31 322 Kinderopvang

Nr. 371 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 10 juli 2018

De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over de brief van 25 april 2018 inzake aanpassing financieringssystematiek kinderopvang (Kamerstuk 31 322, nr. 361)

De vragen en opmerkingen zijn op 7 juni 2018 aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorgelegd. Bij brief van 9 juli 2018 zijn de vragen, voorzien van een inleiding, beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Rog

De adjunct-griffier van de commissie, Kraaijenoord

Inhoudsopgave

Blz.

     

I

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

2

     

II

Antwoord / Reactie van de Staatssecretaris

6

I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het besluit van de Staatssecretaris om het wetsvoorstel «Wet financieringsstelsel kinderopvang» niet bij de Kamer in te dienen. Zij waarderen de zorgvuldige aanpak van de Staatssecretaris waarbij de Staatssecretaris, gelet op het ingrijpende karakter van de eerder voorgestelde stelselwijziging, tot deze afweging is gekomen. De leden van de VVD-fractie onderschrijven dat problemen voor ouders met de kinderopvangtoeslag moeten worden aangepakt en zijn het met de Staatssecretaris eens dat dit het beste gaat door verbeteringen aan te brengen binnen het huidige stelsel. Zij hebben nog wel een aantal vragen ter verheldering.

De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven hoeveel gezinnen die gebruik maken van kinderopvang te maken hebben gehad met terugvorderingen vanwege teveel ontvangen kinderopvangtoeslag over de periode 2010–2017. Kan de Staatssecretaris tevens aangeven hoe hoog deze terugvorderingen gemiddeld waren? Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie hoe de terugvorderingen zijn verdeeld naar verkeerd geschat inkomen en verkeerde inschatting van het aantal gebruikte uren opvang.

De Staatssecretaris geeft aan dat de uitwerking van de verbetervoorstellen met prioriteit binnen de Belastingdienst wordt uitgevoerd en dat de nu voorgenomen verbeteringen -stapsgewijs- uiterlijk in 2020 zijn gerealiseerd. Kan de Staatssecretaris dit tijdspad nader specificeren? De Staatssecretaris geeft aan dat een goede samenwerking met de vertegenwoordigers van ouders en ondernemers in de kinderopvangsector een voorwaarde is voor een succesvolle implementatie van de voorstellen. Kan de Staatssecretaris aangeven welke partijen het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Belastingdienst gaan betrekken bij de verdere uitwerking van de voorstellen? Hebben al deze partijen hun medewerking al toegezegd? Op welke termijn verwacht de Staatssecretaris dat de Belastingdienst de verkenning afgerond heeft van de overige verbetervoorstellen?

De Staatssecretaris geeft in haar brief op pagina vier aan dat in samenspraak met de Staatssecretaris van Financiën het gebruik van een vastgesteld inkomen (t-2) voor de kinderopvangtoeslag zal worden verkend. De leden van de VVD-fractie begrijpen dat werken met een vastgesteld inkomen voordelen kent. Het geeft zekerheid. De leden van de VVD-fractie geven hierbij echter wel een opmerking mee, juist gezien het feit dat er veel verandert in de situatie van jonge ouders. Is de Staatssecretaris bereid bij de verkenning rekening te houden met het feit dat juist voor jonge ouders in de eerste jaren van de opvoeding van een kind veel kan veranderen, bijvoorbeeld het inkomen door een andere verdeling van werk en zorg voor het kind? En wat kan dit betekenen voor het eventueel in te richten vangnet en voorschot?

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het besluit om het wetsvoorstel Nieuw Financieringsstelsel Kinderopvang niet in te dienen bij de Kamer.

De Staatssecretaris geeft aan dat de huidige problemen met de voorschotproblematiek ook op een andere manier door de Belastingdienst kunnen worden aangepakt en dat de door het vorige kabinet voorgestelde stelselwijziging voor uitvoeringsproblemen kan zorgen bij de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO). De leden van de CDA-fractie hebben begrip voor de beslissing van de Staatssecretaris. Voor hen staat voorop dat het financieringsstelsel voor ouders zo snel mogelijk eenvoudiger en meer toegankelijk wordt en dat ouders niet langer geconfronteerd worden met hoge terugvorderingen, waardoor vooral ouders met lagere en middeninkomens in grote financiële problemen kunnen komen. Zij hebben nog wel een aantal vragen.

Wat verstaat de Staatssecretaris onder een «snelle start van de verbeteringen»? Wat is het tijdspad mede in relatie tot de ICT-problemen die de Belastingdienst heeft? Wanneer mogen ouders de eerste resultaten tegemoet zien? Is er een risicoanalyse gedaan naar de oplossingen die de Belastingdienst aandraagt? Worden er prestatieafspraken gemaakt met de Belastingdienst? In het algemeen overleg Kinderopvang van 12 april 2018 heeft de Staatssecretaris op vragen van de leden van de CDA-fractie toegezegd om met de GGD GHOR Nederland1 en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in overleg te gaan over aanscherping van de administratieve vereisten. Is dit inmiddels gebeurd en wat is de stand van zaken?

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van het besluit van de Staatssecretaris om af te zien van de directe financiering kinderopvang. Zij hebben daarover nog enkele vragen.

In het algemeen overleg Kinderopvang van 12 april 2018 heeft de Staatssecretaris aangegeven niet te wachten op het voorstel directe financiering, maar eerder al met GGD GHOR Nederland en de VNG in overleg te gaan over aanscherping van de administratieve vereisten en de Kamer hierover voor de zomer te informeren. Heeft het contact inmiddels plaatsgevonden? Zo ja, wanneer kan de Kamer een brief hierover tegemoet zien?

Om de kwaliteit van de kinderopvang te verbeteren geldt per 1 januari 2019 de nieuwe kwaliteitseis van één pedagogisch beleidsmedewerker per kindcentrum. In de algemene maatregel van bestuur (AMvB) behorende bij de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang IKK) is deze kwaliteitseis opgenomen. In de AMvB is echter niet vastgelegd hoe de houders de inzet van de pedagogische beleidsmedewerker en de opbrengst van die inzet inzichtelijk moet maken. Dat zou verder uitgewerkt worden in het wetsvoorstel Wet nieuw financieringsstelsel kinderopvang. Hoe borgt de Staatssecretaris deze administratieve vereisten, nu het besluit is genomen de directe financiering niet door te laten gaan?

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De leden van de GroenLinks-fractie hebben kennisgenomen van het besluit van de Staatssecretaris om het wetsvoorstel Wet nieuw financieringsstelsel kinderopvang niet bij de Kamer in te dienen, maar de huidige financiering te verbeteren. De leden van de GroenLinks-fractie vinden het van groot belang dat het aantal terugvorderingen van de kinderopvangtoeslag flink wordt verminderd, waardoor ook minder mensen te maken krijgen met schulden. Daarom hebben deze leden nog enkele vragen.

De Staatssecretaris geeft aan dat er bij de Belastingdienst de afgelopen jaren al veel verbeteringen zijn ingezet, met als doel het terugdringen van (hoge) terugvorderingen. Is het aantal terugvorderingen ook daadwerkelijk gedaald in de afgelopen jaren? Ook de komende jaren zal de Belastingdienst verbeteringen doorvoeren. Zijn er risico’s verbonden aan het doorvoeren van deze verbeteringen? Is er een risicoanalyse uitgevoerd naar de oplossingen van de Belastingdienst? Heeft de Belastingdienst voldoende capaciteit om deze taak op zich te nemen? Wat is naar verwachting de jaarlijkse tijdsbesteding in fulltime-equivalent (fte) die met de uitvoering van deze taak gepaard zal gaan? Deze leden vragen dit ook in het licht van de verschillende problemen waar de Belastingdienst de afgelopen jaren mee te maken heeft gehad.

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat één van de verbeteringen die de Belastingdienst zal doorvoeren een betere ondersteuning voor ouders bij het schatten van de opvanguren en bij wijzigingen van gegevens betreft. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe zij dat precies wil gaan doen? En wordt bij de ondersteuning van ouders ook rekening gehouden met ouders die laaggeletterd zijn, en dus een specifieke risicogroep vormen? Is de Staatssecretaris in dat kader bereid om te kijken naar het taalgebruik en taalniveau van de Belastingdienst bij de aanvraag en wijzigingen van de kinderopvangtoeslag en andere toeslagen en bij de informatieverstrekking hierover, zodat ook laaggeletterden dit beter begrijpen? Welke afspraken zijn hier al over gemaakt en hoe worden ze uitgevoerd? Zij vragen verder welke verbeterpunten nog nader worden verkend. Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer deze mogelijk kunnen worden geïmplementeerd en wat het verwachte resultaat hiervan is? En wanneer ontvangt de Kamer de uitkomst van de verkenning naar de t-2-systematiek en het gedeeltelijk voorschot?

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat dit kabinet de risico’s te groot vindt om de directe financiering door te voeren met DUO als uitvoerder. Deze leden zijn wel benieuwd hoe deze risico’s in kaart zijn gebracht en of dit door een extern bureau is gedaan. Kan de Staatssecretaris nader ingaan op wat deze risico’s precies zijn? En kan de Staatssecretaris tevens reageren op de kritiek die verschillende betrokken organisaties hebben geuit op de plannen? Is er alvorens het besluit te nemen overleg geweest met de verschillende ouderorganisaties en brancheverenigingen in de kinderopvang? Zo ja, heeft dit overleg nog tot wijzigingen geleid?

De leden van de GroenLinks-fractie snappen dat een stelselwijziging risico’s met zich mee brengt. Zijn in dat kader ook de mogelijkheden verkend voor experimenten of pilots? Is ook de mogelijkheid verkend om het direct overmaken van de kinderopvangtoeslag naar de kinderopvangorganisatie wel toe te staan voor ouders die daar specifiek zelf toestemming voor geven (zoals ook eerder mogelijk was met zorgtoeslag naar de zorgverzekeraar)? Is de Staatssecretaris bereid om nog naar mogelijkheden te kijken voor de groep die de meeste hinder van de terugvorderingen ondervindt, zo vragen deze leden.

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de kosten die gepaard gaan met de verbeteringen door de Belastingdienst worden gecompenseerd door besparing vanwege minder terugvorderingen. Kunnen de voornoemde leden hieruit opmaken dat de Staatssecretaris heeft kunnen berekenen hoeveel minder terugvorderingen er zullen zijn dankzij deze verbeteringen? De voornoemde leden vragen daarom of de Staatssecretaris kan schatten met hoeveel het aantal terugvorderingen zou dalen met de directe investeringen (uitgevoerd door DUO) en door de verbeteringen in de huidige systematiek (uitgevoerd door de Belastingdienst). Kan de Staatssecretaris ook schatten om welke bedragen dit zou gaan?

De leden van de GroenLinksfractie lezen dat de verbeteringen door de Belastingdienst in 2020 gereed moeten zijn. Is het ook mogelijk dat sommige verbeteringen eerder gerealiseerd kunnen worden? Welke zouden dat zijn en wanneer kunnen die gereed zijn, zo vragen deze leden. De behaalde resultaten door DUO worden goed gedocumenteerd. Dat vinden de voornoemde leden belangrijk. Is de Staatssecretaris bereid de resultaten van de verbeteringen bij de Belastingdienst te monitoren? Is zij bereid om hierin ook de ervaringen van de verschillende belangenorganisaties mee te nemen? En is zij ook bereid te overwegen, mochten deze resultaten tegenvallen, toch het voorstel voor directe investeringen in de praktijk te brengen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

De leden van de SP-fractie hebben met verbazing kennisgenomen van de brief van de Staatssecretaris over de aanpassing financieringssystematiek kinderopvang. Waarom wordt er gestopt met de kansrijke optie van directe financiering via DUO? Alleen verbetervoorstellen door de Belastingdienst op het huidige systeem zijn toch niet voldoende om het probleem van nabetalingen en terugvorderingen op te lossen? Welke andere redenen dan in de brief genoemd, zijn er om te stoppen met verdere ontwikkeling van het systeem? Zijn er partijen in de coalitie die niets zien in het nieuwe systeem? Welke risico’s zitten aan het nieuwe systeem die zo groot zijn om het besluit te nemen om te stoppen met de voorbereidingen voor directe financiering? Hoe kan het dat de Staatssecretaris onder de indruk is van de manier waarop DUO bezig was met de ontwikkeling van het financieringssysteem en toch besluit om de Belastingdienst als uitvoeringsorganisatie te houden? Gaat de Belastingdienst wel gebruik maken van de geleerde lessen van DUO? Kan de Belastingdienst de geleerde lessen en de inhoud van het project van DUO wel overnemen om daar hun voordeel mee te doen?

Waarom heeft de Staatssecretaris nu het besluit genomen, terwijl al € 20 miljoen is geïnvesteerd in het nieuwe systeem? Hoe gaat de Staatssecretaris die € 20 miljoen aan investeringskosten terugverdienen? Hoeveel kosten voor de afbouw van het nieuwe opgetuigde systeem verwacht de Staatssecretaris nog te maken? Wanneer is het project volledig afgebouwd en is het niet meer mogelijk om zonder extra kosten toch over te gaan op directe financiering?

Is het mogelijk om de conceptwet en de werkwijze en resultaten van DUO in te zien? Waarom wordt er geen mogelijkheid geboden om, wanneer ouders dit wensen, de Belastingdienst te verzoeken de kinderopvangtoeslag direct over te maken aan de instelling? Kan de Staatssecretaris naast de directe financiering en het huidige systeem van kinderopvangtoeslag verbeteren nog andere financieringsmogelijkheden in kaart brengen, waaronder de kinderopvang direct naar de instellingen te financieren en een gratis toegankelijke kinderopvang voor tenminste twee dagen?

Aan het huidige systeem via de Belastingdienst die nog steeds uitvoeringsproblemen kent, zitten toch ook genoeg risico’s? Klopt het dat DUO zojuist een ICT-traject succesvol heeft afgerond? Hoe staat dit in verhouding met de berichten rondom de Belastingdienst en ICT? Hoe wilt de Staatssecretaris een complete oplossing bieden voor de nabetalingen en terugvorderingen die blijven bestaan? Wat gaat de Belastingdienst doen aan de dubbele stromen bij peuterspeelzalen?

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De leden van de PvdA-fractie hebben met teleurstelling kennisgenomen van het besluit tot het terugdraaien van het wetsvoorstel Wet nieuw financieringsstelsel kinderopvang. Op dit moment hebben veel ouders te maken met terugvorderingen van hoge bedragen door de Belastingdienst met alle negatieve gevolgen van dien. De oplossing om de kinderopvangtoeslag direct aan de kinderopvanginstelling over te maken, vinden de leden van de PvdA-fractie een goed middel om ouders te helpen en hoge navorderingen te voorkomen. Om die reden vragen de leden van PvdA-fractie of de Staatssecretaris toch nog een ultieme poging wil wagen om de directe financiering van de kinderopvangtoeslag naar de kinderopvanginstelling toch te laten doorgaan. Is de Staatssecretaris hiertoe bereid?

De leden van de PvdA-fractie horen graag wat de ambitie van de Staatssecretaris is om navorderingen door de Belastingdienst bij ouders tegen te gaan. Is zij bereid om hier afspraken over te maken, zodat het aantal navorderingen ook daadwerkelijk omlaag gaat? Verder zijn de leden van de PvdA-fractie benieuwd hoe de Staatssecretaris denkt dat de Belastingdienst dit adequaat kan oppakken. Dit omdat er bij de Belastingdienst grote problemen zijn en er veel werk blijft liggen. Denkt de Staatssecretaris dat de Belastingdienst de mensen en middelen heeft om ouders daadwerkelijk te ondersteunen? Hoeveel budget maakt de Staatssecretaris hiervoor beschikbaar?

De Staatssecretaris spreekt over een vangnet en het introduceren van een gedeeltelijk voorschot. De leden van de PvdA-fractie horen graag wat dit vangnet inhoudt en voor welke groepen dit vangnet specifiek bedoeld is. Verder horen zij ook graag wat de toegevoegde waarde is van een gedeeltelijk voorschot. Zal dit het aantal navorderingen verminderen?

II Antwoord/Reactie van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Inleiding

De beantwoording van de vragen zal zoveel mogelijk in de hierboven aangegeven volgorde plaatsvinden. Vragen van leden die betrekking hebben op hetzelfde onderwerp, zullen waar mogelijk in samenhang worden beantwoord. De vragen zijn om die reden genummerd en verwijzingen worden expliciet aangegeven.

Vooraf

In de brief2 aan de Tweede Kamer heb ik, mede namens de Staatssecretaris van Financiën, de overwegingen bij het besluit om verbeteringen binnen het huidige stelsel van de kinderopvangtoeslag door te voeren toegelicht.

Alvorens ik in dit verslag nader in ga op de specifieke vragen van de leden van Uw Kamer wil ik nader stilstaan bij de overwegingen die aan het besluit ten grondslag hebben gelegen. Dit op expliciet verzoek van de leden van de fractie van de SP (vragen 44 en 49) en PvdA (vraag 64).

De introductie van een nieuwe financieringswijze van de kinderopvang (directe financiering) bij DUO is afgewogen tegen mogelijke verbeteringen binnen het huidige stelsel van de kinderopvangtoeslag bij de Belastingdienst. Het was een keuze om een grote stelselwijziging met een groter oplossend vermogen door te voeren bij een andere uitvoerder, met daarbij behorende risico’s, dan wel binnen de Belastingdienst veranderingen door te voeren met daarmee samenhangende risico’s van beperktere omvang.

Belangrijke voorwaarde bij een wijziging van systematiek is dat zowel de uitvoeringsorganisatie als de gehele keten van gebruikers en toeleveranciers gereed dienen te zijn. De overgang naar een nieuwe financieringssystematiek vraagt veel van kinderopvangorganisaties, mede door de benodigde aanpassingen in hun administratie en automatisering. De hiermee samenhangende risico’s zijn bij de verbeteringen binnen het huidige stelsel van de kinderopvangtoeslag minder. Deze risico’s heb ik in mijn afweging betrokken.

Alles afwegende heb ik het besluit genomen om te koersen op verbeteringen binnen het huidige stelsel van de kinderopvangtoeslag. Deze keuze is geen negatieve keuze geweest, het traject van directe financiering verliep voorspoedig. Ik ben onder de indruk van de wijze waarop DUO het ICT-ontwikkelproces samen met het veld en SZW heeft vormgegeven. De ervaringen die met de ontwikkeling van directe financiering zijn opgedaan, zijn door DUO aan de Belastingdienst overgedragen, zodat dit bij de verdere uitwerking van de verbetervoorstellen kan worden betrokken.

Naast een nadere toelichting op de afweging hebben leden van diverse fracties ook vragen gesteld over de aard van de voorstellen van de Belastingdienst en het tijdpad hiervan. Daarover kan ik het volgende melden. Op dit moment vindt overleg plaats tussen SZW en de Belastingdienst om het verbetertraject verder op te zetten en specifieke verbetervoorstellen binnen de kinderopvangtoeslag nader uit te werken. Het uitgangspunt is daarbij om de problematiek van de (hoge) terugvorderingen te voorkomen.

Dit betreft de volgende verbetervoorstellen:

  • 1. Intensivering gegevenslevering kinderopvangorganisaties.

    De Belastingdienst zal meer gebruik gaan maken van maandelijkse gegevensleveringen door kinderopvangorganisaties over het daadwerkelijk gebruik van de kinderopvang (opvanggegevens). Op basis daarvan zal de Belastingdienst eerder een signaal aan ouders afgeven indien het feitelijke gebruik afwijkt van het eerder geschatte gebruik.De ouder krijgt hierdoor de kans om het geschatte gebruik aan te passen en zo een terugvordering of nabetaling te voorkomen of beperken

  • 2. Intensivering controle gewerkte uren en doelgroepstatus.

    De Belastingdienst zal eerder en frequenter gebruik gaan maken van gegevens van bijvoorbeeld UWV en Inlichtingenbureau om het recht op toeslag eerder vast te stellen.Hierdoor wordt op een eerder moment duidelijk of een ouder recht heeft op de toeslag en wordt het onterecht uitbetalen van toeslag (en daarmee een hoge terugvordering achteraf) zoveel mogelijk voorkomen.

  • 3. Begeleiden van ouders met (kans op) problematische schulden.

    Het betreft het verder uitwerken van case-management waarbij ouders, waar nodig, intensiever worden begeleid door medewerkers van de Belastingdienst.

  • 4. Verbetering doorvoeren in het aanvraag- en mutatieproces.

    Ouders zullen bij het doen van aanvragen en mutaties voor de kinderopvangtoeslag actief worden bevraagd op mogelijke veranderingen in de (persoonlijke) omstandigheden. Hierdoor is de kans groter dat wijzigingen tijdig worden doorgegeven, met minder terugvorderingen en nabetalingen als gevolg.

  • 5. Verbetering van de schatting van de opvanguren.

    De tool om bij aanvang van het toeslagjaar het gebruik in te schatten zal verbeterd worden. De Belastingdienst zal hierbij gebruik maken van data-analyse in combinatie met gegevensuitwisseling.

  • 6. Digitaal notificeren van ouders.

    Moderne technieken (software, apps, gedragswetenschappen) zullen worden ingezet om ouders eerder op het belang van het doorgeven van wijzigingen te wijzen. Hierdoor is de kans groter dat wijzigingen tijdig worden doorgegeven, met minder terugvorderingen en nabetalingen als gevolg.

  • 7. Proportioneel vaststellen.

    Jurisprudentie laat zien dat er grote terugvorderingen ontstaan omdat er geen recht op kinderopvangtoeslag bestaat als niet alle kosten door de ouder zijn gemaakt. Doordat er in die situaties geen recht op toeslag bestaat, wordt op dit moment het gehele voorschot dat is uitgekeerd, teruggevorderd. Dit leidt tot hoge terugvorderingen. Bezien wordt of het mogelijk is om het recht op kinderopvangtoeslag proportioneel vast te stellen en daarmee de volledige terugvorderingen van het uitgekeerde voorschot te verminderen. Mogelijke oplossingen moeten nader worden onderzocht op de beleidsmatige gevolgen en de uitvoerbaarheid van de voorgestelde aanpak.

Bij de verdieping van de voorstellen wordt de aanpak verder uitgewerkt en de te bereiken effecten in kaart gebracht. Om deze reden kan ik nu nog niet expliciet ingaan op het tijdpad, zoals enkele leden van uw Kamer om hebben gevraagd. Ik ben dan ook voornemens om Uw Kamer dit najaar te informeren over de stappen die zullen worden gezet om de problematiek van de (hoge) terugvorderingen binnen de kinderopvangtoeslag aan te pakken. Daarbij zal ik ook een indicatie van de termijnen geven waarbinnen resultaten worden verwacht. In mijn reactie op de specifieke vragen zal ik in voorkomende gevallen hiernaar verwijzen.

Het is onze ambitie met de implementatie van voorgenomen voorstellen een bijdrage te leveren aan de reductie van de schuldenproblematiek. Zoals ik in de brief al heb aangegeven zal dit projectmatig worden opgepakt. Een eerste stap om dit te bereiken is om bij de feitelijke start van het project in het najaar 2018 een gateway review te laten uitvoeren op het plan van aanpak.

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven hoeveel gezinnen die gebruik maken van kinderopvang te maken hebben gehad met terugvorderingen vanwege teveel ontvangen kinderopvangtoeslag over de periode 2010–2017. Kan de Staatssecretaris tevens aangeven hoe hoog deze terugvorderingen gemiddeld waren? Daarnaast vragen de leden van de VVD-fractie hoe de terugvorderingen zijn verdeeld naar verkeerd geschat inkomen en verkeerde inschatting van het aantal gebruikte uren opvang.

1, 2 en 3.

De leden van de VVD-fractie hebben gevraagd naar het aantal gezinnen dat in de periode 2010–2017 gebruik maakte van de kinderopvangtoeslag en een terugvordering heeft gekregen, alsmede het gemiddelde bedrag hiervan.

In de volgende tabel zijn deze aantallen en bedragen weergegeven. Het betreft het aantal gezinnen met terugvorderingen en de gemiddelde bedragen hiervan bij de definitieve toekenning.

Jaar

Aantal gezinnen met terugvordering

Gemiddeld bedrag terugvordering (€)

2010

225.000

1.240

2011

225.000

1.140

2012

240.000

890

2013

210.000

840

2014

200.000

710

2015

210.000

690

2016

230.000

590

Voor het toeslagjaar 2016 is voor 90% van de ouders de toeslag definitief toegekend. Het aantal en het bedrag over 2017 is nog niet bekend. Het definitief toekennen van de kinderopvangtoeslag voor dat jaar is recent gestart.

De onderverdeling in terugvorderingen vanwege een onjuist geschat inkomen en terugvorderingen vanwege een onjuiste inschatting van het aantal gebruikte uren kinderopvang is niet exact te geven. Bij de berekening van het definitieve recht op een toeslag spelen beide grondslagen een rol. Dat leidt vervolgens tot een terugvordering of een nabetaling.

Uit nadere expertschattingen op basis van de gegevens van het jaar 2015 komt naar voren dat circa 65% van het aantal terugvorderingen uitsluitend het gevolg is van inkomensafwijkingen. Veelal zijn dit kleinere afwijkingen van gemiddeld € 300 op jaarbasis.

De overige 35% van de afwijkingen (circa 70.000 ouders) wordt vooral veroorzaakt door een combinatie van afwijkingen in het aantal afgenomen opvanguren (25%), gewerkte uren (5%) en nihilstellingen (1%) en een categorie overig (4%). De gemiddelde afwijking bij deze categorieën ligt in 2015 op circa € 1.400 op jaarbasis. Deze 35% van de afwijkingen leidt tot driekwart van het totaalbedrag aan terugvorderingen.

De verbetervoorstellen richten zich daarom vooral op het voorkomen van deze laatste categorieën.

De Staatssecretaris geeft aan dat de uitwerking van de verbetervoorstellen met prioriteit binnen de Belastingdienst wordt uitgevoerd en dat de nu voorgenomen verbeteringen -stapsgewijs- uiterlijk in 2020 zijn gerealiseerd. Kan de Staatssecretaris dit tijdspad nader specificeren?

De leden van de fractie van de CDA-fractie vragen naar het tijdspad mede in relatie tot de ICT-problemen die de Belastingdienst heeft (vraag 11)?

4 en 11.

De verbetervoorstellen worden momenteel nader uitgewerkt en voorzien van een tijdpad.

Het gespecificeerde tijdpad voor de realisatie van de verbeteringen hangt mede af van de nadere invulling van de inhoud van de voorgestelde verbeteringen.

Daarna vindt uitwerking van het tijdpad plaats, inclusief de planning van de benodigde aanpassingen in de ICT. Het tijdpad is gericht op (stapsgewijze) implementatie en realisatie uiterlijk in 2020. Het is de verwachting dat het aantal ouders met hoge terugvorderingen over toeslagjaren 2020 en verder substantieel zal dalen.

De aanpassingen in de ICT die nodig zijn voor de realisatie van de door de Belastingdienst voorgestelde verbeteringen bevinden zich in het Toeslagensysteem en het daaraan verbonden portaal. De Belastingdienst geeft aan dat de ICT van het domein Toeslagen op orde is.

Over de voortgang van de implementatie zal uw Kamer periodiek worden geïnformeerd door middel van de halfjaarsrapportage Belastingdienst.

De Staatssecretaris geeft aan dat een goede samenwerking met de vertegenwoordigers van ouders en ondernemers in de kinderopvangsector een voorwaarde is voor een succesvolle implementatie van de voorstellen. Kan de Staatssecretaris aangeven welke partijen het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Belastingdienst gaan betrekken bij de verdere uitwerking van de voorstellen? Hebben al deze partijen hun medewerking al toegezegd?

5 en 6.

De leden van de VVD-fractie vragen welke partijen betrokken worden bij de verdere uitwerking van de voorstellen. In de opbouw van het stelsel van directe financiering bij DUO is de samenwerking met de veldpartijen waardevol gebleken. Er is onder meer samengewerkt met de brancheorganisaties en belangenorganisaties van ouders in de kinderopvang.

Na gesprekken met deze veldpartijen te hebben gevoerd, kan ik melden dat zij de door DUO gevolgde werkwijze hebben gewaardeerd en in principe ook bereid zijn een rol te vervullen in het verbetertraject bij de Belastingdienst. Hun betrokkenheid wordt in de komende periode nader met hen besproken en vormgegeven.

Het kabinet heeft kennisgenomen van het opschorten van het overleg door één van de brancheverenigingen. Dit is gebeurd naar aanleiding van de IKK-maatregelen. Het kabinet hoopt dat het overleg spoedig weer wordt hervat.

Op welke termijn verwacht de Staatssecretaris dat de Belastingdienst de verkenning afgerond heeft van de overige verbetervoorstellen?

7.

Voor het antwoord op de vraag van de leden van de VVD-fractie over de termijn waarop de Belastingdienst de verkenning afgerond heeft wordt verwezen naar het antwoord op vraag 27 van de leden van de GroenLinks-fractie.

De Staatssecretaris geeft in haar brief op pagina vier aan dat in samenspraak met de Staatssecretaris van Financiën het gebruik van een vastgesteld inkomen (t-2) voor de kinderopvangtoeslag zal worden verkend. De leden van de VVD-fractie begrijpen dat werken met een vastgesteld inkomen voordelen kent. Het geeft zekerheid. De leden van de VVD-fractie geven hierbij echter wel een opmerking mee, juist gezien het feit dat er veel verandert in de situatie van jonge ouders. Is de Staatssecretaris bereid bij de verkenning rekening te houden met het feit dat juist voor jonge ouders in de eerste jaren van de opvoeding van een kind veel kan veranderen, bijvoorbeeld het inkomen door een andere verdeling van werk en zorg voor het kind? En wat kan dit betekenen voor het eventueel in te richten vangnet en voorschot?

De leden van de PvdA-fractie horen graag wat dit vangnet inhoudt en voor welke groepen dit vangnet specifiek bedoeld is. Verder horen zij ook graag wat de toegevoegde waarde is van een gedeeltelijk voorschot. Zal dit het aantal navorderingen verminderen? (vragen 70 en 71)

8, 9, 70 en 71.

De leden van de VVD-fractie vragen in relatie tot de verkenning of de Staatssecretaris bereid is om bij de verkenning rekening te houden met het veranderende inkomen van jonge ouders in de eerste jaren van de opvoeding. Ook vragen de leden van de VVD-fractie naar de gevolgen hiervan voor de inrichting van het vangnet en voorschot. De leden van de PvdA-fractie vragen wat het vangnet inhoudt en voor welke groepen dit vangnet specifiek bedoeld is. Hierover kan ik het volgende melden.

Bij het gebruik van een vastgesteld inkomen (t-2) voor het bepalen van de hoogte van de toeslag, kan het voorkomen dat bij een aanzienlijke daling van het actuele inkomen, de ouders een toeslag ontvangen die niet in overeenstemming is met hun huidige inkomenssituatie. Met het actuele inkomen zou immers een hogere toeslag gemoeid zijn. Daarom zal tegelijkertijd met de verkenning naar het gebruik van het vastgesteld inkomen ook gekeken worden naar een vangnetconstructie, die het mogelijk maakt om in specifieke situaties een toeslag uit te keren op basis van het actuele inkomen.

In deze verkenning zal, zoals de leden van de VVD-fractie vragen, ook gekeken worden naar de effecten hiervan voor huishoudens met een – door de jaren heen – wisselend inkomen. Door te kijken naar de effecten van de maatregel voor huishoudens, zal tevens gekeken worden naar hoe invulling gegeven moet worden aan het vangnet.

Op dit moment ben ik met de Staatssecretaris van Financiën in gesprek om het verbetertraject verder op te zetten en de specifieke verbetervoorstellen nader uit te werken. Daarnaast zullen SZW en de Belastingdienst binnen dit traject een verkenning starten naar het gebruik van een vastgesteld inkomen t-2 met een daarbij behorend vangnet en het introduceren van een gedeeltelijke voorschot bij de kinderopvangtoeslag. Daarbij zal, zoals de leden van de VVD-fractie vragen, ook gekeken worden naar de effecten hiervan voor de aansluiting van het stelsel op de actuele situatie van huishoudens.

De leden van de PvdA-fractie vragen ook naar de toegevoegde waarde van een gedeeltelijk voorschot en of dit het aantal navorderingen doet verminderen (vraag 71).

Door maandelijks een lager voorschot uit te keren aan ouders, wordt voorkomen dat ouders ten onrechte een te hoog voorschot gegeven zal worden. Dit reduceert het aantal terugvorderingen bij ouders. Gevolg is wel dat het aantal ouders dat een nabetaling van de Belastingdienst ontvangt substantieel zal toenemen. De maatregel maakt dat de toeslag minder precies wordt toegesneden op de situatie van de aanvrager. Ook zal in de voorschotfase een hogere eigen bijdrage moet worden voorgeschoten met mogelijk negatieve arbeidsmarktgevolgen (minder of stoppen met werken). Een verkenning zal moeten uitwijzen in hoeverre een lager voorschot een effectief instrument is om terugvorderingen te beperken. Dit vergt een bredere beleidsmatige afweging.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

Wat verstaat de Staatssecretaris onder een «snelle start van de verbeteringen»?

10.

De leden van de CDA-fractie vragen naar wat de Staatssecretaris verstaat onder een snelle start van de verbeteringen.

Een deel van de verbetervoorstellen sluit aan op reeds bij de Belastingdienst in gang gezette pilots en verbeteringen in het uitvoeringsproces. Op het moment dat uit die pilots blijkt dat aan de verwachtingen wordt voldaan, zullen verbeteringen binnen de Belastingdienst worden doorgevoerd. In die zin kunnen verbeteringen al in 2018 /2019 worden gestart. In het najaar van 2018 zal ik u hierover nader informeren.

Wat is het tijdspad mede in relatie tot de ICT-problemen die de Belastingdienst heeft?

De leden van de VVD-fractie vragen of de Staatssecretaris dit tijdspad nader kan specificeren? (zie vraag 4) Zij verwijzen daarbij naar het voornemen de verbeteringen stapsgewijs uiterlijk in 2020 gerealiseerd te hebben

11.

Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 4 van de leden van de VVD-fractie.

Wanneer mogen ouders de eerste resultaten tegemoet zien?

12.

Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 27 van de leden van de GroenLinks-fractie.

Is er een risicoanalyse gedaan naar de oplossingen die de Belastingdienst aandraagt?

13.

Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op de vraag 19 van de leden van de GroenLinks-fractie.

Worden er prestatieafspraken gemaakt met de Belastingdienst?

De leden van de PvdA vragen of de Staatssecretaris bereid is om hier afspraken over te maken, zodat het aantal navorderingen ook daadwerkelijk omlaag gaat (vraag 66).

14 en 66.

De Belastingdienst en SZW werken de voorstellen verder uit. Met de Belastingdienst worden specifieke prestatie-afspraken gemaakt over het realiseren van het effect die de voorstellen hebben voor het verminderen van het aantal terugvorderingen.

Op basis van periodieke metingen zal de ontwikkeling van het aantal terugvorderingen en het effect van de verbetervoorstellen gemonitord worden. De ambitie om de problematiek zoveel mogelijk op te lossen staat voorop.

In het algemeen overleg Kinderopvang van 12 april 2018 heeft de Staatssecretaris op vragen van de leden van de CDA-fractie toegezegd om met de GGD GHOR Nederland3 en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in overleg te gaan over aanscherping van de administratieve vereisten. Is dit inmiddels gebeurd en wat is de stand van zaken?

De leden van de fractie van D66 vragen in dit verband wanneer de Kamer hierover een brief zal ontvangen (vraag 16).

15 en 16.

In zijn brief over de evaluatie van de aanbevelingen van de commissie Gunning heeft mijn voorganger uw Kamer gemeld werk te maken van strengere eisen aan de administratie. In het bijzonder van de eisen aan de registratie van aantallen aanwezige kinderen en pedagogisch medewerkers, en dit mee te nemen in het wetsvoorstel Wet nieuw financieringsstelsel kinderopvang. Hierover zijn gesprekken gevoerd met GGD GHOR Nederland en de VNG.

Op 12 april was nog niet duidelijk dat het wetsvoorstel Wet nieuw financieringsstelsel kinderopvang niet bij uw Kamer zou worden ingediend. Wel was op 12 april duidelijk dat de invoering van een nieuw financieringsstelsel kinderopvang met een jaar zou worden uitgesteld. In reactie op dit nieuws heeft GGD GHOR Nederland aangegeven geen voorstander te zijn van verder uitstel van de aanscherping van de administratieve eisen. Zoals ik uw Kamer op 12 april reeds meldde, deel ik dit standpunt van GGD GHOR Nederland en ben ik voornemens de administratieve eisen aan te scherpen. Dit geeft de toezichthouder kinderopvang (GGD inspecteur) de mogelijkheid om sneller overtredingen op te sporen.

Ik ga actief met de aanscherping van de eisen aan de slag. De gesprekken hierover met GGD GHOR Nederland en de VNG zullen snel worden hervat en de opbrengst van reeds gevoerde gesprekken hierover zullen als basis worden gebruikt. Ik verwacht uw Kamer begin 2019 te kunnen informeren over de resultaten.

In aanvulling hierop meld ik u dat de brief waar ik in het overleg van 12 april aan refereerde mijn brief is over de stand van zaken van de voorgenomen maatregelen naar aanleiding van de evaluatie Gunning. De inhoud van de passage over dit onderwerp in deze brief is gelijk aan hetgeen ik u hierboven heb gemeld.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

In het algemeen overleg Kinderopvang van 12 april 2018 heeft de Staatssecretaris aangegeven niet te wachten op het voorstel directe financiering, maar eerder al met GGD GHOR Nederland en de VNG in overleg te gaan over aanscherping van de administratieve vereisten en de Kamer hierover voor de zomer te informeren. Heeft het contact inmiddels plaatsgevonden? Zo ja, wanneer kan de Kamer een brief hierover tegemoet zien?

16.

Voor het antwoord op deze vragen van de leden van de D66-fractie wordt verwezen naar het antwoord op vraag 15 van de leden van de CDA-fractie.

Om de kwaliteit van de kinderopvang te verbeteren geldt per 1 januari 2019 de nieuwe kwaliteitseis van één pedagogisch beleidsmedewerker per kindcentrum. In de algemene maatregel van bestuur (AMvB) behorende bij de Wet Innovatie en Kwaliteit Kinderopvang IKK) is deze kwaliteitseis opgenomen. In de AMvB is echter niet vastgelegd hoe de houders de inzet van de pedagogische beleidsmedewerker en de opbrengst van die inzet inzichtelijk moet maken. Dat zou verder uitgewerkt worden in het wetsvoorstel Wet nieuw financieringsstelsel kinderopvang. Hoe borgt de Staatssecretaris deze administratieve vereisten, nu het besluit is genomen de directe financiering niet door te laten gaan?

17.

De administratieve vereisten aangaande de pedagogisch beleidsmedewerker zijn in het Besluit kwaliteit kinderopvang opgenomen. Bij ministeriële regeling worden nadere regels gesteld met betrekking tot de opleidingseisen waaraan pedagogisch beleidsmedewerkers moeten voldoen. Deze opleidingseisen zijn inmiddels in het cao-akkoord opgenomen.

In de AMvB staan eisen over de inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker. De houder kan op basis van de in de AMvB genoemde rekenregel of de rekentool die rond de zomer beschikbaar komt op www.1ratio.nl de inzet van de pedagogisch beleidsmedewerker op houderniveau vaststellen. Wanneer een houder meer dan één kindercentrum exploiteert, moet hij de verdeling van het minimaal aantal uren waarvoor de pedagogisch beleidsmedewerker wordt ingezet ieder jaar schriftelijk vastleggen, zodat dit inzichtelijk is voor de toezichthouder, de beroepskrachten en ouders.

De administratieve vereisten zijn zodoende reeds geborgd in het Besluit kwaliteit kinderopvang.

Vragen en opmerkingen van de leden van de GroenLinks-fractie

De Staatssecretaris geeft aan dat er bij de Belastingdienst de afgelopen jaren al veel verbeteringen zijn ingezet, met als doel het terugdringen van (hoge) terugvorderingen. Is het aantal terugvorderingen ook daadwerkelijk gedaald in de afgelopen jaren?

18.

De totale omvang van het terug te vorderen bedrag laat een dalende trend zien. Dat wordt vooral veroorzaakt door een daling van de hoogte van het gemiddelde bedrag van de terugvorderingen. Het aantal terugvorderingen blijft, zoals door de leden van de fractie van GroenLinks gevraagd, nagenoeg stabiel.

Het is de verwachting dat ook het aantal terugvorderingen zal dalen, als gevolg van de voorgenomen verbetervoorstellen en de reeds lopende maatregelen, zoals de doorontwikkeling van het automatisch continueren van toeslagen. Zie verder ook de tabel bij het antwoord op vraag 1.

Ook de komende jaren zal de Belastingdienst verbeteringen doorvoeren.

De leden van de fracties van CDA (vraag 13), GroenLinks (vragen 19, 20, 41) en SP (vragen 59, 61) vragen of er risico’s verbonden zijn aan het doorvoeren van verbeteringen in de kinderopvangtoeslag, en of er een risicoanalyse uitgevoerd is voor deze verbeteringen.

19, 20, 13, 41, 59 en 61.

Voorafgaand aan de besluitvorming heb ik samen met de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van OCW uitvoerig stilgestaan bij de mogelijke risico’s van zowel invoering van het stelsel van directe financiering bij DUO als de uitvoering van de verbetervoorstellen bij de Belastingdienst. Bij dit laatste is ook gesproken over de (ICT-)risico’s die bij de Belastingdienst aan de orde zijn. Zoals al eerder is aangegeven, geeft de Belastingdienst aan dat de ICT van het domein Toeslagen op orde is (zie het antwoord op vragen 4 en 11).

De verbetervoorstellen kinderopvangtoeslag grijpen aan op processen en IT-voorzieningen die grotendeels reeds aanwezig zijn en functioneren. Ze maken gebruik van de ervaring die de Belastingdienst in recente jaren heeft opgedaan met data-analyses en gerichte dienstverlening aan groepen met een specifieke behoefte (zoals het traject Natuurlijke dialoog). De risico’s worden daarom op dit moment als beheersbaar gekwalificeerd. Het verder identificeren en analyseren van risico’s en het treffen van beheersingsmaatregelen maken deel uit van de gevolgde projectmatige aanpak.

Daarnaast is met de Staatssecretaris van Financiën afgesproken dat de uitvoering van de verbetervoorstellen kinderopvangtoeslag binnen de Belastingdienst prioriteit krijgt.

Heeft de Belastingdienst voldoende capaciteit om deze taak op zich te nemen? Wat is naar verwachting de jaarlijkse tijdsbesteding in fulltime-equivalent (fte) die met de uitvoering van deze taak gepaard zal gaan? Deze leden vragen dit ook in het licht van de verschillende problemen waar de Belastingdienst de afgelopen jaren mee te maken heeft gehad.

21 en 22.

De verwachting is dat de inspanningen die de Belastingdienst pleegt voor de genoemde voorgenomen verbeteringen, leiden tot minder kosten en inspanningen elders in de uitvoering van de kinderopvangtoeslag. De verbetervoorstellen hebben dan ook geen effect op de begroting van de Belastingdienst.

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat één van de verbeteringen die de Belastingdienst zal doorvoeren een betere ondersteuning voor ouders bij het schatten van de opvanguren en bij wijzigingen van gegevens betreft. Kan de Staatssecretaris aangeven hoe zij dat precies wil gaan doen?

En wordt bij de ondersteuning van ouders ook rekening gehouden met ouders die laaggeletterd zijn, en dus een specifieke risicogroep vormen? Is de Staatssecretaris in dat kader bereid om te kijken naar het taalgebruik en taalniveau van de Belastingdienst bij de aanvraag en wijzigingen van de kinderopvangtoeslag en andere toeslagen en bij de informatieverstrekking hierover, zodat ook laaggeletterden dit beter begrijpen? Welke afspraken zijn hier al over gemaakt en hoe worden ze uitgevoerd?

23, 24, 25 en 26.

Het betreffende verbetervoorstel ziet op aanpassing van het digitale burgerportaal voor de kinderopvangtoeslag. Doel is om ouders door middel van een betere toelichting te helpen bij het (beter) schatten van het aantal opvanguren en bij het aanvragen van hun toeslag. Ook kunnen ouders zo beter worden ondersteund bij het doorgeven van wijzigingen.

De Belastingdienst besteedt continu aandacht aan het taalgebruik op het burgerportaal van de Belastingdienst en brengt hier voortdurend verbeteringen in aan, om zo begrijpelijk mogelijk te communiceren. Daarbij wordt ook aandacht besteed aan de begrijpelijkheid voor laaggeletterden. Bij de aanpassing van het burgerportaal is de toegankelijkheid van teksten een belangrijk aandachtspunt. Overigens kunnen laaggeletterde ouders ook hulp krijgen bij het aanvragen van kinderopvangtoeslag of het doorgeven van wijzigingen, via de Toeslagen Service Punten (TSP).

De leden van de GroenLinksfractie vragen verder welke verbeterpunten nog nader worden verkend. Kan de Staatssecretaris aangeven wanneer deze mogelijk kunnen worden geïmplementeerd en wat het verwachte resultaat hiervan is? En wanneer ontvangt de Kamer de uitkomst van de verkenning naar de t-2-systematiek en het gedeeltelijk voorschot?

Zij lezen dat de verbeteringen door de Belastingdienst in 2020 gereed moeten zijn. Is het ook mogelijk dat sommige verbeteringen eerder gerealiseerd kunnen worden? Welke zouden dat zijn en wanneer kunnen die gereed zijn, zo vragen deze leden.

De leden van de VVD-fractie (vraag 7) en van de CDA-fractie (vraag 12) vragen op welke termijn de Staatssecretaris verwacht dat de Belastingdienst de verkenning van de overige verbetervoorstellen afgerond heeft?

27, 28, 29, 7, 12 en 40.

Het klopt dat voor de meeste maatregelen geldt dat de verbeteringen in 2020 gereed moeten zijn, waarna de eerste resultaten in 2020 en bij de definitieve toekenningen in latere jaren zichtbaar worden. Sommige maatregelen vergen echter geen nieuwe ICT- of wetgevingsaanpassing, zoals betere begeleiding en attendering. De resultaten van deze maatregelen kunnen op individueel niveau eerder merkbaar zijn. Andere maatregelen behoeven een wetswijziging of ICT-aanpassing of betrokkenheid van en aanpassingen bij kinderopvangorganisaties en uitvoerders. De resultaten van deze maatregelen zullen na 2020 zichtbaar worden.

Onderdeel van dit traject is ook een verkenning naar het gebruik van een vastgesteld inkomen (t-2), inclusief een daarbij behorend vangnet en een verkenning naar het introduceren van een gedeeltelijk voorschot. Hierbij is de afspraak gemaakt dat de randvoorwaarde is dat de uitkomsten ook voor de andere toeslagen zullen moeten gelden.

Het kabinet is voornemens om dit najaar een onderzoek te starten naar de verbetermogelijkheden van de huidige toeslagensystematiek in den brede. Uw Kamer wordt over dit onderzoek bij Miljoenennota nader geïnformeerd.

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat dit kabinet de risico’s te groot vindt om de directe financiering door te voeren met DUO als uitvoerder. Deze leden zijn wel benieuwd hoe deze risico’s in kaart zijn gebracht en of dit door een extern bureau is gedaan. Kan de Staatssecretaris nader ingaan op wat deze risico’s precies zijn? De leden van de SP-fractie vragen welke risico’s er aan het nieuwe systeem zitten die zo groot zijn om het besluit te nemen om te stoppen met de voorbereidingen voor directe financiering (vraag 48).

30, 31 en 48.

In algemene zin zitten aan het doorvoeren van een stelselwijziging grotere risico’s dan aan het doorvoeren van verbeteringen binnen een bestaand stelsel. De impact van de veranderingen voor ouders, kinderopvangorganisaties en uitvoerders is immers groter.

In het nieuwe stelsel zouden kinderopvangorganisaties een directe relatie krijgen met DUO en ook verantwoordelijk worden voor de aanvraag van kinderopvangfinanciering. Dat zou bijvoorbeeld gevolgen hebben voor de administratie van de kinderopvangorganisaties die daarvoor zou moeten worden aangepast. Een risico hierbij was dat niet alle kinderopvangorganisaties tijdig klaar zouden zijn.

Ik wil benadrukken dat de risico’s door de werkwijze van DUO beheersbaar waren en dus niet te groot waren om van het stelsel van directe financiering af te zien. Het zijn, zoals ik al bij mijn inleidende opmerkingen heb aangeven, de gevolgen van de stelselwijziging voor de gehele keten en voor de daarin opererende kinderopvangorganisatie die an sich risicovoller zijn. Het uitvoeren van verbetervoorstellen binnen de kinderopvangtoeslag brengt andere en minder grote risico’s met zich mee. Dit heeft in de uiteindelijke afweging een rol gespeeld.

De risico’s ten aanzien van de invoering van het nieuwe stelsel zijn door SZW en DUO in kaart gebracht. Het bureau ICT-toetsing (BIT) heeft een advies uitgebracht, waarna een heroriëntatie is uitgevoerd die tot aanpassingen in o.a. het tijdpad heeft geleid.

En kan de Staatssecretaris tevens reageren op de kritiek die verschillende betrokken organisaties hebben geuit op de plannen? Is er alvorens het besluit te nemen overleg geweest met de verschillende ouderorganisaties en brancheverenigingen in de kinderopvang? Zo ja, heeft dit overleg nog tot wijzigingen geleid?

Is zij bereid om hierin ook de ervaringen van de verschillende belangenorganisaties mee te nemen?

32, 33 en 42.

De aanpak van het programma directe financiering kende een betrokkenheid van het veld bij de voorbereidingen. Op veel momenten in het traject heeft er overleg plaatsgevonden met de verschillende veldpartijen. Dat is waardevol gebleken.

Mede op basis van de input van veldpartijen, DUO, Belastingdienst en de stand van het wetsproces op dat moment is er begin 2018 voor gekozen om meer tijd te nemen. Dit maakte het ook mogelijk om tussen de betrokken bewindspersonen overleg te voeren over de plannen voor de financiering van Kinderopvang. Over deze wijziging heb ik uw Kamer op 6 februari 2018 geïnformeerd4.

Over het besluit om verbeteringen binnen de kinderopvangtoeslag uit te voeren heb ik de veldpartijen geïnformeerd, nadat ik dat besluit heb genomen. In lijn met deze werkwijze zullen dezelfde partijen worden betrokken bij de uitwerking van de voorstellen.

Veldpartijen waren in het algemeen verrast door het besluit. Het veld heeft hier, zoals in de media naar voren is gekomen, verschillend op gereageerd. Er is eensgezindheid in het veld over de wens om de problematiek van de kinderopvangtoeslag aan te pakken. Partijen hebben in principe de bereidheid uitgesproken om in het vervolgtraject met de Belastingdienst een bijdrage te leveren. De eerste gesprekken hierover zijn gestart.

De leden van de GroenLinks-fractie snappen dat een stelselwijziging risico’s met zich mee brengt. Zijn in dat kader ook de mogelijkheden verkend voor experimenten of pilots?

34.

In de voorbereiding van het beoogde wetsvoorstel directe financiering is gekeken naar mogelijkheden, waaronder pilots, om de risico’s voor de invoering van een stelsel te beperken. Daarbij is gebleken dat het niet mogelijk was om experimenten of pilots op voldoende grote schaal uit te voeren zonder daarmee de reguliere uitvoering van de kinderopvangtoeslag te sterk te belasten.

Is ook de mogelijkheid verkend om het direct overmaken van de kinderopvangtoeslag naar de kinderopvangorganisatie wel toe te staan voor ouders die daar specifiek zelf toestemming voor geven (zoals ook eerder mogelijk was met zorgtoeslag naar de zorgverzekeraar)? Is de Staatssecretaris bereid om nog naar mogelijkheden te kijken voor de groep die de meeste hinder van de terugvorderingen ondervindt, zo vragen deze leden.

35 en 36.

Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 57 van de leden van de SP-fractie.

De leden van de GroenLinks-fractie constateren dat de kosten die gepaard gaan met de verbeteringen door de Belastingdienst worden gecompenseerd door besparing vanwege minder terugvorderingen. Kunnen de voornoemde leden hieruit opmaken dat de Staatssecretaris heeft kunnen berekenen hoeveel minder terugvorderingen er zullen zijn dankzij deze verbeteringen?

37

De genoemde verbetervoorstellen bestaan in belangrijke mate uit het verdere verbeteren van de dienstverlening door de Belastingdienst. De verwachting is dat deze verbeteringen – bij overigens gelijk blijvende omstandigheden – niet alleen zullen leiden tot een lager aantal hoge terugvorderingen, maar ook tot een afname van de benodigde inzet op andere plaatsen in de uitvoering (bijvoorbeeld minder bezwaren en beroepen, verminderde incassotrajecten).

Over de implementatie van de verbeteringen en over het verloop van het aantal terugvorderingen en de omvang daarvan zal uw Kamer periodiek worden geïnformeerd door middel van de halfjaarsrapportage van de Belastingdienst.

De voornoemde leden vragen daarom of de Staatssecretaris kan schatten met hoeveel het aantal terugvorderingen zou dalen met de directe investeringen (uitgevoerd door DUO) en door de verbeteringen in de huidige systematiek (uitgevoerd door de Belastingdienst). Kan de Staatssecretaris ook schatten om welke bedragen dit zou gaan?

38 en 39

Op basis van het aantal terugvorderingen bij de definitieve toekenning voor het toeslagjaar 2015 is een analyse uitgevoerd naar aard en oorzaak van de terugvorderingen. Deze analyse heeft het mogelijk gemaakt om een indicatieve schatting te geven van het effect van het voorstel van het stelsel directe financiering en het verbetervoorstel binnen de huidige systematiek op het aantal terugvorderingen.

De inschatting is dat door het gebruik van het inkomen van t-2 en maandelijks af te rekenen op basis van daadwerkelijk gebruik, zoals toegepast zou worden bij de directe financiering, het totaal aantal terugvorderingen met ruim driekwart zou afnemen. Dat geldt ook voor het aantal hoge terugvorderingen (van meer dan € 1.000)

Door de verbeteringen in de huidige systematiek (kinderopvangtoeslag), waarbij wordt uitgegaan van het actuele inkomen en een betere schatting van het aantal opvanguren door de ouders, neemt het aantal hoge terugvorderingen naar verwachting met twee derde af. De verbeteringen in de huidige systematiek richten zich, naast het terugdringen van het totaal aantal terugvorderingen, vooral op de problematische en hoge terugvorderingen.

Terugvorderingen en nabetalingen zijn inherent aan de voorschotsystematiek en zullen blijven voorkomen. De verwachting is dat vooral de in verhouding kleinere terugvorderingen overblijven.

Op dit moment wordt in de begroting van SZW jaarlijks rekening gehouden met een post oninbare vorderingen bij de kinderopvangtoeslag van circa € 45–50 mln. Het is lastig om een precieze inschatting van de financiële gevolgen van de beide voorstellen te maken. Het is de verwachting dat de afname van de oninbare vorderingen in lijn ligt met het «probleemoplossend vermogen» van de voorstellen.

Is de Staatssecretaris bereid de resultaten van de verbeteringen bij de Belastingdienst te monitoren?

41.

Er worden meetbare prestatie-afspraken gemaakt. Uw Kamer zal periodiek middels het instrument van de halfjaarrapportage van de Belastingdienst over de voortgang van de implementatie, het verloop van het aantal terugvorderingen en de (gemiddelde) omvang daarvan worden geïnformeerd.

Is zij bereid om hierin ook de ervaringen van de verschillende belangenorganisaties mee te nemen?

42.

Het antwoord op deze vraag wordt gegeven bij vraag 32 van de leden van de GroenLinks-fractie.

En is zij ook bereid te overwegen, mochten deze resultaten tegenvallen, toch het voorstel voor directe investeringen in de praktijk te brengen?

43.

Het is de ambitie van het kabinet om de brede schuldenproblematiek bij burgers terug te dringen en te voorkomen. Om die reden heeft het daadwerkelijk terugdringen van het aantal hoge en zeer hoge terugvorderingen prioriteit. Daarvoor dient ook het pakket aan verbetervoorstellen binnen de systematiek van de huidige kinderopvangtoeslag.

Op dit moment zijn SZW en Belastingdienst met elkaar in gesprek om het traject verder op te zetten en de verbetervoorstellen nader uit te werken. Tegelijkertijd met het uitwerken van de verbetervoorstellen zal, zoals hiervoor al eerder is aangegeven, ook gekeken worden naar verdere verbeteringen in het toeslagenstelsel. Het kabinet heeft de verwachting dat de resultaten van de verbetervoorstellen gerealiseerd zullen worden.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SP-fractie

Waarom wordt er gestopt met de kansrijke optie van directe financiering via DUO?

Hoe kan het dat de Staatssecretaris onder de indruk is van de manier waarop DUO bezig was met de ontwikkeling van het financieringssysteem en toch besluit om de Belastingdienst als uitvoeringsorganisatie te houden?

44 en 49.

In de inleidende passage van mijn reactie in dit schriftelijk overleg ben ik op deze vraag ingegaan.

Alleen verbetervoorstellen door de Belastingdienst op het huidige systeem zijn toch niet voldoende om het probleem van nabetalingen en terugvorderingen op te lossen?

De leden van de PvdA-fractie horen graag wat de ambitie van de Staatssecretaris is om navorderingen door de Belastingdienst bij ouders tegen te gaan (vraag 65).

45 en 65.

De hoge terugvorderingen kunnen ouders in betalingsproblemen brengen. Het is onze ambitie om dit zoveel en zo snel mogelijk aan te pakken.

Er ligt een veelheid aan factoren ten grondslag aan de problematiek van nabetalingen en terugvorderingen. Voor een deel hangt dit samen met de beleidsmatige uitgangspunten die aan de kinderopvangtoeslag ten grondslag liggen. Daarbij moet onder andere gedacht worden aan de voorwaarden die aan werkende ouders worden gesteld (koppeling gewerkte uren-criterium) en het partner-begrip. Een andere belangrijke oorzaak is dat ouders niet of te laat wijzigingen doorgeven. Met de nu voorliggende verbetervoorstellen kan dit probleem al op relatief korte termijn en nog in deze kabinetsperiode binnen het huidige stelsel van de kinderopvangtoeslag worden aangepakt. Mijn verwachting is dat de prangende problemen die nu door terugvorderingen ontstaan met deze verbeteringen grotendeels kunnen worden opgelost.

Welke andere redenen dan in de brief genoemd, zijn er om te stoppen met verdere ontwikkeling van het systeem?

46.

Er zijn geen andere redenen dan die in de brief van 25 april 2018 zijn genoemd.

Zijn er partijen in de coalitie die niets zien in het nieuwe systeem?

47.

Mede namens Staatssecretaris van Financiën, en in overleg met de Minister van OCW, heb ik in een brief aan de Tweede Kamer het besluit toegelicht. Het is verder aan de leden van de Tweede Kamer om daarover indien gewenst met elkaar te spreken.

Welke risico’s zitten aan het nieuwe systeem die zo groot zijn om het besluit te nemen om te stoppen met de voorbereidingen voor directe financiering?

48.

Het antwoord op deze vraag wordt gegeven bij vraag 30 van de leden van de GroenLinks-fractie.

Gaat de Belastingdienst wel gebruik maken van de geleerde lessen van DUO? Kan de Belastingdienst de geleerde lessen en de inhoud van het project van DUO wel overnemen om daar hun voordeel mee te doen?

50 en 51.

Het antwoord op deze vragen is bevestigend. De inzet van DUO voor het tot stand brengen van de financiering kinderopvang heeft onder meer, door de contacten van DUO met de veldpartijen, tot waardevolle inzichten geleid. Op dit moment vinden gesprekken tussen SZW, DUO en de Belastingdienst plaats om deze inzichten zoveel mogelijk over te dragen. SZW en de Belastingdienst zullen deze ervaringen meenemen bij het verder uitwerken van de verbetervoorstellen. Hierover zal ik u in het najaar 2018 verder informeren.

Waarom heeft de Staatssecretaris nu het besluit genomen, terwijl al € 20 miljoen is geïnvesteerd in het nieuwe systeem?

52.

In het regeerakkoord is aangegeven dat het aangekondigde wetsvoorstel voor directe financiering kansrijk is, maar dat zorgvuldige afweging nodig is vanwege het ingrijpende karakter van de veranderingen. Daarbij geldt dat reeds gemaakte kosten niet leidend zijn geweest voor het besluit over het vervolgtraject. Om tot een succesvolle implementatie van het stelsel van directe financiering te komen zou op basis van de huidige inzichten nog een substantiële investering nodig zijn.

Hoe gaat de Staatssecretaris die € 20 miljoen aan investeringskosten terugverdienen?

53.

De uitwerking van de plannen voor directe financiering is gestopt. De gedane investeringen worden niet terugverdiend. Dit laat onverlet dat de kennis, ervaringen en lessen die in het traject zijn opgedaan zoveel mogelijk in het vervolgtraject gebruikt zullen worden. DUO zal de behaalde resultaten goed documenteren zodat onderdelen op termijn bruikbaar blijven, zowel voor nieuwe trajecten binnen DUO als daarbuiten.

De Belastingdienst is in gesprek met DUO over de opgedane ervaringen om te kijken waar die gebruikt kunnen worden voor de verbeteringen binnen het huidige stelsel van kinderopvangtoeslag

Hoeveel kosten voor de afbouw van het nieuwe opgetuigde systeem verwacht de Staatssecretaris nog te maken?

54.

De definitieve kosten worden na afronding van de afbouw vastgesteld. DUO heeft van het Ministerie van SZW opdracht gekregen om het programma directe financiering te stoppen en een eindafrekening op te stellen. Zowel de reeds gemaakte kosten als de afbouwkosten zijn onderdeel van de begroting van het Ministerie van SZW.

Wanneer is het project volledig afgebouwd en is het niet meer mogelijk om zonder extra kosten toch over te gaan op directe financiering?

55.

Na het besluit om te stoppen en het verzenden van de brief aan uw Kamer is gestart met de afbouw van het programma. Het wetsproces en de ICT ontwikkeling zijn daarbij stopgezet en de afbouw is uiterlijk 31 augustus 2018 volledig afgerond. Het is op dit moment niet meer mogelijk om zonder extra kosten over te gaan op directe financiering. Dit zou ook niet passen in het voornemen van dit kabinet.

Is het mogelijk om de conceptwet en de werkwijze en resultaten van DUO in te zien?

56.

Het wetsvoorstel was ter advisering voorgelegd aan de Afdeling advisering van de Raad van State. De Afdeling advisering heeft ook daadwerkelijk advies uitgebracht. Een voorstel aan de Koning om dat advies buiten behandeling te laten zal ik op korte termijn aan de ministerraad voorleggen. Na afronding van de daarvoor geldende procedure zullen de stukken (ontwerp wetsvoorstel, het advies van de Afdeling advisering van de Raad van State en het nader rapport) openbaar zijn.

Met DUO is de afspraak gemaakt dat de tot nu toe behaalde resultaten goed worden gedocumenteerd. Als bijlage5 bij dit verslag is een beknopte beschrijving van de gerealiseerde resultaten van DUO gevoegd.

Waarom wordt er geen mogelijkheid geboden om, wanneer ouders dit wensen, de Belastingdienst te verzoeken de kinderopvangtoeslag direct over te maken aan de instelling?

De leden van de GroenLinks-fractie vragen of ook de mogelijkheid is verkend om het direct overmaken van de kinderopvangtoeslag naar de kinderopvangorganisatie wel toe te staan voor ouders die daar specifiek zelf toestemming voor geven (zoals ook eerder mogelijk was met zorgtoeslag naar de zorgverzekeraar) (vragen 35 en 36)?

57, 35 en 36.

Deze mogelijkheid bestaat reeds. Bij kinderopvangorganisaties die een convenant hebben afgesloten met de Belastingdienst, kunnen ouders toestemming geven om de toeslag direct aan de kinderopvangorganisatie te laten overmaken.

Kan de Staatssecretaris naast de directe financiering en het huidige systeem van kinderopvangtoeslag verbeteren nog andere financieringsmogelijkheden in kaart brengen, waaronder de kinderopvang direct naar de instellingen te financieren en een gratis toegankelijke kinderopvang voor tenminste twee dagen?

58.

Op 14 september 2016 heeft mijn voorganger het Eindrapport Heroriëntatie Directe Financiering aan uw Kamer aangeboden6. In het rapport wordt in onderdeel D blz. 35–40 ingegaan op de verschillende alternatieve financieringsmogelijkheden. In de voorbereiding van het stelsel directe financiering zijn deze mogelijkheden in beeld geweest en gewogen. Ik zie, na deze rapportage, geen reden om de mogelijkheden opnieuw in kaart te brengen.

Aan het huidige systeem via de Belastingdienst die nog steeds uitvoeringsproblemen kent, zitten toch ook genoeg risico’s?

59.

Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 13 van de leden van de Groen Links-fractie.

Klopt het dat DUO zojuist een ICT-traject succesvol heeft afgerond?

60.

DUO heeft recent zowel PersonenRegister Kinderopvang (PRK) als een nieuw ICT-systeem voor de Studiefinanciering met succes in uitvoering genomen. Ik wil hier nogmaals benadrukken dat de risico’s door de werkwijze van DUO beheersbaar waren en de ICT-component geen reden was om van het stelsel van directe financiering af te zien.

Hoe staat dit in verhouding met de berichten rondom de Belastingdienst en ICT?

61.

Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 13 van de leden van de Groen Links-fractie.

Hoe wilt de Staatssecretaris een complete oplossing bieden voor de nabetalingen en terugvorderingen die blijven bestaan?

62.

De uitgangspunten van het huidige stelsel, namelijk het voorschotstelsel en het toekennen op basis van de actuele situatie blijven bestaan. Dit betekent dat nabetalingen en terugvorderingen inherent zullen blijven aan dit stelsel. De systematiek werkt hetzelfde als de huidige energie- en waterrekening die huishoudens ontvangen, waarbij burgers ook eerst een voorschot betalen en een eindafrekening ontvangen met een kans op nabetaling of terugvordering. Het doel van de verbetervoorstellen is om de voorschotbeschikking en de eindbeschikking zo nauw mogelijk op elkaar aan te laten sluiten en zo het aantal hoge terugvorderingen substantieel terug te brengen. De inzet daarbij is om de verschillen tussen het verwachte en het daadwerkelijke gebruik (opvanguren) te verkleinen en dit beter aan te laten sluiten op het aantal gewerkte uren.

Wat gaat de Belastingdienst doen aan de dubbele stromen bij peuterspeelzalen?

63.

De leden van de SP-fractie doelen op de financiering van peuters op de kinderopvang door de Belastingdienst via de kinderopvangtoeslag enerzijds en door de gemeente via een tegemoetkoming anderzijds. Werkende ouders kunnen sinds de harmonisatie peuterspeelzalen bij de Belastingdienst kinderopvangtoeslag aanvragen voor alle kinderopvang. Niet-werkende ouders kunnen voor een financiële tegemoetkoming bij de gemeente terecht. Gemeenten zijn namelijk verantwoordelijk voor een financieel toegankelijk aanbod voor niet-werkende ouders. Er zal dus sprake blijven van verschillende financieringsbronnen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de PvdA-fractie

De oplossing om de kinderopvangtoeslag direct aan de kinderopvanginstelling over te maken, vinden de leden van de PvdA-fractie een goed middel om ouders te helpen en hoge navorderingen te voorkomen. Om die reden vragen de leden van PvdA-fractie of de Staatssecretaris toch nog een ultieme poging wil wagen om de directe financiering van de kinderopvangtoeslag naar de kinderopvanginstelling toch te laten doorgaan. Is de Staatssecretaris hiertoe bereid?

64.

In de inleidende passage van mijn reactie in dit schriftelijk overleg ben ik al in algemene zin op deze vraag ingegaan.

Het besluit voor verbeteringen binnen de systematiek van de kinderopvangtoeslag is genomen na een zorgvuldige afweging. In de inbreng van de PvdA worden geen nieuwe argumenten naar voren gebracht die mij tot een andere afweging brengen.

De leden van de PvdA-fractie horen graag wat de ambitie van de Staatssecretaris is om navorderingen door de Belastingdienst bij ouders tegen te gaan.

65.

Het antwoord op deze vraag wordt gegeven bij vraag 45 van de leden van de SP-fractie.

Is zij bereid om hier afspraken over te maken, zodat het aantal navorderingen ook daadwerkelijk omlaag gaat?

66.

Voor het antwoord op deze vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 13 van de leden van de SP-fractie.

Verder zijn de leden van de PvdA-fractie benieuwd hoe de Staatssecretaris denkt dat de Belastingdienst dit adequaat kan oppakken. Dit omdat er bij de Belastingdienst grote problemen zijn en er veel werk blijft liggen. Denkt de Staatssecretaris dat de Belastingdienst de mensen en middelen heeft om ouders daadwerkelijk te ondersteunen? Hoeveel budget maakt de Staatssecretaris hiervoor beschikbaar?

67, 68 en 69.

De Belastingdienst beschikt over de mensen en middelen om de ondersteuning, zoals beoogd met de voorgenomen verbeteringen, te kunnen bieden. De verbetervoorstellen bestaan in belangrijke mate uit het versnellen en verder brengen van ontwikkelingen van de dienstverlening die Belastingdienst/Toeslagen reeds in de praktijk brengt. Daarbij wordt gebruik gemaakt van ervaring die in recente jaren is opgedaan met onder meer data-analyse en het op grond daarvan bieden van gerichte dienstverlening aan groepen met een specifieke behoefte. Daarvoor zal de Belastingdienst de nodige inspanningen moeten verrichten in samenwerking met SZW.

De inspanningen ter verbetering van de dienstverlening en toekenningzekerheid leiden tot afname van werk elders in de uitvoering van de kinderopvangtoeslag (bijvoorbeeld verminderd beroep en bezwaar, minder incassotrajecten). Ook zullen, om de verbetervoorstellen uit te voeren, aanpassingen in de ICT moeten worden gedaan. De verwachting is dat deze binnen het voorgenomen tijdpad te realiseren zijn. De verbetervoorstellen hebben dan ook geen effect op de begroting van de Belastingdienst.

De Staatssecretaris spreekt over een vangnet en het introduceren van een gedeeltelijk voorschot. De leden van de PvdA-fractie horen graag wat dit vangnet inhoudt en voor welke groepen dit vangnet specifiek bedoeld is. Verder horen zij ook graag wat de toegevoegde waarde is van een gedeeltelijk voorschot. Zal dit het aantal navorderingen verminderen?

70 en 71.

Het antwoord op deze vragen wordt gegeven bij vragen 8 en 9 die de leden van de VVD-fractie hebben gesteld.


X Noot
1

GGD staat voor Gemeentelijke of Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst. GHOR staat voor Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio.

X Noot
2

Kamerstuk 31 322, nr. 361.

X Noot
3

GGD staat voor Gemeentelijke of Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst. GHOR staat voor Geneeskundige Hulpverleningsorganisatie in de Regio.

X Noot
4

Kamerstuk 31 322, nr. 344.

X Noot
5

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
6

Kamerstukken II 2015/16, 31 322, nr. 310, blg-782462.

Naar boven