31 322 Kinderopvang

Nr. 228 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 februari 2014

Hierbij bied ik u de tussenrapportage van het implementatieonderzoek naar de pilot Startgroepen voor peuters aan1. De pilot Startgroepen is in augustus 2011 van start gegaan en loopt tot augustus 2015. Doel van de pilot is te onderzoeken of de leeromgeving van de basisschool peuters met een risico op een (taal)achterstand kan stimuleren in hun ontwikkeling en bijdraagt aan een goede start in het basisonderwijs. Er zijn 30 startgroepen verspreid over het land.

Een startgroep bestaat uit een samenwerking tussen een basisschool en een peuterspeelzaal of kinderdagverblijf. De kinderen blijven hierbij op de peuterspeelzaal of het kinderdagverblijf, die bij de meeste startgroepen in het schoolgebouw gevestigd is. De schoolleider voert de inhoudelijke regie over het aanbod vanaf de startgroep tot en met groep 8. Op de startgroep staan een pedagogisch medewerker (mbo-niveau) en een begeleider (pabo-niveau). Zij werken doelgericht aan de ontwikkeling van de peuters. Het aanbod op de startgroep is intensiever dan reguliere vve, namelijk 12,5 uur per week in plaats van 10 uur.

Uit de tussenrapportage van het implementatieonderzoek blijkt dat de implementatie van de startgroepen goed is gevorderd. De begeleider voorschoolse educatie (pabo-niveau) en de pedagogisch medewerker (mbo-niveau) vullen elkaar in de meeste gevallen goed aan en zij leren van elkaar. De begeleider neemt veelal het voortouw bij de introductie van het opbrengstgericht werken en de doorgaande lijn, de pedagogisch medewerker is leidend bij de vertaling hiervan naar de peuterleeftijd en bij het kiezen van geschikte activiteiten. Het opbrengstgericht werken bevalt over het algemeen goed. Het doelgericht werken geeft structuur en draagt eraan bij dat activiteiten bewuster worden ingezet. Op de meeste startgroepen bestaat tevredenheid over de balans tussen vrij spelen en programmatische activiteiten.

Aan de pilot Startgroepen voor peuters is zowel een implementatieonderzoek als een effectonderzoek gekoppeld. In het implementatieonderzoek staan het proces en de ervaringen van de betrokkenen bij de uitvoering van de pilot centraal. Het effectonderzoek is gericht op het vaststellen van effecten bij de peuters die deelnemen aan een startgroep.

Het rapport dat u hierbij van mij ontvangt bevat de resultaten van de tussenmeting (2013) van het implementatieonderzoek. Ten behoeve van het eindrapport over het onderzoek naar de startgroepen dat in het voorjaar van 2015 verschijnt, wordt in 2014–2015 het implementatieonderzoek herhaald. In het eindrapport komen ook de resultaten van het effectonderzoek aan bod. Dit eindrapport zal met mijn reactie aan uw Kamer worden aangeboden.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven