld te brengen en door te geven aan het vervolgonderwijs. Tenslotte kunnen met de referentieniveaus de programma’s van verschillende schooltypen beter op elkaar aansluiten. In combinatie met leerlingvolgsystemen, toetsen en overdracht wordt daarmee onnodige overlap in programma’s en hiaten in kennis voorkomen.

Doorlopende toetslijn taal en rekenen

Om te bepalen of leerlingen en studenten het gevraagde referentieniveau beheersen, zijn toetsen nodig. Daartoe wordt een doorlopende toetslijn opgesteld. Dit betekent dat:

  • in het po en so een centrale eindtoets voor Nederlands en rekenen wordt ingevoerd2.

  • in het vo er een diagnostische toets wordt ingevoerd aan het eind van de onderbouw voor Nederlands, rekenen/wiskunde en Engels. Met deze toets kan worden nagegaan of een leerling op de goede weg is.3 Aan het eind van het vo worden de referentieniveaus getoetst bij het eindexamen Nederlands en in een centrale rekentoets die wordt ingevoerd.

  • in het mbo (behalve mbo-1)4 centrale examens voor Nederlands en rekenen worden ingevoerd.

Ik leg de regie over deze toetsen en examens bij één partij, het College voor Examens5 (CvE), zodat samenhang in inhoud en normering van deze toetsen en examens over de sectoren heen gewaarborgd is.

Leeswijzer

In paragraaf 2 beschrijf ik de wijzigingen in de regelgeving en het invoeringstraject per onderwijssector vanwege de invoering van de referentieniveaus. In paragraaf 3 beschrijf ik welke inspanningen scholen op dit gebied verrichten en in paragraaf 4 welke ondersteuning zij daarbij krijgen.

2. Invoering van de referentieniveaus

Om de taal- en rekenprestaties binnen afzienbare termijn structureel te verbeteren is een stevige én realistische ambitie nodig. Een zorgvuldige en beheerste invoering is daarbij van groot belang, zodat scholen hun onderwijs goed kunnen afstemmen op de toetsen en examens. Ook vraagt het zorgvuldigheid en tijd om toetsen en examens te realiseren van beproefde kwaliteit en met draagvlak van het scholenveld. Door de invoering van de referentieniveaus wijzigt ook in elke onderwijssector de regelgeving. Hieronder geef ik per onderwijssector een beschrijving van het invoeringstraject.

2.1 Referentieniveaus in het po en so

Sinds 1 augustus 2010 moeten po- en so-scholen hun onderwijs verzorgen op basis van de referentieniveaus. Verder moeten zij een onderwijskundig rapport opstellen bestemd voor het vo, waaruit blijkt waar de leerling staat ten opzichte van de referentieniveaus. Het rapport kunnen scholen pas goed opstellen als er geijkte toetsen zijn en wordt pas dan verplicht.

Eindtoets en leerling- en onderwijsvolgsysteem in het po en so

Op 1 maart 2011 heb ik de Tweede Kamer geïnformeerd over mijn voornemen om een eindtoets en een leerling- en onderwijsvolgsysteem (LOVS) verplicht te stellen in het po.6 De eindtoets wordt vanaf 2013 afgenomen in het reguliere po en vanaf 2015 in het so. De eindtoets wordt in twee stappen (2014 en 2015) inhoudelijk aangepast aan de referentieniveaus.7 Toetsontwikkelaars moeten de leerlijnen en tussendoelen van de referentieniveaus verwerken in tussentijdse toetsen. Voor zeer moeilijk lerende en meervoudig gehandicapte leerlingen kan de school een uitzondering maken.

Prestaties in het primair onderwijs

Er zijn in 2009 en 2010 metingen gedaan van taal- en rekenprestaties van leerlingen in po gerelateerd aan de referentieniveaus (zie bijlage 2 bij deze brief).8 Hieruit kan op stelselniveau worden geconcludeerd dat in 2010 meer leerlingen in groep 8 het referentieniveau beheersen dan in 2008. De kleine verschuiving9 is een bemoedigende tendens.

Referentieniveaus als hulpmiddel voor betere leerresultaten

De ontwikkeling van de leerlingen worden vastgelegd en gevolgd in een LOVS. De LOVS zullen worden aangepast aan de referentieniveaus. Na de aanpassing geeft het LOVS inzicht in de vordering van leerlingen ten opzichte van de referentieniveaus. De referentieniveaus worden zo een hulpmiddel voor leraren en scholen. Ze bieden leraren meer dan nu de gelegenheid het onderwijsaanbod af te stemmen op de feitelijke beheersingsgraad en om gerichte ambities te formuleren. Dit versterkt het opbrengstgericht werken.10

Referentieniveaus en de overdracht van po naar vo

Belangrijk onderdeel van het invoeringsproces van de referentieniveaus is de informatieoverdracht van po naar vo. Om tot een betekenisvolle overdracht te komen heb ik de sectorraden om advies gevraagd over de manier waarop we die informatieoverdracht kunnen verbeteren. De PO-Raad, VO-raad en de Algemene Vereniging Schoolleiders (AVS) hebben vervolgens een gezamenlijk advies uitgebracht11, waarvoor ik hen zeer erkentelijk ben. Het advies kent twee pijlers. De eerste pijler gaat in op het tijdstip van afname van de eindtoets. Dit wordt betrokken bij het wetsvoorstel toetsing waarover ik u op 1 maart12 een brief heb gestuurd. De tweede pijler betreft de inhoud van de informatieoverdracht en wordt meegenomen bij de uitwerking van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) die ik daarover heb toegezegd13.

De AMvB zal ik baseren op de volgende uitgangspunten:

  • de informatieoverdracht heeft als doel dat de leerlingen het juiste onderwijs en/of aangepaste begeleiding ontvangen.

  • wettelijk wordt alleen vastgelegd hoe scholen de informatie over taal en rekenen-wiskunde overbrengen;

  • naast het schooladvies worden de resultaten van de eindtoets verplicht als tweede, objectieve gegeven aan het voortgezet onderwijs overgedragen;

  • de overdracht geeft actuele informatie over de prestaties van leerlingen op de domeinen van Nederlands taal en rekenen;

  • de school zelf bepaalt hoe zij onderdelen die niet objectief te meten zijn, toetst en beschrijft;

  • in het onderwijskundig rapport wordt opgenomen waar de leerling ten opzichte van de referentieniveaus staat.

Met deze uitgangspunten doe ik recht aan het advies: alleen het hoogstnoodzakelijke wordt wettelijk vastgelegd en er is voor scholen voldoende ruimte om op regionaal niveau afspraken te maken.

Afbakening van overdracht leerling-gegevens

In het advies wordt gesteld dat het elektronisch leerdossier (ELD) zal bijdragen aan een uniforme gegevensoverdracht. Hierdoor zal het vo beter in staat zijn om de informatie uit het po te interpreteren14. Het advies benadrukt dat de overdracht op regionaal en/of lokaal niveau door schoolbesturen moet worden ingevuld. In een AMvB zal ik aangeven welke categorieën gegevens de school in het overdrachtsdossier mag opnemen. Deze AMvB biedt, samen met de Wet bescherming persoonsgegevens, een duidelijk kader waarbinnen de scholen in een regio nadere keuzes kunnen én mogen maken. Daarbij bepaalt de school uiteindelijk bij elke leerling welke gegevens noodzakelijk zijn om over te dragen ten behoeve van de doorlopende leerlijn.

Geen extra drempel voor vo

Leerlingen kunnen niet zakken of slagen voor de eindtoets. Het referentieniveau van een po- of so-leerling, is in principe geen criterium om toegelaten te worden tot het vo. De resultaten zijn een indicatie om een leerling goed door te verwijzen naar het vo.

Om te voorkomen dat vo-scholen bij toelating alleen kijken naar de eindtoets en het behaalde referentieniveau van leerlingen, vindt de centrale eindtoets later in het schooljaar plaats. Hiermee versterk ik het belang van een meer evenwichtig schooladvies, dat gebaseerd is op de hele schoolloopbaan van de leerling.

2.2 Examinering en referentieniveaus in het vo en mbo

In het vo moeten vanaf schooljaar 2013–2014 de examens Nederlands afgestemd zijn op de referentieniveaus en wordt de centraal ontwikkelde rekentoets toegevoegd aan het eindexamen. In het mbo wordt centrale examinering van de referentieniveaus taal en rekenen gefaseerd ingevoerd; voor mbo-4 gebeurt dit vanaf 2013–2014 en voor mbo-2 en mbo-3 vanaf 2014–2015.

Dit wordt onder meer geregeld door een wijziging van het Eindexamenbesluit VO, het Staatsexamenbesluit VO en het Examen- en kwalificatiebesluit beroepsopleidingen WEB. Zoals toegezegd15 stuur ik u ter informatie als bijlage een concept van dit wijzigingsbesluit16 8. De belangrijkste onderdelen van dit besluit noem ik hierna.

De uitslagregel in het havo en vwo

In het havo en vwo wordt de rekentoets trapsgewijs onderdeel van de bestaande kernvakkenregel:.

  • Vanaf schooljaar 2015–2016 mogen leerlingen niet meer dan één onvoldoende halen voor Nederlands, Engels, wiskunde en de rekentoets. Die onvoldoende mag niet lager zijn dan een vijf. Leerlingen zonder wiskunde mogen slechts één vijf hebben voor Nederlands, Engels en de rekentoets. Ik wil zo garanderen dat leerlingen over voldoende taal- en rekenvaardigheden beschikken als zij het hoger onderwijs instromen.

  • In 2013–2014 en 2014–2015 doet de rekentoets nog niet mee in de bovenstaande «kernvakkenregel». Leerlingen die in deze studiejaren hun vo-diploma halen moeten ten minste een vijf scoren op de rekentoets, maar mogen ook nog een vijf halen voor Nederlands, Engels of wiskunde.

Deze fasering geeft scholen de ruimte om adequaat in te spelen op de veranderingen in de exameneisen die vanaf 2012 worden ingevoerd.17

De uitslagregel in het vmbo

Ook in het vmbo wil ik Nederlands en rekenen gefaseerd een steviger positie geven in de uitslagregel.

  • Vanaf schooljaar 2015–2016 moeten vmbo-leerlingen ten minste een zes en een vijf voor Nederlands en rekenen halen. Hiermee sluit de uitslagregel aan bij die in het mbo en verbetert de doorstroom van vmbo naar mbo.

  • In de aanloop naar deze aanscherping mogen leerlingen vanaf 2013–2014 niet lager dan een vijf voor Nederlands en een vijf voor rekenen scoren.

Rekentoets: herkansingen en afnamemoment in het vo

Leerlingen in het vo moeten de rekentoets in het laatste of voorlaatste jaar afleggen. Alle leerlingen mogen de toets één keer herkansen. Deze herkansing staat los van herkansingsmomenten bij het centraal examen.

De uitslagregel in mbo-4

De invoering in mbo-4 sluit aan bij het tijdpad van het vo.

  • In het belang van een goede doorstroom naar het hbo mogen studenten van mbo-4 vanaf 2015–2016 slechts één onvoldoende (ten minste een vijf) halen voor Nederlands, Engels en rekenen. Hiermee sluit de uitslagregel aan bij de kernvakkenregel in het havo.18

  • In 2013–2014 en 2014–2015 mogen mbo-4 studenten twee onvoldoendes halen (minimaal een vijf) voor Nederlands, Engels en rekenen. Deze tijdelijk coulantere uitslagregel geeft mbo-instellingen de ruimte om adequaat in te spelen op de toevoeging van het generieke examenonderdeel Engels aan elke mbo-4 opleiding.

De uitslagregel in mbo-2 en mbo-3

Voor de lagere mbo-niveaus ziet de fasering van de uitslagregel er als volgt uit:

  • Studenten van mbo-2 en mbo-3 moeten vanaf 2016–2017 ten minste een zes en een vijf voor Nederlands en rekenen halen.

  • Net zoals in het vmbo geldt een tweejarig overgangstraject en mogen deze studenten vanaf 2014–2015 niet lager dan een vijf voor Nederlands en een vijf voor rekenen scoren.

Herkansingen en afnamemoment in het mbo

De centrale examens voor Nederlands en rekenen worden in de tweede helft van de mbo-opleiding afgenomen, met gelegenheid tot herkansing. Talentvolle studenten kunnen ook een toets van een hoger mbo-niveau afleggen. Studenten die overstappen of doorstromen naar een andere mbo-opleiding krijgen vrijstelling als zij binnen twee jaren dezelfde examens zouden moeten afleggen.

2.3 Invoeringstraject in het vo en mbo

In het vo en mbo zorg ik op verschillende manieren voor een zorgvuldig en verantwoord invoeringstraject van de toetsen en examens:

  • Tijdelijk coulante uitslagregel

    Zoals hierboven beschreven geldt voor leerlingen en studenten in het vo en mbo gedurende twee schooljaren een soepelere uitslagregel, zodat sprake is van een geleidelijke aanscherping van de uitslagregel.

  • Aandacht voor leerlingen met dyslexie en dyscalculie

    Voor leerlingen met dyslexie of dyscalculie geeft het CvE aan welke aanpassingen en hulpmiddelen bij centrale examens en de rekentoets gebruikt kunnen worden. Tijdens de pilotfase is voor scholen gelegenheid om ervaringen op te doen met deze aanpassingen en/of hulpmiddelen. Daarnaast heb ik opdracht gegeven tot het opstellen van een protocol dyscalculie, met handreikingen voor leraren voor de inrichting van het onderwijs en de toetsing. Dit is een aanvulling op het al bestaande protocol dyslexie voor vo en mbo. Het protocol dyscalculie wordt in overleg met het scholenveld opgesteld en wordt naar verwachting in 2012 opgeleverd.

  • Pilotfase

    Om ervaring op te doen met de rekentoets in het vo en de digitale centrale examens Nederlands en rekenen in het mbo, vinden onder regie van het CvE vanaf 2011 tot 2014 pilots plaats. Doordat scholen jaarlijks met steeds grotere aantallen leerlingen deelnemen aan de pilots krijgen zowel de leraren als de leerlingen een goed beeld van de te verwachten inhoud. Ook worden vo-scholen vanaf 2011 geïnformeerd over de te verwachten wijzigingen in de examens Nederlands. Het CvE evalueert jaarlijks de bevindingen van leraren en leerlingen over de pilots en doet, waar nodig, voorstellen tot aanpassingen.

  • Evaluatie en monitoring

    Tijdens de pilotfase volg ik nauwlettend hoe de invoering van de referentieniveaus in vo en mbo vordert. Het is denkbaar dat zorgleerlingen of leerlingen met achterstanden in het vo en mbo ondanks extra onderwijsinspanningen de voor hen bedoelde niveaus niet halen. Ik zal daarom in de periode tot en met 2014 aan de hand van de prestaties van leerlingen bij de pilottoetsen en -examens de vorderingen jaarlijks, in het najaar, evalueren.

  • Mogelijkheden voor bijsturing

    Mocht uit de prestaties van leerlingen blijken dat (te) veel leerlingen, ondanks de extra onderwijsinspanningen hun basisvaardigheden niet op de voor hen bedoelde referentieniveaus beheersen, dan kan ik passende maatregelen nemen. Ik kan bijvoorbeeld besluiten om de pilotfase te verlengen of in het vo voor de rekentoets (tijdelijk) een extra herkansingsgelegenheid toe te staan. Uw Kamer zal over de jaarlijkse evaluatie en eventuele beslissingen die ik op basis hiervan neem, nader worden geïnformeerd.

Prestaties in het vo en het mbo

Voor het vo en het mbo heb ik diagnostische toetsen gebaseerd op de referentieniveaus beschikbaar gesteld. Een beeld van de leerling-resultaten op deze diagnostische toetsen is te vinden in bijlage 2 bij deze brief. Alhoewel het gaat om een eerste voorlopige normering en om toetsen die bovendien niet onder examenomstandigheden zijn afgenomen, geven de resultaten op deze diagnostische toetsen een indicatie van de prestaties van de huidige laatstejaars leerlingen ten opzichte van de gewenste referentieniveaus.

Voor havo-leerlingen lijkt de afstand tot het gewenste referentieniveau het minst groot. Minstens driekwart van de havoleerlingen beheerste het niveau 3F, behalve op luistervaardigheid. De mbo-4 studenten scoorden iets minder goed, ongeveer driekwart van de mbo 4-studenten beheerste niveau 3F voor lees- en luistervaardigheid, maar niet voor taalverzorging en rekenen.

Voor vmbo-leerlingen en studenten van mbo-2 en mbo-3 blijkt het referentieniveau 2F een behoorlijke uitdaging, de vmbo-gl/tl leerlingen uitgezonderd. De leerlingen uit vmbo-bbl lopen het verst achter ten opzichte van het verwachte referentieniveau: op alle domeinen beheerst ten hoogste 40% van de leerlingen het niveau 2F. De vmbo-kb leerlingen en de mbo-2 studenten scoren iets beter: zij blijven achter bij taalverzorging en rekenen (rond de 40% van de deelnemers haalt het niveau 2F), maar liggen bij lees- en luistervaardigheid meer op koers: hier worden percentages van boven de 75% gehaald. Voor het mbo is opvallend dat de bbl-studenten over het algemeen iets beter scoorden op taal en rekenen dan de bol-studenten.

Evaluatie eerste prestaties

Alhoewel de afstand tot de beoogde referentieniveaus soms groot is, zie ik in de resultaten van deze metingen geen reden om het beoogde tijdpad van invoering bij te sturen. Het gaat immers om laatstejaars leerlingen die nog weinig hebben kunnen profiteren van de gerichte onderwijsinspanningen die scholen leveren. Bovendien geven de cijfers een eerste indicatie van leerlingprestaties en zijn de gegevens nog niet gebaseerd op de pilottoetsen en -examens die onder regie van het CvE worden opgesteld.

De eerste prestaties zijn wel een duidelijk signaal dat scholen in het vo en mbo stevig moeten inzetten op de versterking van het het taal- en rekenonderwijs. De prestaties bij de lagere opleidingsniveaus in het vmbo en het mbo bevestigen mijn beleid om voor tijdens de pilotfase de vinger goed aan de pols te blijven houden. Ik vraag het CvE tenslotte om bij de pilots in vmbo en mbo nader te onderzoeken hoe rekening kan worden gehouden met de verschillende doelgroepen die het referentieniveau moeten behalen zonder afbreuk te doen aan het te behalen referentieniveau.

2.4 Referentieniveaus in Caribisch Nederland

Invoering in het po en so

De referentieniveaus kunnen pas in Caribisch Nederland wettelijk gelden, als het onderwijs daar zoveel mogelijk in lijn is met het onderwijs in Europees Nederland. Op termijn zullen echter ook daar voor het basisonderwijs de centrale eindtoets, het leerling- en onderwijsvolgsysteem, de referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen worden ingevoerd.

Invoering in het vo

Op Bonaire en St. Eustatius zullen in 2015 de eerste vmbo- en havo-examens Nederlandse stijl worden afgenomen. Het vwo volgt in 2016. Voor de diploma’s geldt dezelfde slaag-/zakregeling als in Europees Nederland. Tot 1 augustus 2015 (vmbo), 2016 (havo) of 2017 (vwo) worden de examens nog afgelegd volgens de voormalige landsverordeningen. Voor Saba is een afwijkend onderwijs en examenprogramma vastgesteld, omdat de voer- en instructietaal Engels blijft.

Invoering in het mbo

De invoering van centrale examinering voor Nederlandse taal en rekenen in het middelbaar beroepsonderwijs in Caribisch Nederland zal plaatsvinden nadat de eerste leerlingen het mbo instromen met een vmbo-diploma dat gebaseerd is op een op de referentieniveaus afgestemd eindexamen.

3. Voorbereidingen van scholen bij de invoering van referentieniveaus

Scholen in de verschillende onderwijssectoren bereiden zich volop voor op de invoering van de referentieniveaus. Hieronder beschrijf ik per onderwijssector hoe zij dit doen.

3.1 Voorbereidingen in het po

Uit een opiniepeiling blijkt dat de meeste leraren in het po op de hoogte zijn van de referentieniveaus.19 Ongeveer 85% van de scholen besteedt sinds 2007 (veel) meer aandacht aan taal en rekenen. Ook de Inspectie van het Onderwijs constateert in haar Onderwijsverslag dat scholen in het po zich voorbereiden op de invoering van referentieniveaus.20 Ze volgen scholing, screenen lesmethodes of schaffen nieuwe methodes aan. Bijeenkomsten over opbrengstgericht werken en hoe daarbij de referentieniveaus te gebruiken, worden goed bezocht. Scholen maken daarnaast gebruik van kwaliteitskaarten en oefenen met het maken van leerlijnen.

3.2 Voorbereidingen in het so

Er is in het so veel aandacht voor opbrengstgericht werken en het verbeteren van de onderwijskwaliteit. De Inspectie van het Onderwijs signaleert op deze gebieden een duidelijke vooruitgang. De scholen die deelnemen aan de reken- en taalverbetertrajecten zijn dan ook enthousiast over de bereikte resultaten.

Om de referentieniveaus in het speciaal onderwijs zo zorgvuldig mogelijk in te voeren is voorzien in de ontwikkeling van een aantal instrumenten. In het speciaal onderwijs bevindt zich een heel heterogene groep leerlingen. Om meer zicht te krijgen op de verschillende niveaus binnen het so en sbo is in 2010 een nulmeting verricht voor de functioneringsniveaus tot en met groep 5. Deze meting is begin dit jaar uitgevoerd voor de niveaus tot en met groep 8. Op basis van de resultaten van deze metingen kunnen scholen hun leeropbrengsten analyseren en waar nodig verbeteren.

Om de aansluiting met het vervolgonderwijs te optimaliseren, worden onder de naam «passende perspectieven» leerroutes ontwikkeld die maatwerk mogelijk maken en leraren handvatten biedt bij het vormgeven van een passend onderwijsaanbod. Met een op de verschillende doelgroepen afgestemd leerlingvolgsysteem en leerlijnen die aansluiten bij de referentieniveaus hebben scholen de mogelijkheid om het onderwijs aan leerlingen doelgericht vorm te geven en de voortgang van de ontwikkeling te volgen en te bevorderen.

Het verbeteren van de leerresultaten van leerlingen in het (voortgezet) speciaal onderwijs is inzet van het wetsvoorstel kwaliteit (v)so dat binnenkort aan uw Kamer zal worden aangeboden. Met de kwaliteitsversterking zijn we inmiddels op de goede weg maar komende jaren zullen we hier nog hard aan trekken.

3.3 Voorbereidingen in het vo

In het vo zijn de meeste scholen bezig hun taal- en rekenonderwijs te verbeteren. Ze besteden extra lessen aan taal en rekenen, toetsen regelmatig of leerlingen zich ontwikkelen en ondersteunen leerlingen met een taal- of rekenachterstand. Leraren zijn op de hoogte van de invoering van de referentieniveaus, hoewel de kennis van de precieze inhoud ervan beter kan.21 Ik zal het Steunpunt taal en rekenen vo vragen hieraan blijvend aandacht te besteden.

Schoolbreed taal en rekenbeleid

Veel scholen willen de referentieniveaus schoolbreed invoeren, omdat taal en rekenen ook van belang zijn bij andere vakken dan Nederlands en wiskunde. De Kamerleden Van Dijk (CDA) en Van Dijk (SP) hebben in een motie22 aandacht gevraagd voor de schoolbrede aanpak. De motie vraagt naar een onderzoek of spelling en grammatica kunnen meetellen bij de beoordeling van alle centrale examens. Ik heb het CvE gevraagd om dit onderzoek uit te voeren. De resultaten hiervan en de rapportage van een raadpleging onder vakcommissieleden23, stuur ik als bijlage (resp. 4 en 5) mee1

Uit het onderzoek van het CvE blijkt dat aan het voorstel van de Kamerleden Van Dijk en Van Dijk grote nadelen kleven. De organisatie van centrale examens komt onder druk te staan, de complexiteit van de centrale examinering neemt toe en de betrouwbaarheid en validiteit van de examens nemen af. Ook blijkt dat de vakcommissieleden het meetellen van spelling en grammatica bij ieder centraal examenonderdeel vanuit hun deskundigheid ontraden. Dit beeld wordt ondersteund door een raadpleging onder een ledenpanel van de VO-raad: 71% van de respondenten (N = 711) wil niet dat spelling en grammatica zal meetellen in de beoordeling van alle centrale examens.24 Op grond van het bovenstaande zie ik ervan af om spelling en grammatica in alle centrale examens te laten meewegen.

Het CvE doet suggesties voor andere mogelijkheden om schoolbreed taalbeleid te stimuleren. Ik heb aan de landelijke pedagogische centra (LPC) gevraagd om hulpmiddelen ter ondersteuning van scholen te ontwikkelen, waarin deze suggesties kunnen worden meegenomen. Daarnaast wil ik nagaan op welke manier taalverzorging getoetst kan worden. Ook wil ik in gesprek met de VO-raad, AOC-raad, het Platform VVVO, de Stichting Platforms VMBO, Cito, SLO en het Steunpunt taal en rekenen over de mogelijkheden om schoolbreed taal- en rekenbeleid verder te stimuleren. Over de uitkomst van die gesprekken en daaruit voortvloeiende acties zal ik uw Kamer uiteraard nader informeren.

3.4 Voorbereidingen in het mbo

Ook het mbo is volop bezig het taal- en rekenonderwijs te versterken en de centrale examinering van Nederlands en rekenen voor te bereiden . Zo hebben alle scholen25 in 2010 een implementatieplan taal en rekenen opgesteld. Daaruit blijkt dat zij op grote schaal diagnostische taal- en rekentoetsen afnemen, als basis voor de inrichting van het taal- en rekenonderwijs. Verder rapporteert het Steunpunt taal en rekenen mbo 26 dat veel scholen deelnemen aan allerlei soorten bijeenkomsten over de referentieniveaus en de inpassing daarvan in het beroepsonderwijs. Ook uit de deelname aan werkconferenties van CvE over de invoering van digitale centrale examens blijkt dat scholen bezig zijn met de voorbereidingen. Bijna alle scholen hebben de benodigde examensoftware aangevraagd voor het op locatie testen van de digitale voorbeeldexamens en bijna de helft van de scholen heeft in het voorjaar van 2011 op kleine schaal deelgenomen aan de prepilot voor het mbo-4. Het CvE inventariseert de ervaringen ten behoeve van de inrichting van de pilots in 2012.

4. Ondersteuning van leraar en school

De onderwijspraktijk staat er bij de invoering van de referentieniveaus niet alleen voor. Voor ondersteuning van scholen en leraren heb ik verschillende activiteiten in gang gezet. Hieronder noem ik enkele voorbeelden.

4.1 Deskundigheidsbevordering leraren

Het blijkt dat op scholen vraag ontstaat naar ondersteuning en verdere professionalisering van het onderwijspersoneel. Zo blijkt bijvoorbeeld uit enquêtes in het vo27 dat leraren zich willen professionaliseren op vakinhoudelijk en vakdidactisch vlak. Om te weten of ook een beweging te zien is in het professionaliseringsaanbod op het gebied van taal en rekenen, heb ik onlangs een quickscan laten uitvoeren28.

Uit deze quickscan blijkt dat, na invoering van de referentieniveaus taal en rekenen en de grotere aandacht voor taal en rekenen in het beleid, het nascholingsaanbod is aangepast of nieuw aanbod is ontwikkeld. Ook blijkt dat veel aanbieders vraaggestuurd werken en maatwerk kunnen leveren. Aanbieders melden dat zij goed zicht hebben op de vraag bij scholen. Het aanbod richt zich het meest op eigen kennis en vaardigheden en didactische vaardigheden, maar ook op het vaststellen van beheersingsniveaus (vo/mbo), opbrengstgericht werken (po) en het ontwikkelen van taal- en rekenbeleid.

Het lijkt er dus op dat vraag en aanbod naar nascholing op het gebied van taal en rekenen samenkomen. De verantwoordelijkheid voor professionalisering ligt bij de scholen zelf. Werkgevers dienen hun personeel in de gelegenheid te stellen hun bekwaamheid te onderhouden en werknemers moeten zich inzetten om bekwaam te zijn en te blijven.

Ook voor aankomende leraren moet het niveau van Nederlands en rekenen afgestemd zijn op de referentieniveaus. In de lerarenopleidingen is de afgelopen jaren een zwaarder accent op de basisvaardigheden komen te liggen. De studenten die nu afstuderen zullen al beter zijn toegerust om taal en rekenen te doceren dan in het verleden wel eens het geval was.

De lerarenopleidingen voeren vanaf het cohort 2011–2012 onder andere de kennisbases Nederlandse taal en rekenen voor de pabo en de kennisbases voor de tweedegraads lerarenopleidingen in. In de kennisbases is beschreven wat de studenten aan het eind van hun opleiding moeten kennen. Deze kennis wordt aan het eind van de opleiding getoetst met een landelijk ontwikkelde kennistoets. In de beschrijving van de kennisbases Nederlandse taal en rekenen is rekening gehouden met de referentieniveaus. Deze studenten worden helemaal toegerust om het taal- en rekenonderwijs volgens de maatstaven van de referentieniveaus te kunnen geven.

4.2 Ondersteuning bij leerlingen met dyslexie en dyscalculie

Voor po, so, vo en mbo wordt gezamenlijk gewerkt aan ondersteuning van scholen in de zorg voor leerlingen met dyslexie en dyscalculie. De sectoren po, so en vo kennen al enige jaren een protocol dyslexie. In 2010 is dit aangevuld met een protocol dyslexie voor het (v)mbo. Ook is in 2010 voor po en so een protocol dyscalculie opgeleverd dat kan worden uitgetest bij het scholenveld. Voor vo en mbo wordt nog gewerkt aan een protocol dyscalculie en wordt de oplevering in 2012 verwacht. Verder zal in de loop van 2012 een brochure met een overzicht van de bij het onderwijs en de examens toegestane hulpmiddelen voor deze doelgroepen in de verschillende onderwijssectoren worden gepubliceerd. Waar nodig, wordt de regelgeving afgestemd. Tenslotte zal de Inspectie van het Onderwijs in 2011 en 2012 een themaonderzoek doen naar de ondersteuning van leerlingen met dyslexie en dyscalculie. De bevindingen daarvan worden medio 2012 verwacht.

4.3 Ondersteuning door het Steunpunt taal en rekenen

Sinds 2009 bestaat voor het mbo een Steunpunt taal en rekenen mbo. Sinds 2010 kent ook het voortgezet onderwijs een steunpunt en vervult de PO-Raad deze taak voor het po. Scholen maken goed gebruik van het ondersteuningsaanbod van de steunpunten. De websites kennen grote bezoekersaantallen en scholen weten de telefonische en digitale helpdesks goed te vinden. Servicedocumenten met overzichten, samenvattingen en de betekenis van het beleid voor de scholen voorzien in een informatiebehoefte. Ook zijn de in alle onderwijssectoren georganiseerde (regionale) voorlichtingsbijeenkomsten zeer goed bezocht. Scholen in alle sectoren maken gretig gebruik van de door de steunpunten georganiseerde conferenties en – voor het primair onderwijs – cursussen opbrengstgericht werken met de referentieniveaus taal en rekenen. Voor het vo en het mbo zijn er netwerken taal en rekenen, gericht op het delen en verspreiden van kennis. De belangstelling daarvoor is groot. In 2010 zijn vrijwel alle mbo-scholen op één of andere manier betrokken geweest bij deze netwerken. De startconferentie voor de vo-netwerken trok bijna 300 bezoekers. In juni 2011 volgen de eerste regionale bijeenkomsten van de netwerken.

4.4 Ondersteuning door educatieve organisaties

Verschillende educatieve partijen ondersteunen scholen bij de invoering van de referentieniveaus. Hieronder volgen enkele voorbeelden.

  • Het nationale expertisecentrum leerplanontwikkelingen (SLO) heeft in 2010 en 2011 handreikingen en voorbeeldopgaven opgeleverd voor alle onderwijssectoren als hulpmiddel voor het onderwijs gericht op de referentieniveaus. Deze zijn te vinden op www.taalenrekenen.nl.

  • De referentieniveaus zijn door SLO, het Freudenthalinstituut en het Expertisecentrum Nederlands vertaald in tussendoelen en leerlijnen. Voor het so heeft de CED-groep de leerlijnen en tussendoelen voor het so en vso in 2011 afgestemd op de referentieniveaus.

  • Educatieve uitgeverijen zijn volop bezig leermiddelen verder af te stemmen op de referentieniveaus in het vo en mbo. Uit een inventarisatie van SLO uit 2009 blijkt dat de lesstof vrijwel dekkend is voor de referentieniveaus.29 De laatste witte vlekken worden nu ook ingevuld.

  • Eind 2011 levert Cito een leerlingvolgsysteem op dat speciaal bestemd is voor de specifieke doelgroepen van het so. Voor het vso wordt in mijn opdracht een volgsysteem ontwikkeld, dat in 2013 gereed zal zijn. Ook zijn het afgelopen jaar nieuwe leermiddelen ontwikkeld voor het so en vso, waarvan scholen veel gebruik maken.

  • De landelijke pedagogische centra, nascholingsinstellingen en andere onderwijsondersteunende instellingen hebben verschillende vormen van aanbod ontwikkeld: brochures, posters, informatiemappen, beleidsondersteuning, nascholing.

  • Het gehele ondersteuningsaanbod (leermiddelen, toetsen, nascholing en beleidsondersteuning) is nog volop in ontwikkeling. Op www.aanbodoverzichttaalenrekenen.nl bieden de steunpunten vo en mbo een regelmatig geactualiseerd overzicht.

  • In het onderwijsveld is behoefte aan meer duidelijkheid over de uitwerking van de referentieniveaus in de toetsen en examens in de diverse schooltypen. Vanaf 2011 worden hiertoe voorbeeldexamens, syllabi en toetswijzers beschikbaar gesteld. Ook worden door CvE sets met referentie-opgaven opgesteld. Deze referentiesets hebben een tweeledig doel: enerzijds dat van voorbeeldfunctie voor het onderwijsveld en curriculum- en toetsontwikkelaars (publiek en privaat) en anderzijds dat van bewaking van het niveau van de centrale toetsen en examens over de verschillende onderwijssectoren heen.

5. Tot slot

De invoering van het referentiekader taal en rekenen legt een fundament voor de verhoging van taal- en rekenprestaties in alle onderwijssectoren. Hiermee is de basis gelegd om de ambitie – het verhogen van de taal- en rekenprestaties van leerlingen – te verwezenlijken. Scholen zijn in staat om gericht te werken aan de intensivering van het taal- en rekenonderwijs nu er duidelijkheid is over het tijdpad voor toetsing en examinering. Ik volg de implementatie nauwlettend via evaluatie en monitoring.

Verbetering van de basisvaardigheden taal en rekenen is een traject van lange adem. Aandacht hiervoor blijft daarom één van de speerpunten tijdens deze kabinetsperiode. In de actieplannen is daar ruimschoots aandacht voor.

De inzet waarmee de scholen taal en rekenen verbeteren, geeft mij vertrouwen dat we met elkaar de kwaliteit van ons onderwijs de komende periode naar een hoger niveau zullen brengen.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

mede namens de minister van Economische zaken, Landbouw en Innovatie,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart


X Noot
1

Kamerstuk 2007–2008, 31 332, nr. 3; Kamerstuk 2008–2009, 31 332, nr. 7; Kamerstuk 2009–2010, 31 332, nr. 10.

X Noot
2

Zie mijn brief over de eindtoets po van 1 maart 2011 (Kamerstuk 2010–2011, 31 293, nr. 89.)

X Noot
3

Zie mijn brief over het actieplan beter presteren van 23 mei 2011 (bijlage 114435 bij Kamerstuk 2010–2011, 32 500 VIII, nr. 176).

X Noot
4

Bij mbo-1 vinden vooralsnog schoolexamens taal en rekenen plaats. Op basis van pilots met centrale toetsen neem ik in 2014 een besluit over de invoering van centrale examinering.

X Noot
5

In de toekomst mogelijk «College voor Toetsing en Examens».

X Noot
6

Kamerstuk 2010–2011, 31 293, nr. 89.

X Noot
7

Om de verplichte eindtoets in te voeren, is een apart traject gestart. De voortgang daarvan en van het LOVS komen in deze voortgangsrapportage niet aan de orde.

X Noot
8

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
9

Het Cito omschrijft de toename als «significant maar statistisch te klein om te spreken over een effect».

X Noot
10

In het po worden de referentieniveaus ingevoerd als onderdeel van de beleidsambitie opbrengstgericht werken en de aandacht voor taal en rekenen. In het actieplan Basis voor presteren, ga ik op deze punten in.

X Noot
11

Effectief Schakelen: verbeteren van informatieoverdracht van po naar vo, 23 februari 2011, bijlage bij kamerstuk 31 293 nr. 89.

X Noot
12

Kamerstuk 2010–2011 31 293 nr. 89 .

X Noot
13

De AMvB treedt pas in werking als de eindtoets de referentieniveaus in kaart brengt. Naar verwachting is dit in 2015.

X Noot
14

Met het wetsvoorstel «Gebruik persoonsgebonden nummer bij de uitwisseling van leer- en begeleidingsgegevens» (Kamerstuk 2010–2011 32 176 nr. 15) wordt een basisvoorwaarde voor deze ordelijke elektronische uitwisseling van gestandaardiseerde leerlinggegevens geschapen.

X Noot
15

Toezegging bij behandeling wetsvoorstel Wet referentieniveaus Nederlandse taal en rekenen.

X Noot
16

Het concept wijzigingsbesluit bevat naast wijzigingen vanwege de examinering van de referentieniveaus in vo en mbo tevens wijzigingen van het Examen- en kwalificatiebesluit WEB in verband met de beroepsgerichte kwalificatiestructuur. Deze laatste wijzigingen zullen uiteraard pas in werking treden als het wetsvoorstel Wijziging WEB inzake de beroepsgerichte kwalificatiestructuur kracht van wet krijgt.

X Noot
17

Zie ook bijlage 1 voor een schematisch overzicht van deze aanpassingen. Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
18

Engels wordt in mbo-4 een verplicht examenonderdeel, ongeacht of het beroep dit vraagt. De beoogde invoering hiervan is in 2012–2013. Centrale examinering ervan wordt gefaseerd ingevoerd. Het tijdpad hiervoor wordt nog vastgesteld.

X Noot
19

Opiniepeiling Basisvaardigheden en Opbrengst gericht werken in het PO, bereikbaar via www.researchned.nl

X Noot
20

http://www.onderwijsinspectie.nl/binaries/content/assets/Onderwijsverslagen/2011/ Onderwijsverslag+2009+2010.pdf

X Noot
21

Dit blijkt uit enquêtes, zie hiervoor de website van het steunpunt taal en rekenen vo: http://www.steunpunttaalenrekenenvo.nl/helpdesk/downloadcentrum/resultaten-enquêtes-referentiekader-taal-en-rekenen.

X Noot
22

Kamerstuk 32 290, nr. 19.

X Noot
23

De raadpleging door Regioplan is gehouden onder vakcommissies van het CvE. In de vakcommissies zitten o.a. ervaren leraren die lesgeven in een eindexamenklas. De commissies geven Cito de opdracht voor het maken van het centraal examen en stellen dat examen ook vast.

X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
24

Zie voor deze rapportage de website van de VO-raad, http://www.vo-raad.nl/

X Noot
25

In het kader van de Regeling Intensivering Nederlandse taal en rekenen mbo.

X Noot
26

Rapportages van het steunpunt mbo, te vinden op www.steunpunttaalenrekenenmbo.nl

X Noot
27

http://www.steunpunttaalenrekenenvo.nl/helpdesk/downloadcentrum/resultaten-enquêtes-referentiekader-taal-en-rekenen-0

X Noot
28

Quick-scan nascholing taal en rekenen, Actis Onderzoek in opdracht van het ministerie van OCW, 2011 (www.steunpunttaalenrekenenvo.nl/informatie/aanbod-taal/rekenen/quick-scan-nascholing-taal-en-rekenen)

X Noot
29

Referentieniveaus in taal en rekenen: een inventarisatie van leerstof uit actuele taal- en rekenmethodes voor po, vo en mbo, SLO, december 2009.

Naar boven