31 315
Wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de toevoeging van een tweede teldatum voor de bepaling van de instroom van de deelnemers ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage voor het beroepsonderwijs

nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 9 november 2007 en het nader rapport d.d. 18 december 2007, aangeboden aan de Koningin door de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 12 oktober 2007, no. 07.003316, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mevrouw M. van Bijsterveldt-Vliegenthart, mede namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet tot wijziging van de Wet educatie en beroepsonderwijs in verband met de toevoeging van een tweede teldatum voor de bepaling van de instroom van de deelnemers ten behoeve van de berekening van de rijksbijdrage voor het beroepsonderwijs, met memorie van toelichting.

Het voorstel van wet schrapt uit artikel 2.2.1, eerste lid, van de Wet educatie en beroepsonderwijs, de zinsnede waarin wordt geregeld dat de berekeningswijze in het Uitvoeringsbesluit WEB (UWEB) van de rijksbijdrage voor het beroepsonderwijs wat de gegevens betreft over de instroom van de deelnemers en het aantal (examen)deelnemers dat een diploma heeft behaald, moet zien op het tweede aan het desbetreffende (bekostigings)jaar voorafgaande jaar. Door het schrappen van de zinsnede wordt de t-2 systematiek afgeschaft en kan in het UWEB de tweede teldatum worden ingevoerd.

De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij de volgende kanttekeningen.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 12 oktober 2007, nr. 07.003316, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen.

Dit advies, gedateerd 9 november 2007, nr. W05.07.0365/I, bied ik U hierbij aan, mede namens de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit.

De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt een drietal kanttekeningen. De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal nadat aan zijn kanttekeningen aandacht zal zijn geschonken.

De kanttekeningen van de Raad van State hebben geleid tot de volgende aanpassingen onder het hoofdje «Achtergrond» van het algemeen deel van de memorie van toelichting.

1. Financiële gevolgen

Uit het financieel kader van het Coalitieakkoord 2008–20111 en de begrotingswet van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap2 blijkt dat de invoering van een tweede teldatum vanaf 2009 leidt tot een structurele korting op de mbo-bekostiging voor een bedrag van € 155 miljoen.

De Raad maakt hierover de volgende opmerkingen.

a. Berekening korting

Het bedrag van € 155 miljoen is blijkens de memorie van toelichting gebaseerd op de veronderstelling dat het aantal deelnemers in de tweede helft van het studiejaar 10 procent lager is dan het aantal deelnemers in de eerste helft van het studiejaar.3 In de memorie van toelichting wordt niet aangegeven waarop die veronderstelling is gebaseerd. In zijn advies schat de MBO-Raad de besparing op de uitgaven voor het mbo-onderwijs door een lager volume aan deelnemersaantallen op hooguit € 22 miljoen.4 Deze berekening is gebaseerd op het verschil tussen de reeds bekende deelnemersaantallen van 1 oktober 2006 en 1 februari 2007.

De Raad adviseert de memorie van toelichting aan te vullen met de redengeving voor de veronderstelling.

b. Verhouding korting macro-budget en bekostiging mbo-instellingen

Tijdens het debat over de regeringsverklaring heeft de minister-president geantwoord, dat de korting van € 155 miljoen bedoeld is als prikkel voor de instellingen om leerlingen te behouden of tussentijds te werven.5 Indien de instellingen inderdaad kans zien om leerlingen te behouden of zelfs tussentijds te werven, zal dat tot een verhoging leiden van het bedrag dat zij ontvangen. Uit de memorie van toelichting blijkt niet wat de precieze verhouding is tussen de op de begroting ingeboekte korting van € 155 miljoen op het macro-budget en de bekostiging van de mbo-instellingen op basis van de tellingen in oktober (t-2) en de februari (t-1).

De Raad beveelt aan in de memorie van toelichting in te gaan op het vorenstaande.

1.a. Onderbouwd is waarop de veronderstelling is gebaseerd dat het aantal deelnemers in de tweede helft van het studiejaar 10% lager is dan het aantal deelnemers in de eerste helft van het studiejaar.

1.b. Nadere uitleg is gegeven over de relatie tussen de op de begroting ingeboekte korting van € 155 miljoen en de bekostiging van de mbo-instellingen.

2. Beleidsmatige gevolgen

In de memorie van toelichting wordt uitgebreid ingegaan op de telsystematiek voor de berekening van de bekostiging van het mbo-onderwijs, de daarin aan te brengen wijzigingen en de relatie tot het Coalitieakkoord van 7 februari 2007.

De Raad constateert dat geen aandacht wordt besteed aan de mogelijke inhoudelijke effecten van de voorgestelde regeling op het mbo-onderwijs en de relatie van het voorstel tot het beleid dat is ingezet om voortijdig schoolverlaten tegen te gaan. In de nota «Aanval op de uitval» is door de toenmalige bewindspersonen van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap aangegeven dat achter de uitval van jongeren verschillende problemen schuilgaan. «Zo kan de een de lesstof niet aan en kan de ander niet aarden op school. Er kunnen ook psychosociale, sociaal-maatschappelijke of meer emotionele problemen meespelen.»6 De aanpak van vooral de laatste problemen ligt naar het oordeel van de Raad buiten het directe bereik van de mogelijkheden van de mbo-instellingen. In eerdergenoemd kabinetsstandpunt is tevens aangekondigd dat het mbo-onderwijs zou worden versterkt. Uit het financieel kader van het Coalitieakkoord 2008–20111 en de begrotingswet van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap2 blijkt dat voor de verhoging van het bedrag per deelnemer aan het mbo-onderwijs € 25 miljoen per jaar is gereserveerd, maar dit bedrag is bedoeld voor maatregelen op het terrein van de innovatieve, concurrerende en ondernemende economie.

De Raad constateert dat de instellingen in het mbo-onderwijs tezamen minder middelen toebedeeld krijgen, terwijl tegelijkertijd extra inspanningen van hen gevraagd worden om het aantal deelnemers te behouden. Dit laatste kan naar het oordeel van de Raad ertoe leiden dat de mbo-instellingen niet in staat zijn om de beoogde reductie van de uitval te realiseren.

De Raad adviseert in de memorie van toelichting alsnog in te gaan op de beleidsmatige gevolgen van dit voorstel.

2. De relatie tussen het wetsvoorstel en het beleid dat, onder meer blijkens de nota «Aanval op de uitval», is ingezet tegen het voortijdig schoolverlaten, is toegelicht.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U, mede namens de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Kamerstukken II 2006/07, 30 891, nr. 4, blz 41.

XNoot
2

Kamerstukken II 2007/08, 31 200 hoofdstuk VIII, nr. 2.

XNoot
3

Memorie van toelichting, Algemeen deel, bladzijde 3.

XNoot
4

Advies van 3 september 2007, nr. MVL/EWO/60250/2007.

XNoot
5

Handelingen II 2006/07, 1 maart 2007, TK 45, blz. 45–2700.

XNoot
6

Kamerstukken II 2005/06, 26 695, nr. 26, blz. 2 en 3.

XNoot
1

Kamerstukken II 2006/07, 30 891, nr. 4, blz. 41.

XNoot
2

Kamerstukken II 2007/08, 31 200 hoofdstuk VIII, nr. 2.

Naar boven