31 322 Kinderopvang

Nr. 307 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 4 juli 2016

Op 25 mei jl. heeft uw Kamer mij verzocht om een reactie op een recente uitzending van Brandpunt over misstanden bij een kinderdagverblijf in Amsterdam (Handelingen II 2015/16, nr. 87, item 5). In deze brief zet ik mijn reactie uiteen.

Uitgangspunt is dat kinderen en hun ouders erop moeten kunnen vertrouwen dat er sprake is van verantwoorde opvang. Dat wil zeggen dat kinderen worden opgevangen in een veilige en gezonde omgeving met aandacht voor de ontwikkeling van de kinderen. Gelukkig is dit bij de meeste kinderopvangorganisaties in Nederland het geval, maar in de betreffende opvanglocatie in Amsterdam was hiervan duidelijk geen sprake. De uitzending van Brandpunt laat duidelijk zien hoe het niet moet in de kinderopvang. De praktijk en gang van zaken in de betreffende kinderopvang is bijzonder pijnlijk, met name voor de kinderen en hun ouders.

Naast een reactie op de uitzending van Brandpunt heeft uw Kamer mij verzocht om:

  • aan te geven welke concrete acties en maatregelen ik op korte en lange termijn ga nemen om beter te kunnen handhaven wanneer aanbieders van kinderopvang de veiligheid van kinderen moedwillig in gevaar brengen; en

  • aan te geven waartoe het overleg met gemeente en GGD Amsterdam heeft geleid.

Als Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid ben ik verantwoordelijk voor het stelsel van toezicht en handhaving. Ik zal vanuit die verantwoordelijkheid in deze brief reageren op uw verzoeken. Gemeenten hebben de wettelijke taak om toezicht te houden op de kinderopvang. Zij kennen de lokale context en zijn daarmee in staat om maatwerk te bieden. Het toezicht, in de vorm van inspecties, wordt uitgeoefend door de GGD. Indien de uitvoering tekort schiet op onderdelen, geeft de GGD een handhavingsadvies aan de gemeente. Het is aan de gemeente om, na een dergelijk advies van de toezichthouder, te besluiten of en zo ja welke handhavinginstrumenten worden ingezet.

Toezicht op nieuwe en bestaande kinderopvanginstellingen

Het huidige stelsel van toezicht en handhaving kent verschillende waarborgen om de kans op toetreding van malafide kinderopvanginstellingen te beperken en te voorkomen. Ook biedt de wet verschillende mogelijkheden om bij misstanden in te grijpen.

Door eisen te stellen voor nieuwe en bestaande kinderopvanginstellingen en een goed toezicht daarop, wordt zoveel mogelijk voorkomen dat slecht presterende kinderopvanginstellingen hun diensten (blijven) aanbieden. Zo moet een aanbieder voor kinderopvang verschillende stappen doorlopen voor hij/zij van start kan gaan.

  • Voor nieuw te starten kindercentra geldt bijvoorbeeld dat deze, nog voordat er kinderen worden opgevangen, aan een aantal eisen moeten voldoen. Deze eisen worden getoetst door de GGD. Als een instelling voldoet aan deze eisen, wordt deze geregistreerd in het Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen (hierna: LRKP). In de regel komt de GGD binnen drie maanden na registratie van het kindercentrum in het LRKP langs om te zien of ook in de praktijk aan de eisen wordt voldaan.

  • Bij de beoordeling van de aanvraag tot exploitatie van een kindercentrum kan de gemeente, naast de informatie uit het onderzoek van de GGD en de gegevens uit de aanvraag, ook andere relevante informatie betrekken. Op deze manier kan bijvoorbeeld de handhavinggeschiedenis van de houder als relevante factor bij de beoordeling van de (nieuwe) registratie worden betrokken.

  • Een andere belangrijke randvoorwaarde voor het kunnen starten van een kinderopvanginstelling is dat een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) moet zijn afgegeven aan de houder en de medewerkers van de kinderopvanginstelling. Voordat een VOG wordt afgegeven, doet Justis onderzoek naar het justitiële verleden. Wanneer er een strafbaar feit is gepleegd dat een bezwaar vormt voor het werken in de kinderopvang, krijgt de houder geen VOG voor de kinderopvang. De kinderopvanginstelling kan dan niet starten.

Naast het voorkomen van toetreding van (potentieel) slecht presterende kinderopvanginstellingen is het belangrijk dat misstanden bij bestaande kinderopvanginstellingen snel zichtbaar worden, zodat effectief kan worden ingegrepen. Binnen het huidige stelsel kan er op twee manieren worden ingegrepen.

  • 1. In de eerste plaats via handhaving door gemeenten. Kinderopvanginstellingen worden jaarlijks door de GGD gecontroleerd. Aanvullend daarop vindt, indien daartoe aanleiding is, incidenteel onderzoek plaats. Als uit deze inspecties blijkt dat er risico’s zijn voor het welzijn en de gezondheid van de kinderen kan hierop door de gemeente op verschillende manieren worden gehandhaafd. In het uiterste geval kan de gemeente de exploitatie van een kinderopvanginstelling verbieden en de kinderopvanginstelling uitschrijven uit het LRKP, zoals is gebeurd bij de betreffende kinderopvanginstelling uit de reportage van Brandpunt.

  • 2. In de tweede plaats kan er, los van het instrumentarium voor handhaving, aangifte worden gedaan tegen een instelling, houder en/of individuele leidsters. Het Openbaar Ministerie beoordeelt vervolgens of er voldoende gronden voor strafrechtelijke vervolging aanwezig zijn. Het strafrecht biedt dus eveneens een mogelijkheid om in te grijpen.

Mogelijke maatregelen

Het toezicht- en handhavingsstelsel werkt over het algemeen naar behoren en de kinderopvangsector functioneert voor het overgrote deel prima. Het incident in Amsterdam is daarmee gelukkig een uitzondering.

Het incident laat echter ook zien dat de huidige waarborgen in het systeem van toezicht en handhaving geen volledige garantie bieden dat misstanden kunnen worden voorkomen en altijd snel kan worden ingegrepen. Hoewel 100% garantie nooit gegeven kan worden, vind ik het van groot belang om te verkennen of, en zo ja welke, mogelijkheden voorhanden zijn om het toezicht en de handhaving te versterken. Ik ben hierover in gesprek met de GGD Amsterdam, de gemeente Amsterdam, GGD GHOR Nederland, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Inspectie van het Onderwijs. In die gesprekken worden ook de wensen en oplossingsrichtingen meegenomen die Amsterdam in een brief aan mij heeft geschetst. Uw Kamer heeft een afschrift van deze brief ontvangen.

In het eerste gesprek met deze partijen is een aantal mogelijke punten voor verbetering naar voren gekomen. Hieronder staan in het kort de belangrijkste onderwerpen die zijn besproken in dit eerste overleg.

Stimuleren dat melding wordt gedaan van misstanden

Er zijn altijd mensen die weet of een vermoeden hebben van misstanden in een kinderopvanginstelling of zorgen hebben over de kwaliteit. Dat kunnen bijvoorbeeld de pedagogisch medewerkers zijn, stagairs, ouders of mensen in de buurt. Het is begrijpelijk dat veel van de betrokkenen een drempel ervaren bij het delen van signalen. Voor medewerkers dreigt bijvoorbeeld mogelijk het verlies van hun baan en ouders krijgen alleen aan het begin en einde van de dag mee wat er gebeurt op de opvang. Dat neemt niet weg dat het belangrijk is dat iedere betrokkene zich bewust is van de mogelijkheid en het belang om melding te doen bij de GGD, politie, vertrouwensinspecteur of bij het Huis voor klokkenluiders. Een dergelijk signaal kan een reden zijn om extra (gericht) toezicht te houden. Dat maakt het voor de gemeente vervolgens mogelijk om effectiever in te grijpen. Bij het in de Brandpunt-uitzending belichte kinderdagverblijf zijn lange tijd geen meldingen gedaan over mogelijke misstanden. Dat laat zien dat meldingen over misstanden niet in alle gevallen worden gedaan.

Ik vind het belangrijk om samen met de hiervoor genoemde partijen te bekijken hoe we het bewustzijn kunnen vergroten van het belang om signalen te delen over mogelijke misstanden. Hierbij neem ik ook in ogenschouw of de mogelijkheden om melding te doen voldoende zijn en welke rol branchepartijen hierin kunnen spelen. Specifiek zal ik kijken naar de rol van ROC’s in zowel het stimuleren van bewustwording in de opleiding bij (aankomende) beroepskrachten als hun verantwoordelijkheid in het doorgeven van signalen.

Aanvullende eisen rondom de administratie

In het gesprek is besproken dat het toezicht baat heeft bij beter inzicht in de dagelijkse gang van zaken. Er is gesproken over het inzichtelijk maken van welke kinderen op welke dag komen (urenregistratie) en welke beroepskrachten dan werkzaam zijn. Bij het desbetreffende kindercentrum kon de houder lange tijd te veel kinderen plaatsen en te weinig personeel inzetten. Verkend zal worden of en zo ja welke aanvullende eisen rondom de administratie kunnen helpen om dit soort misstanden sneller zichtbaar te maken en effectief dergelijke overtreders aan te kunnen pakken.

De mogelijkheid om gegevens te delen verruimen

Aanvullend op eisen over administratie kunnen gegevens van de Belastingdienst/Toeslagen voor de GGD helpen om het dossier rond te krijgen. Dat gaat dan om bijvoorbeeld het aantal aanvragen kinderopvangtoeslag voor de desbetreffende locatie. Dat maakt het mogelijk om de administratie van de kinderopvanginstelling te controleren en zo te constateren of er wellicht sprake is van een schaduwboekhouding. Bij het delen van gegevens gaat het ook over informatie-uitwisseling tussen gemeenten. Het doel is hierbij vooral om te voorkomen dat een malafide kinderopvanginstelling in een andere gemeente een nieuwe locatie kan gaan exploiteren. Ik zal samen met de betrokken partijen verkennen welke gegevens nu al gedeeld kunnen worden en waar zich eventuele belemmeringen voordoen die kunnen worden weggenomen.

Mijn doel bij deze mogelijke maatregelen is om het systeem van toezicht en handhaving verder te versterken, zodat nog effectiever kan worden ingegrepen bij misstanden. Ik verwacht na de zomer bovengenoemde punten verder te hebben uitgewerkt met de betrokken partijen. Ik zal dan tevens afwegen in hoeverre de mogelijke oplossingen zich verhouden tot de geconstateerde problemen en de gevolgen voor de regeldruk. Ik betrek deze afweging bij mijn reactie op de uitkomsten van de evaluatie van de aanbevelingen van de Commissie Gunning die momenteel wordt uitgevoerd. Zoals ik uw Kamer eerder heb toegezegd, stuur ik u de uitkomsten van deze evaluatie en mijn reactie daarop voor de begrotingsbehandeling van SZW.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, L.F. Asscher

Naar boven