31 322 Kinderopvang

Nr. 320 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 december 2016

In 2014 heb ik uw Kamer toegezegd om in 2016 een beoordeling van de stand van zaken van Sociaal Medische indicatie (SMI) in de kinderopvang te geven. In het kader van deze evaluatie zijn twee onderzoeken uitgevoerd, die u als bijlage aantreft1. In deze brief geef ik aan wat er sinds 2014 gebeurd is, wat de uitkomsten van de onderzoeken zijn en hoe ik omga met deze uitkomsten. Daarnaast geeft deze brief antwoord op de vraag over de stand van zaken inzake sociaal medische indicatie die door de Commissie SZW met haar brief van 15 december 2016 aan mij is doorgeleid.

Het stemt mij tevreden dat de uitvoering van SMI over het algemeen goed verloopt. SMI is een goed voorbeeld van hoe de decentrale aanpak positief kan uitpakken voor gemeenten en burgers. Het werkt als instrument om de elementen binnen het sociale domein sluitend te maken. Er vindt momenteel een groeiende inbedding van SMI binnen het gemeentelijke sociale domein plaats. Ook spelen wijkteams een grotere rol in het signaleren van problematiek en doorverwijzen van doelgroepouders. Gemeenten gebruiken daarbij hun beleidsvrijheid om maatwerk toe te passen. Zij geven aan dat zij deze vrijheid waarderen, nodig hebben en willen behouden. Er zijn verschillen in uitvoering, maar het is belangrijk de verschillen te koesteren wanneer deze voortkomen uit bewuste keuzes van gemeenten. Juist de kracht van het maatwerk moet behouden worden. Tot slot hebben de meeste gemeenten SMI in beleid vastgelegd en vindt er een toenemende professionalisering, samenwerking en uitwisseling van kennis en ervaring tussen gemeenten plaats. Ik wil gemeenten aansporen op de ingeslagen weg door te gaan. Er zijn echter aspecten in de uitvoering die verdere aandacht behoeven, namelijk de financiële toegankelijkheid en bekendheid van SMI. Het is van belang dat er daar waar nodig, toegang is tot de regeling. Daarom moet ingezet worden op het verder vergroten van de bekendheid en de financiële toegankelijkheid van SMI.

Campagne financiële toegankelijkheid en bekendheid SMI

In de afgelopen periode is via de verzamelbrief gemeenten aandacht gevraagd voor het vergroten van de financiële toegankelijkheid en bekendheid van SMI. Daarnaast zijn tijdens de jaarlijkse gemeentedagen best practices gedeeld van gemeenten en zijn gemeenten opgeroepen om de informatievoorziening over SMI op hun websites te verbeteren.

Tevens is in 2015 een campagne van start gegaan om de bekendheid van en financiële toegankelijkheid tot de regeling te vergroten. Deze campagne bestond onder meer uit een onderzoek naar de bekendheid en toegankelijkheid van SMI. Ook werd een helpdesk ingesteld waar gemeenten terecht konden met vragen over SMI. Verder zijn er informatiebijeenkomsten georganiseerd. Gemeenten hebben hier kennis en ervaringen kunnen delen over het uitvoeren van SMI. De bijeenkomsten werden door de aanwezige gemeenten als waardevol ervaren. Tot slot is apart onderzoek gedaan naar de uitvoering van SMI in de G4. Amsterdam, Den Haag, Utrecht en Rotterdam krijgen de meeste SMI aanvragen te verwerken.

Uitkomsten

SMI is een belangrijk instrument voor maatwerk. Dit blijkt uit het onderzoek «SMI in de G4», dat is uitgevoerd in opdracht van mijn Ministerie, en de themabijeenkomsten die door veel gemeenten zijn bezocht. Het positieve verhaal dat ik u in 2014 heb kunnen meedelen, heeft zich in de afgelopen twee jaar voortgezet.2

Uit de onderzoeken en de inbreng tijdens de themabijeenkomsten, blijkt dat de uitvoering van SMI over het algemeen goed gaat: 87,5% van de gemeenten heeft SMI vastgelegd in beleidsregels.3 Voor de uitvoering van SMI wordt jaarlijks een bedrag beschikbaar gesteld via het gemeentefonds. In 2016 bedraagt dit 28 miljoen euro. In gemeenten die geen SMI-beleid hebben vastgelegd, wordt tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang als middel om gezinnen met (een) ouder(s) met een sociale of medische beperking of gezinnen waarin de ontwikkeling van het kind in het geding is, veelal wel gefinancierd, maar niet via SMI. Het algemene beeld is dat gemeenten hun best doen om doelgroepgezinnen te helpen, of zij SMI nu hebben vastgelegd in beleid of niet.

Verder blijkt dat gemeenten bewuste keuzes maken in hoe zij SMI uitvoeren. SMI kan onder meer ingezet worden aan de voorkant, zodat ouders de ruimte krijgen om «in eigen kracht te gaan staan», maar ook als laatste toevlucht wanneer alle mogelijke voorliggende voorzieningen uitgeput zijn. Daarnaast richten sommige gemeenten zich op zowel ouder als kind, terwijl andere gemeenten zich alleen op de situatie van de ouder richten.

De uitvoering gaat dus goed. Op punten als financiële toegankelijkheid en bekendheid onder professionals is echter nog winst te boeken. Uit beide onderzoeken komt naar voren dat de financiële toegankelijkheid en bekendheid nog meer moeten worden vergroot, omdat een gebrek hieraan kan leiden tot uitsluiting van gezinnen voor wie SMI wel een uitkomst kan bieden. Onderstaand ga ik nader in op de bekendheid en de financiële toegankelijkheid.

Bekendheid

De afgelopen jaren is veel geïnvesteerd in het vergroten van de bekendheid van SMI. De bekendheid kan nog verder worden vergroot. Dit is belangrijk omdat professionals die de regeling niet goed kennen, deze minder gebruiken en zo een belangrijk instrument van sociaal beleid missen. De volgende cijfers illustreren dit: 43% van de (potentiële) verwijzers (zoals huisartsen, psychiaters en maatschappelijk werkers) in de G4 is bekend met de regeling. Van deze groep heeft 92% wel eens iemand doorverwezen. De helft hiervan heeft ook een keer een aanvraag SMI gedaan voor een cliënt.4 Wanneer hulpverleners bekend zijn met de SMI-regeling, zetten ze deze in. Het is daarom van belang dat de bekendheid van de regeling vergroot wordt, binnen het gemeentelijke domein, onder potentiële verwijzers, maar ook onder ouders en wijkteams. Met name eerstelijns gemeentemedewerkers moeten meegenomen worden in de informatievoorziening, omdat zij vaak het eerste aanspreekpunt binnen de gemeenten zijn voor mensen die SMI willen aanvragen. Zij kunnen de weg wijzen naar de juiste persoon of afdeling.

Wijkteams en inbedding in het gemeentelijke sociale domein

Wijkteams nemen een steeds grotere rol in bij de coördinatie van gedecentraliseerde zorgtaken en het vroegtijdig signaleren van problematiek. Zij zijn bij uitstek geschikt om de doelgroep voor SMI in kaart te brengen, en mensen die potentieel tot de SMI-doelgroep behoren door te verwijzen. Het is belangrijk dat zij goed op de hoogte zijn van wanneer zij iemand moeten doorverwijzen en op welke gronden. Een aantal gemeenten laat de wijkteams al aanvragen afhandelen.

Financiële toegankelijkheid

De financiële toegankelijkheid van SMI is niet toegenomen in de afgelopen twee jaar. In 2014 hanteerde ongeveer de helft van de gemeenten inkomenscriteria van 105% tot 150% van het Wettelijk Minimumloon. In 2016 hanteert 45% van de gemeenten een financiële drempel, waarvan 72,2% een drempel tot 120% van de bijstandsnorm (zie grafiek 1). Deze inkomensdrempels beperken de toegang tot de regeling voor bepaalde inkomensgroepen. Daarnaast zijn er verschillen in de vergoeding die gemeenten toekennen en de eigen bijdrage die gevraagd wordt (zie grafiek 2).

35% van de gemeenten gebruikt de tarieventabel Kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst.5 De grote vier gemeenten (Amsterdam, Rotterdam, Utrecht en Den Haag) maken hier ook gebruik van.

Sommige gemeentemedewerkers geven aan dat de kosten van het gebruik van SMI er eventueel voor kunnen zorgen dat doelgroepouders afzien van een aanvraag. Zorgpunt hierbij is dat ouders voor wie hulp in de vorm van SMI wel nodig wordt geacht, dan niet in beeld komen. Gemeenten moeten zoeken naar balans tussen het afbakenen van de doelgroep met financiële criteria en het toegankelijk houden van de regeling.

Hoe verder?

Tijdens de themabijeenkomsten met gemeenten kwam naar voren dat gemeenten SMI zien als een mooi instrument binnen het gemeentelijke sociale domein om maatwerk te leveren. Verankering in de wet is volgens gemeenten niet direct een oplossing omdat dit maatwerk in de weg kan staan. De mogelijkheid om maatwerk te kunnen bieden, is nodig om de diverse doelgroep te kunnen bedienen.

Gemeenten verdienen een compliment voor de manier waarop zij de uitvoering van SMI ter hand hebben genomen. De inbedding in het sociale domein van SMI, het betrekken van de wijkteams bij de uitvoering en toenemende samenwerking en uitwisseling van kennis en ervaringen zijn positieve trends die zich de komende jaren hopelijk voortzetten. Ik adviseer het volgende kabinet om deze ontwikkelingen te koesteren en er aan bij te dragen.

De positieve trend die is waar te nemen in de manier waarop SMI wordt uitgevoerd, betekent niet dat we nu achterover kunnen leunen. De financiële toegankelijkheid tot de regeling kan met name worden verbeterd, daar waar beperkingen in de toegang problematisch zijn. Daarnaast wil dit kabinet graag gehoor geven aan de roep van gemeenten om meer visie vanuit het Rijk. Dit kan gemeenten helpen bij de afwegingen die zij moeten maken in de uitvoering van SMI en het verder vergroten van het draagvlak voor SMI binnen het gemeentelijke domein.

Om de positieve ontwikkelingen te behouden en bestendigen wordt een aantal ontwikkelingen in gang gezet. In de eerste plaats wordt de VNG gevraagd om in samenwerking met mijn Ministerie niet-bindende richtlijnen op te stellen die gemeenten kunnen gebruiken als leidraad voor de uitvoering van het SMI-beleid. Hierin zal worden ingegaan op de financiële toegankelijkheid van SMI. Ook zal een omschrijving van wat het Rijk als doel van SMI ziet opgenomen worden in de richtlijnen.

Met betrekking tot het vergroten van de bekendheid van SMI wil het kabinet de komende twee jaar op dezelfde voet verder gaan met het faciliteren van themabijeenkomsten en het uitventen van best practices. Daarnaast wil het Rijk standaardteksten beschikbaar stellen die gemeenten kunnen plaatsen op hun websites en in informatiefolders. Verder dienen ook wijkteams en (potentiële) verwijzers meegenomen te worden in de informatievoorziening. Zij kunnen een belangrijke en effectieve rol spelen in doelgroepouders de weg wijzen naar de SMI-regeling in hun gemeente.

Ik ben ervan overtuigd dat met deze extra inspanningen de basis voor het benodigde maatwerk wordt verstevigd en dat tegelijkertijd onbewuste verschillen in toepassing tussen gemeenten worden verkleind.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

Kamerstuk 31 322, nr. 245

X Noot
3

Kindermediair, «Rapport onderzoek kinderopvang sociaal medische indicatie», januari 2016, p. 8

X Noot
4

Chikuba, I&O Research, «Rapport onderzoek naar de uitvoering van de SMI-regeling in de G4», juni 2016, p. 11, p. 49

X Noot
5

Kindermediair, «Rapport onderzoek kinderopvang sociaal medische indicatie», januari 2016, p. 9 & p. 16

Naar boven