31 322 Kinderopvang

Nr. 445 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 17 mei 2022

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief van 14 februari 2022 inzake het Ontwerpbesluit houdende de wijziging van het Besluit kinderopvangtoeslag in verband met de aanpassing van de koppeling gewerkte uren voor de ouder met een partner met Wlz-indicatie of een gedetineerde partner (Kamerstuk 31 322, nr. 441).

De vragen en opmerkingen zijn op 23 maart 2022 aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 16 mei 2022 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Kuzu

De adjunct-griffier van de commissie, Van den Broek

Vragen en antwoorden

Inbreng van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie vragen of er voldoende rekening is gehouden met de uitvoerbaarheid van voorliggend ontwerpbesluit. De leden vragen tevens hoe hier rekening mee is gehouden, ook met het oog op de belasting van het ambtenarenapparaat.

Het ontwerpbesluit is in november 2021 door de Belastingdienst/Toeslagen getoetst op uitvoerbaarheid. De uitkomst van deze toets is toegevoegd aan de stukken die bij uw Kamer zijn voorgehangen. De Belastingdienst/Toeslagen acht de maatregelen uit het ontwerpbesluit uitvoerbaar en verwacht geen personele gevolgen of andere aanvullende impact ten aanzien van maakbaarheid van systemen of handhaafbaarheid. De Belastingdienst/Toeslagen voert de kinderopvangtoeslag al uit op beoogde wijze. Zo is voorkomen dat er ouders benadeeld zijn doordat de koppeling gewerkte uren (hierna: KGU) voor hen nog niet aansloot op de wetswijzigingen uit de Verzamelwet kinderopvang 20211 (hierna: Verzamelwet) en de Wet verbetering uitvoerbaarheid toeslagen2 (hierna: WVUT).

De leden van de VVD-fractie vragen ook hoe het ontwerpbesluit zich verhoudt tot de bredere toeslagensystematiek.

Met onderhavig ontwerpbesluit wordt het Besluit kinderopvangtoeslag in lijn gebracht met de Verzamelwet en WVUT, waarmee nieuwe groepen ouders recht hebben gekregen op kinderopvangtoeslag. Het gaat om gezinnen waarin één ouder werkt of een traject naar werk volgt, zoals beschreven in de Wet kinderopvang (hierna: Wko) en de andere ouder een permanente of tijdelijke indicatie heeft op basis van de Wet langdurige zorg (hierna: Wlz-indicatie), of is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel van langer dan drie maanden (hierna: detentie). Met het ontwerpbesluit wordt geregeld dat bij deze gezinnen de ouder met een Wlz-indicatie of detentie op gelijke wijze wordt behandeld als een doelgroeper voor de KGU. Ofwel, dat deze ouder voor de berekening van de KGU 230 uur per kalendermaand opbouwt voor iedere maand dat hij een Wlz-indicatie heeft of gedetineerd is. De KGU is een voorwaarde binnen de huidige kinderopvangtoeslag.

Voorts vragen de leden van de VVD-fractie of het onderliggende probleem hier afdoende mee is opgelost. Zij vragen of er straks geen situaties ontstaan waarin mensen per ongeluk toeslag ontvangen waar ze eigenlijk geen recht op hebben met terugvorderingen als gevolg.

Met het ontwerpbesluit wordt een onbedoelde omissie weggenomen. Doordat de Belastingdienst/Toeslagen vanaf de inwerkingtreding van de wetswijzigingen wel op de beoogde wijze de kinderopvangtoeslag uitvoert, is voorkomen dat ouders hierdoor benadeeld zijn. Wie er recht heeft op kinderopvangtoeslag verandert met dit ontwerpbesluit niet. Het uitgangspunt bij de KGU in het Besluit kinderopvangtoeslag is dat voor het recht op kinderopvangtoeslag wordt uitgegaan van de arbeidsuren van de minst werkende ouder. Deze uitwerking zou tot de ongewenste situatie leiden dat de ouder die vanwege een Wlz-indicatie of detentie gedurende het jaar niet meer kan werken, wel blijft meetellen voor de KGU en dus het totale recht op opvanguren voor het gehele jaar. Hierdoor komen vanaf dat moment opvanguren niet meer in aanmerking voor kinderopvangtoeslag, ondanks dat beoogd is dat het gezin wel recht behoudt op kinderopvangtoeslag. Om dit te voorkomen regelt dit ontwerpbesluit dat bij deze gezinnen de ouder met een Wlz-indicatie of detentie op gelijke wijze wordt behandeld als een doelgroeper voor de KGU, en dus dat deze ouder voor de berekening van de KGU 230 uur per kalendermaand opbouwt voor iedere maand dat hij een Wlz-indicatie heeft of gedetineerd is. Met de technische wijziging wordt zo dus voorkomen dat de gezinnen die met de Verzamelwet en de WVUT recht hebben gekregen op kinderopvangtoeslag, of dat binnenkort krijgen, alsnog geen recht zouden hebben op kinderopvangtoeslag vanwege de KGU. Vanwege de verlenging van de voorhangprocedure zal dit ontwerpbesluit niet met terugwerkende kracht in werking treden voordat de fase van definitieve toekenning over het jaar 2021 bij de Belastingdienst/Toeslagen start. De Belastingdienst/Toeslagen wordt gevraagd de uitvoering van de wetswijziging op de beoogde wijze voort te zetten, zodat ouders ook geen nadelige gevolgen ondervinden van deze vertraging.

De leden van de VVD-fractie vragen ook of ik nader kan ingaan op hoe in de toekomst precies omgegaan wordt met de cases die in het ontwerpbesluit naar voren komen en die nu nog onder het oude systeem vallen.

In het ontwerpbesluit zijn enkele rekenvoorbeelden opgenomen. Deze rekenvoorbeelden laten zien hoe de nadere uitwerking van het ontwerpbesluit voorkomt dat het recht op kinderopvangtoeslag in sommige situaties – in het jaar dat de Wlz-indicatie of detentie ingaat of afloopt – te laag kan uitkomen om de combinatie van arbeid en zorg voor de andere ouder te faciliteren zoals beoogd. In de rekenvoorbeelden is uitgegaan van de KGU zoals die op dit moment wordt bepaald. In de budgettaire bijlage bij het coalitieakkoord is opgenomen dat de KGU vanaf 2023 wordt losgelaten. Dit geldt ook voor de groepen ouders waarop het ontwerpbesluit ziet. Bij de berekening van de hoogte van de kinderopvangtoeslag is er dan geen verschil meer tussen de ouder die blijft werken en de ouder die een Wlz-indicatie heeft of gedetineerd is.

Tot slot vragen de leden van de VVD-fractie naar de stand van zaken met betrekking tot de algehele uitvoering van de motie van de leden Lodders en Van Weyenberg over quick fixes in het toeslagensysteem en de voortgang op de quick fixes (Kamerstuk 35 572, nr. 49).

Uw Kamer is vorig jaar in het kader van deze motie door de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen en Douane geïnformeerd over de inventarisatie van knelpunten in het huidige toeslagensysteem en mogelijke oplossingen daarvoor (Kamerstuk 31 066, nr. 927). In het coalitieakkoord zijn een aantal van de genoemde oplossingen overgenomen, zoals het laten vervallen van de KGU in de kinderopvangtoeslag en vereenvoudigingen in de huurtoeslag. Deze kabinetsperiode gaat het kabinet door met het verkennen van verbeteringen in het toeslagensysteem. Daarbij worden ook nieuwe signalen betrokken zoals die bijvoorbeeld ook in de Stand van de Uitvoering naar voren zijn gekomen. Bij deze verkenning wordt tevens gekeken naar de financiële consequenties van verschillende verbeteropties en de mogelijkheid deze al dan niet in te passen in het budgettaire beeld. Over de verkenning van mogelijke verbeteringen in het huidige stelsel wordt u nader geïnformeerd in de zomer van 2022, zoals de Staatssecretaris van Financiën – Toeslagen & Douane eerder heeft aangegeven (Kamerstuk 35 925 IX, nr. 23).

Inbreng van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie vragen wanneer de overige knelpunten, zoals beschreven in de brief van de Staatssecretaris over quick fixes van het toeslagenstelsel, zullen worden vastgelegd in regelgeving. Zij vragen hierbij welke criteria het kabinet hanteert om te bepalen welke knelpunten prioriteit krijgen.

Het kabinet is mogelijke verbeteringen op dit moment verder aan het verkennen. Bij deze verkenning wordt tevens gekeken naar de financiële consequenties van verschillende verbeteropties en de mogelijkheid deze al dan niet in te passen in het budgettaire beeld. Over de verkenning van mogelijke verbeteringen in het huidige stelsel wordt u nader geïnformeerd in de zomer van 2022. Zie verder ook mijn antwoord op de vragen van de leden van de VVD-fractie.

Inbreng van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie vragen of gezinnen, waarvan een van de ouders een tijdelijke Wlz-indicatie heeft, eerder aanspraak zouden kunnen maken op kinderopvangtoeslag dan 1 januari 2023, bijvoorbeeld gelijk aan gedetineerden met terugwerkende kracht vanaf 1 januari 2022.

Bij de quickscan op de wijziging van de Wko in het kader van de ouders met een tijdelijke Wlz-indicatie die de Kamer in november 2020 ontvangen heeft, heeft de Belastingdienst/Toeslagen geconcludeerd dat gezien het grote aantal wijzigingen op het gebied van de dienst, het niet mogelijk is om de wijziging te implementeren voor 1 januari 2023 (Kamerstuk 35 598, nr. 19). Tot die tijd blijft het verzoek aan gemeenten om gezinnen waarin een ouder niet kan werken en niet kan zorgen voor de kinderen vanwege een tijdelijke Wlz-indicatie te blijven ondersteunen door middel van een sociale of medische indicatie (hierna: SMI). Hierover is ook met de VNG gesproken, zodat ouders niet tussen wal en schip geraken. Het ontwerpbesluit zorgt er enkel voor dat de KGU aansluit op de wijziging van de Wko die volgt uit de Verzamelwet en de WVUT.

De leden van de CDA-fractie vragen, verwijzend naar de ambitie van het kabinet om de KGU vanaf 2023 los te laten, wat dit betekent voor de effectiviteit nu voor de doelgroep gezinnen waarvan een van de ouders een tijdelijke Wlz-indicatie heeft.

Het ontwerpbesluit waarmee de KGU per 2023 wordt losgelaten wordt momenteel voorbereid. De internetconsultatie is recent afgerond. Het ontwerpbesluit zal binnenkort bij uw Kamer worden voorgehangen. Ook de gezinnen waar een ouder werkt en de andere ouder een tijdelijke Wlz-indicatie heeft profiteren hiervan. Doordat de arbeidseis van kracht blijft, moet er nog wel gekeken worden of de ouder aan de arbeidseis voldoet. Hiermee is de technische wijziging uit onderhavig ontwerpbesluit ook na 2023 nog steeds nodig. Zonder de wijziging zou de geconstateerde omissie dat de nieuwe groepen ouders niet genoemd worden in het Besluit kinderopvangtoeslag zich namelijk nog steeds voordoen.

De leden van de CDA-fractie vragen of zij het goed begrepen hebben dat aan ouders van eenoudergezinnen waarvan de betreffende ouder gedetineerd is, dan wel een Wlz-indicatie krijgt, geen kinderopvangtoeslag wordt toegekend, maar dat zij hiervoor apart bij de gemeente om een voorziening moeten vragen. Zij vragen of het kabinet erkent dat deze ouders hierdoor afhankelijk worden van de gemeente waarin zij wonen en waarom hiervoor is gekozen.

De uitbreiding van het recht op kinderopvangtoeslag is vormgegeven in de Verzamelwet en de WVUT. Daarbij is aangegeven dat ouders kinderopvangtoeslag krijgen met als doel om de combinatie van zorg en arbeid of de toeleiding daartoe te stimuleren. Om deze reden is ervoor gekozen om het recht op kinderopvangtoeslag alleen te laten gelden voor huishoudens waarvan één van de ouders werkt of een traject naar werk volgt. Gezinnen waarbij dit niet het geval is, omdat de andere partner niet werkt, of omdat het bijvoorbeeld gaat om een eenoudergezin waarbij de ouder een Wlz-indicatie heeft of gedetineerd is, kunnen nog steeds bij de gemeenten een aanvraag doen op een tegemoetkoming in de kosten voor kinderopvang op basis van SMI. Met de technische wijziging uit onderhavig ontwerpbesluit wordt enkel het Besluit kinderopvangtoeslag in lijn gebracht met de wijzigingen in de Verzamelwet en de WVUT.

Inbreng van de leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie

De leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie vragen waarom in eerste instantie deze doelgroep niet onder uitzonderingsgroep is geplaatst. Zij vragen of ik kan aangeven hoe groot de groep met een permanente Wlz-indicatie en een tijdelijke Wlz-indicatie is die door het ontbreken in de eerdere besluitvorming hierdoor gedupeerd is geraakt. Zij vragen hoe deze enorme omissie heeft kunnen gebeuren.

Bij de behandeling van de Verzamelwet en de WVUT is over het hoofd gezien dat de KGU in het Besluit kinderopvangtoeslag nog niet op de wetswijzigingen aansloot. Doordat de Belastingdienst/Toeslagen vanaf het ingaan van de wetswijzigingen wel op de beoogde wijze de kinderopvangtoeslag uitvoert, is voorkomen dat ouders hierdoor benadeeld zijn. Met deze technische wijziging wordt de omissie hersteld en zo voorkomen dat ouders hiervan alsnog een nadeel ondervinden.

De leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie constateren dat de groep met een permanente Wlz-indicatie met terugwerkende kracht kinderopvangtoeslag ontvangt en vragen wanneer deze mensen deze toeslagen op hun rekening kunnen verwachten. Zij vragen of ik het met deze leden eens ben dat dit zo spoedig mogelijk moet plaatsvinden. Zij vragen tevens of ik kan aangeven welke gevolgen er mogelijk kunnen optreden bij het met terugwerkende kracht ontvangen van de kinderopvangtoeslag voor de groep met een permanente Wlz-indicatie. Zij vragen tevens tot welk jaar het inkomen wordt toe berekend en of dit ertoe kan leiden dat de ontvangst met terugwerkende kracht gevolgen gaat hebben op andere toeslagen en andere zorg- en inkomensregelingen voor deze doelgroep. Zij vragen of ik hier per regeling uitgebreid op kan ingaan en of dit betekent dat mensen hierdoor te maken krijgen met (hoge) terugvorderingen.

Met de Verzamelwet en WVUT hebben zij recht op kinderopvangtoeslag gekregen. De kinderopvangtoeslag hoeft dus niet met terugwerkende kracht uitgekeerd te worden. Met de technische wijziging wordt voorkomen dat de kinderopvangtoeslag teruggevorderd wordt vanwege het ontbreken van een wijziging van de KGU. De Belastingdienst/Toeslagen voert vanaf het ingaan van de wetswijzigingen de kinderopvangtoeslag uit op de beoogde wijze en heeft zo voorkomen dat de betreffende ouders geen kinderopvangtoeslag uitgekeerd zouden krijgen. Het Besluit kinderopvangtoeslag wordt met terugwerkende kracht hierop aangepast, zodat de regelgeving alsnog in overeenstemming met deze uitvoering is.

De leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie vragen of ik net zoals deze leden bevreesd ben dat grote problemen zoals bijvoorbeeld schulden kunnen ontstaan. Zij vragen hoe ik ga voorkomen dat deze problemen ontstaan en of ik bereid ben om de gevolgen van de verrekening weg te nemen.

Zoals ik hiervoor heb aangegeven zullen de geschetste problemen zich niet voordoen, nu de Belastingdienst/Toeslagen vanaf het begin uitvoering heeft gegeven aan de wetswijzigingen zoals deze waren beoogd.

De leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie vragen of het klopt dat vanwege de uitbetaling voor de groep met een tijdelijke Wlz-indicatie pas per 1 januari 2023 er hierdoor een financiële meevaller ontstaat.

De wijziging van de Wko waarmee gezinnen waarvan een ouder werkt en de andere ouder een tijdelijke Wlz-indicatie heeft recht krijgen op kinderopvangtoeslag, treedt in werking per 1 januari 2023. De inwerkingtreding van onderhavig ontwerpbesluit sluit hierop aan. De ramingen zijn uitgegaan van deze implementatiedatum, dus er is geen sprake van een financiële meevaller.

De leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie vragen waarom er niet voor optie twee uit de beslisnota is gekozen en wat de genoemde uitvoeringsproblemen zijn.

De kinderopvangtoeslag kent geen systematiek waarbij de KGU van een ouder wordt gekoppeld aan wat de andere ouder doet. Deze aanbrengen zou een extra complexiteit aan de kinderopvangtoeslag toevoegen, die moeilijker uit te leggen zou zijn richting ouders en hoogstwaarschijnlijk niet uitvoerbaar zou zijn. Daarom is gekozen voor de optie waarbij de ouder met een Wlz-indicatie of detentie op gelijke wijze wordt behandeld als een doelgroeper voor de KGU. In sommige situaties heeft een gezin hierdoor recht op kinderopvangtoeslag over meer uren kinderopvang dan wanneer de KGU gekoppeld zou zijn aan de ouder die blijft werken, en nooit minder. De 230 uur per maand is namelijk altijd gelijk of meer dan de KGU van de ouder die nog werkt.

Inbreng van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie vragen allereerst of en hoe ouders die dit betreft op de hoogte gesteld zijn van de wijzigingen en dat zij dus in aanmerking kunnen komen voor kinderopvangtoeslag.

Ouders zijn hier bij het aanpassen van de Wko op gewezen via de website van de Belastingdienst/Toeslagen, rijksoverheid.nl, het gemeentenieuws en de Belangenvereniging van Ouders in de Kinderopvang.

Daarnaast vragen de leden van de SP-fractie wat er nu geregeld is voor gezinnen waarvan beide ouders een tijdelijke of permanente Wlz-indicatie hebben. Zij vragen als in zo’n situatie beide ouders niet kunnen werken, maar ook de zorg van de kinderen niet fulltime op zich kunnen nemen, zij dan ook in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag. En hoe dit is geregeld voor gezinnen waarbij één van de ouders ernstig ziek is en aantoonbaar (tijdelijk) niet voor de kinderen kan zorgen. De leden van de SP-fractie vragen of het kabinet het met hen eens is dat het hele gezin in dit soort gevallen door het ontbreken van kinderopvangtoeslag in een zieke situatie terecht komt en of het kabinet bereid is om ook voor gezinnen waarvan één ouder aantoonbaar (tijdelijk) niet voor de kinderen kan zorgen vanwege ernstige ziekte te regelen dat ouders in aanmerking komen voor kinderopvangtoeslag. Zo ja, dan vragen de leden op welke wijze het kabinet dit gaat regelen en op welke termijn, en zo nee, waarom niet.

Met de technische wijziging uit onderhavig ontwerpbesluit wordt enkel het Besluit kinderopvangtoeslag in lijn gebracht met de wijzigingen in de Verzamelwet en de WVUT. De uitbreiding van het recht op kinderopvangtoeslag is vormgegeven in de Verzamelwet en de WVUT. Bij het uitbreiden van het recht op kinderopvangtoeslag is ervoor gekozen om dit alleen te doen voor huishoudens waarvan één van de ouders werkt of een traject naar werk volgt, omdat een van de doelen van kinderopvangtoeslag is om de combinatie van zorg en arbeid of de toeleiding daartoe te stimuleren. Gezinnen waarbij dit niet het geval is, omdat de andere partner niet werkt, of omdat het bijvoorbeeld gaat om een eenoudergezin waarbij de ouder een Wlz-indicatie heeft of gedetineerd is, kunnen nog steeds bij de gemeenten een aanvraag doen voor een tegemoetkoming in de kosten voor kinderopvang op basis van SMI. De uitbreiding in de Verzamelwet en de WVUT is gericht op ouders met een Wlz-indicatie en gedetineerden, omdat dit een uniforme groep ouders betreft die eenduidig vast te stellen is, waardoor een generiek instrument als kinderopvangtoeslag passend en mogelijk is. De groep ouders die vanwege een ernstige ziekte (tijdelijk) niet voor de kinderen kunnen zorgen, maar geen Wlz-indicatie hebben, is meer divers. Hier is maatwerk gepaster dan het generieke instrument van de kinderopvangtoeslag. Gemeenten kunnen middels het SMI-beleid voorzien in dit maatwerk.

Vragen en opmerkingen van het lid van de BBB-fractie

Het lid van de BBB-fractie vraagt naar de antwoorden op vragen van de medewerker op de meegezonden beslisnota, verwijzend naar de vraag «waar zijn de kinderen van alleenstaande mensen die zelf een Wlz-indicatie hebben?».

Dit was een vraag van mijn hand. De reactie hierop is tevens toegevoegd aan de meegezonden beslisnota’s. Het antwoord is dat we geen data hebben over waar de kinderen van alleenstaande ouders met een Wlz-indicatie of in detentie zich bevinden. Voor deze gezinnen is maatwerk in de financiële ondersteuning voor de kosten van kinderopvang mogelijk via SMI.


X Noot
1

Wet van 2 december 2020 tot wijziging van de Wet kinderopvang in verband met enkele wijzigingen met betrekking tot het recht op kinderopvangtoeslag (Stb. 2020, nr. 518).

X Noot
2

Wet van 16 december 2020 tot wijziging van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen en enkele andere wetten met het oog op verbetering van de uitvoerbaarheid van toeslagen (Stb. 2020, nr. 543).

Naar boven