Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 februari 2011
Hierbij wil ik u informeren over de stand van zaken rondom de wachtlijsten in de kinderopvang. Voor 2010 is een brede meting
gedaan waarbij geprobeerd is om zoveel mogelijk de wachtlijsten per gemeente in kaart te brengen. Daarnaast zijn de oorzaken
en oplossingen in beeld gebracht.1
Uit het onderzoek blijkt dat de wachtlijsten zeer regionaal zijn. De onderzoekers hebben voor ca. 60% van de gemeenten betrouwbare uitspraken kunnen doen over de wachtlijsten. Ongeveer de helft van
deze gemeenten heeft geen wachtlijsten. Van de gemeenten met een wachtlijst heeft ca. 70% een wachtlijst van minder dan 20
kindplaatsen. In groot deel van het land zijn er dus geen of beperkt wachtlijsten in de kinderopvang. De wachtlijsten zijn
vooral geconcentreerd in (middel)grote gemeenten. In het westen van het land zijn de wachtlijsten het hoogst.
De capaciteit in de kinderopvang is 2010 gestegen ten opzichte van 2009. Ondanks de stijging van 22 400 kindplaatsen in de
dagopvang zijn de wachtlijsten met 2700 gestegen naar 16 200 kindplaatsen. De vraag naar dagopvang is dus harder of op andere
plaatsen gegroeid dan het aanbod. Dankzij de stijging van het aanbod met 39 200 kindplaatsen in de buitenschoolse opvang zijn
de wachtlijsten gedaald met 1700 naar 10 400 kindplaatsen. De wachtlijsten in de buitenschoolse opvang zijn nog nooit zo laag
geweest sinds er wordt gemeten.
Ouders hebben vaak een voorkeur voor opvang op maandag, dinsdag en donderdag. Dit worden de voorkeurdagen genoemd. De wachtlijsten
worden inclusief voorkeurdagen gemeten. Van de kinderen die op de wachtlijst staan is 18% geheel of gedeeltelijk geplaatst
op de niet-voorkeurdagen (woensdag en vrijdag). Deze kinderen niet meegerekend, zijn de wachtlijsten 13 300 in de dagopvang en 8850 in de
buitenschoolse opvang. Als meer ouders gebruik zouden maken van de niet-voorkeurdagen woensdag en vrijdag dan zouden de wachtlijsten dus lager zijn.
Ook uit de analyse van de oorzaken en oplossingen in het onderzoeksrapport blijkt dat de voorkeurdagen de belangrijkste oorzaak
van wachtlijsten zijn. De respondenten zien meer capaciteit op die dagen als de belangrijkste oplossing. Ruim een derde ziet
ook een oplossing in lagere prijzen of extraatjes op woensdag en vrijdag. Het belangrijkste probleem bij capaciteituitbreiding
wordt het niet beschikbaar zijn van voldoende geschikte accommodaties (zowel bestaand als nieuwbouw) genoemd. De oplossingen
uit het onderzoek variëren van het versoepelen van regels, het versnellen van procedures en het beschikbaar stellen van meer
gemeentelijke panden tot het hanteren van niet-commerciële huurprijzen voor kinderopvang. Ook het gebruik van school en sport-locaties
kan een bijdrage leveren aan de oplossing. Daarnaast ervaart een meerderheid van de betrokkenen de financiering van capaciteitsuitbreiding
als lastig, zeker nu voor 2011 de kinderopvangtoeslagen verlaagd worden. De oplossingen hiervoor zitten in de richting van
investering vanuit brede scholen en lagere huurprijzen met langere contracten op de scholen.
De gesignaleerde problemen zijn volgens de onderzoekers in goed en open overleg op gemeentelijk niveau op te lossen. De gemeente
kan volgens hen een belangrijke rol spelen bij de oplossingen door integraal gemeentelijk beleid en de samenwerking tussen
kinderopvang onderwijs en sport te stimuleren. De kinderopvanginstellingen verwachten van de gemeenten dat zij het initiatief
nemen.
Om die reden zal ik met acht grote steden die zich hiervoor hebben aangemeld een convenant afsluiten. De deelnemende gemeenten
zijn Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Amersfoort, Haarlem, Ede en Nijmegen. Met deze steden wordt de afspraak gemaakt
dat zij zich inzetten voor de bestrijding van wachtlijsten en daarbij in ieder geval komen tot een integraal gemeentelijk
beleid.
Daarnaast zal ik de uitkomsten van het onderzoek met de branche en de VNG bespreken.
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
H. G. J. Kamp