31 314 (R 1843)
Regels inzake het verlenen van medische zorg aan Nederlands-gepensioneerden in de Nederlandse Antillen (Rijkswet voorzieningen bij ziekte voor Nederlands-gepensioneerden in de Nederlandse Antillen)

nr. 2
VOORSTEL VAN RIJKSWET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat de Regeringen van Nederland en de Nederlandse Antillen het in onderling overleg wenselijk achten dat met toepassing van artikel 38, eerste en tweede lid, van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden bij rijkswet een onderlinge regeling wordt tot stand gebracht inzake het verlenen van medische zorg aan rechthebbenden op een Nederlands pensioen die woonachtig zijn in de Nederlandse Antillen;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State van het Koninkrijk gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, de bepalingen van het Statuut voor het Koninkrijk in acht genomen zijnde, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1

Deze wet vindt geen toepassing ten aanzien van het Land Aruba.

Artikel 2

1. In deze wet wordt verstaan onder:

a. gezinslid:

1e degene, aangeduid als gezinslid in artikel 4 van de Regeling vergoeding behandelings- en verplegingskosten overheidsdienaren (P.B. 1986, no. 165), met dien verstande dat de zinsnede «ten behoeve van wie hij kindertoelage geniet» in de onderdelen 2° en 3° van het eerste lid van genoemd artikel wordt vervangen door: , bedoeld in artikel 29, vierde lid, van de Landsverordening Materieel Ambtenarenrecht (P.B. 1964, no. 159);

2e de niet-gehuwde inwonende partner van een persoon als bedoeld in artikel 3, eerste lid.

b. Nederlands pensioen:

1e pensioen ingevolge de Algemene Ouderdomswet;

2e pensioen ingevolge de Algemene nabestaandenwet;

3e uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering;

4e uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen;

5e uitkering ingevolge de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen;

6e uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten;

7e pensioen ingevolge de Algemene burgerlijke pensioenwet;

8e pensioen ingevolge de Algemene militaire pensioenwet;

9e uitkering ingevolge de Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening militairen;

10e pensioen ingevolge de Spoorwegpensioenwet;

11e pensioen ingevolge het Reglement dienstvoorwaarden Nederlandse Spoorwegen (RDV 1964 NS);

12e uitkering in verband met een dienstverband in Nederland die bij pensionering vóór de leeftijd van 65 jaar wordt verstrekt ingevolge een pensioenregeling die de verzorging van de werknemers en gewezen werknemers bij ouderdom ten doel heeft;

13e uitkering ter zake van vervroegde uittreding uit het arbeidsproces in Nederland ingevolge een van rijkswege dan wel bij of krachtens collectieve arbeidsovereenkomst vastgestelde regeling ter zake van vervroegde uittreding uit het arbeidsproces of een ter zake van vervroegde uittreding uit het arbeidsproces getroffen regeling voor personen van 55 jaar of ouder;

14e uitkering die door Nederland aan militairen en ambtenaren wordt verstrekt ingevolge een regeling in het geval van overtolligheid, functioneel leeftijdsontslag en vervroegde pensionering;

c. wetgeving van de Nederlandse Antillen:

1e de Regeling vergoeding behandelings- en verplegingskosten overheidsdienaren;

2e de Regeling tegemoetkoming ziektekosten overheidsgepensioneerden (P.B. 1975, no. 249);

3e de Landsverordening Ziekteverzekering (P.B. 1966, no. 15);

4e voor het eilandgebied Curaçao: de Eilandsverordening Bijstand kosten medische hulp (A.B. 1978, no. 39) alsmede het Eilandsbesluit van 24 juni 2004, no. 2004/19 462, inzake de Asosiashon Kwido Mediko Penshonadonan di Shell;

5e voor het eilandgebied Sint Maarten: de Eilandsverordening medische hulp Sint Maarten (A.B. 1996, no. 17);

6e voor het eilandgebied Bonaire: de Eilandsverordening bijstandskosten voor geneeskundige hulp Bonaire (A.B. 2003, no. 14);

7e voor het eilandgebied Saba: Island Resolution containing General Measurements for the Execution of Medical Cards Criteria 2007 (A.B. 2006, no. 117) of de regeling die genoemd eilandbesluit, houdende algemene maatregelen, nadien vervangt;

8e voor het eilandgebied Sint Eustatius: de Eilandsverordening bijstand kosten medische hulp Sint Eustatius (A.B.1993, no.19);

9e de Circulaire van de Minister-President van de Nederlandse Antillen van 23 mei 1988, no. 223/PZ;

d. College zorgverzekeringen: het College voor zorgverzekeringen, genoemd in artikel 58, eerste lid, van de Zorgverzekeringswet;

e. Zorgverzekeringsfonds: het fonds, genoemd in artikel 39 van de Zorgverzekeringswet;

f. Bureau Ziektekostenvoorzieningen: de Stichting Bureau Ziektekostenvoorzieningen die is aangewezen als uitvoeringsorgaan als bedoeld in artikel 10, eerste lid, van de Landsverordening algemene verzekering bijzondere ziektekosten.

2. Andere termen en uitdrukkingen die in deze wet worden gebruikt, hebben de betekenis die daaraan in de wetgeving is toegekend.

HOOFDSTUK 2 BIJZONDERE BEPALINGEN INZAKE HET RECHT OP VERSTREKKINGEN

Artikel 3

1. Een persoon die een Nederlands pensioen ontvangt, woont in de Nederlandse Antillen, geen recht heeft op verstrekkingen krachtens de wetgeving van de Nederlandse Antillen en geen verzekeringsplichtige is in de zin van de Zorgverzekeringswet, heeft recht op verstrekkingen overeenkomstig de Regeling vergoeding behandelings- en verplegingskosten overheidsdienaren, zoals ingevolge artikel 8 van die Regeling toegepast op landsdienaren, alsof hij krachtens die Regeling recht op verstrekkingen heeft.

2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op personen ten aanzien van wie door het Bureau Ziektekostenvoorzieningen is vastgesteld dat zij als gezinslid van een persoon als bedoeld in het eerste lid wonen in de Nederlandse Antillen, geen recht hebben op verstrekkingen krachtens de wetgeving van de Nederlandse Antillen, en geen verzekeringsplichtige zijn in de zin van de Zorgverzekeringswet.

3. Het Bureau Ziektekostenvoorzieningen is belast met de verlening van de verstrekkingen en de hiermee verbonden administratieve afhandeling.

Artikel 4

Voor de toepassing van de Wet op de zorgtoeslag worden de personen, bedoeld in artikel 3, gelijkgesteld met een verzekerde in de zin van de Wet op de zorgtoeslag.

Artikel 5

1. De personen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, melden zichzelf en hun in artikel 3, tweede lid, bedoelde gezinsleden aan bij het College zorgverzekeringen binnen vier maanden nadat zij zich metterwoon in de Nederlandse Antillen hebben gevestigd. De personen, bedoeld in artikel 3, eerste lid, die zich niet hebben aangemeld binnen vier maanden nadat zij zich metterwoon in de Nederlandse Antillen hebben gevestigd, worden ambtshalve door het College zorgverzekeringen geregistreerd als aangemeld.

2. De in het eerste lid bedoelde personen ontvangen van het College zorgverzekeringen een verklaring waaruit blijkt dat zij recht hebben op verstrekkingen.

3. De in het eerste lid bedoelde personen zijn een bijdrage verschuldigd, die voor de toepassing van de Wet op de zorgtoeslag als premie voor een zorgverzekering wordt beschouwd. De bijdrage wordt vastgesteld en jaarlijks aangepast op de wijze, bepaald in de Regeling zorgverzekering, met dien verstande dat het deel van de daar genoemde inkomensafhankelijke bijdrage dat wordt berekend overeenkomstig de op grond van de Wet financiering sociale verzekeringen verschuldigde premie voor de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten, buiten beschouwing blijft.

4. De bijdrage, bedoeld in het derde lid, is verschuldigd met ingang van de eerste dag van de kalendermaand volgende op de kalendermaand waarin betrokkene zich metterwoon in de Nederlandse Antillen heeft gevestigd. De verschuldigdheid van de bijdrage eindigt met ingang van de laatste dag van de kalendermaand waarin betrokkene niet langer rechthebbende is ingevolge deze wet.

5. Indien de aanmelding niet tijdig is geschied, legt het College zorgverzekeringen degene die de aanmelding had moeten doen een boete op, die gelijk is aan 130% van de in het derde lid bedoelde bijdrage, over een periode gelijk aan de periode gelegen tussen de dag waarop het recht ontstond en de dag waarop de melding is geschied, met een maximum van vijf jaren.

6. Het College zorgverzekeringen is belast met de administratie, voortvloeiend uit het eerste lid, alsmede met het nemen van beschikkingen over de heffing en de inning van de bijdrage, bedoeld in het derde lid.

7. De bepalingen van de Regeling zorgverzekering met betrekking tot de inhouding en heffing van de bijdrage op grond van artikel 69 van de Zorgverzekeringswet zijn van overeenkomstige toepassing.

8. Artikel 88 van de Zorgverzekeringswet is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 6

1. De ingevolge artikel 5, eerste lid, aangemelde personen worden door het College zorgverzekeringen aangemeld bij het Bureau Ziektekostenvoorzieningen.

2. Indien een persoon niet bij het Bureau Ziektekostenvoorzieningen is aangemeld door het College zorgverzekeringen, stelt het Bureau Ziektekostenvoorzieningen zich op verzoek van deze persoon in verbinding met het College zorgverzekeringen teneinde vast te stellen of het een persoon als bedoeld in artikel 3 is.

3. De in het eerste lid bedoelde aanmelding blijft geldig tot het tijdstip waarop het Bureau Ziektekostenvoorzieningen een kennisgeving van intrekking ervan heeft ontvangen van het College zorgverzekeringen dan wel het tijdstip dat het Bureau Ziektekostenvoorzieningen vaststelt dat de betrokkene niet langer voldoet aan de voorwaarden voor het recht op verstrekkingen.

Artikel 7

1. Om zijn recht op verstrekkingen tot gelding te brengen, laat de rechthebbende zich inschrijven bij het Bureau Ziektekostenvoorzieningen onder overlegging van de verklaring, bedoeld in artikel 5, tweede lid.

2. De ingeschreven persoon informeert het Bureau Ziektekostenvoorzieningen over iedere verandering in zijn omstandigheden die van invloed zou kunnen zijn op zijn recht op verstrekkingen.

3. Het Bureau Ziektekostenvoorzieningen kan het College zorgverzekeringen te allen tijde verzoeken informatie te verstrekken met betrekking tot het recht van een ingeschreven of in te schrijven persoon op verstrekkingen ingevolge artikel 3.

Artikel 8

1. Ter financiering van de verstrekkingen die krachtens deze wet worden verleend, betaalt het College zorgverzekeringen ten laste van het Zorgverzekeringsfonds aan het Bureau Ziektekostenvoorzieningen een vast bedrag per persoon per maand voor iedere maand of gedeelte daarvan dat de betrokkene is ingeschreven bij het Bureau Ziektekostenvoorzieningen.

2. Het vaste bedrag per persoon wordt berekend door de gemiddelde jaarlijkse kosten voor alle personen die rechtstreeks of op grond van deze wet verstrekkingen genieten op grond van artikel 8 van de Regeling vergoeding behandelingsen verplegingskosten overheidsdienaren, te vermenigvuldigen met de overeenkomstig artikel 10, derde lid, vastgestelde factor en de uitkomst daarvan te delen door 12.

3. Bij de vaststelling van het bedrag wordt de kalendermaand waarin de ingangsdatum van het recht op verstrekkingen ligt, als één volle maand gerekend. De kalendermaand waarin het recht eindigt wordt niet meegerekend, behalve wanneer over de gehele maand recht op verstrekkingen heeft bestaan.

4. De ingangsdatum van het recht op verstrekkingen, vermeld op de verklaring bedoeld in artikel 5, tweede lid, geldt als ingangsdatum voor de berekening, bedoeld in het derde lid.

5. Het Bureau Ziektekostenvoorzieningen en het College zorgverzekeringen kunnen overeenkomen de in het eerste lid bedoelde bedragen te verhogen met een percentage voor administratiekosten.

6. Voor de toepassing van dit artikel kunnen het Bureau Ziektekostenvoorzieningen en het College zorgverzekeringen overeenkomen voorschotten te betalen.

HOOFDSTUK 3 AANVULLENDE VOORZIENING

Artikel 9

1. De in artikel 3 bedoelde personen kunnen zich binnen 4 maanden na de datum waarop zij recht hebben gekregen op verstrekkingen ingevolge deze wet, bij het Bureau Ziektekostenvoorzieningen aanmelden voor een aanvullende voorziening, gericht op tweede klasseligging in een ziekenhuis als bedoeld in de Landsverordening zorginstellingen en daaraan verbonden tarieven voor medisch-specialistische zorg, alsof zij krachtens artikel 14 van de Regeling vergoeding behandelingsen verplegingskosten overheidsdienaren recht op verstrekkingen hebben, dan wel gericht op eerste klasseligging in een zodanig ziekenhuis, alsof zij krachtens de Circulaire van de Minister-President van 23 mei 1988 recht op verstrekkingen hebben. Het Bureau Ziektekostenvoorzieningen accepteert betrokkenen voor een zodanige aanvullende voorziening.

2. Voor de aanvullende voorziening, bedoeld in het eerste lid, zijn rechthebbenden aan het Bureau Ziektekostenvoorzieningen een bedrag verschuldigd. Het Bureau Ziektekostenvoorzieningen stelt dit bedrag vast. De hoogte van het bedrag wordt gebaseerd op de gemiddelde kosten van de desbetreffende aanvullende voorziening op jaarbasis.

3. Het recht op een aanvullende voorziening, bedoeld in het eerste lid, alsmede de verschuldigdheid van het voor deze voorziening geldende bedrag gaat in op de eerste dag van de maand volgende op de aanmelding voor deze aanvullende voorziening.

4. De aanvullende voorziening eindigt door opzegging en bij het einde van het recht op verstrekkingen ingevolge artikel 3. Het Bureau Ziektekostenvoorzieningen is bevoegd de voorziening te beëindigen in geval de rechthebbende niet voldoet aan de verplichting tot betaling van het in het tweede lid bedoelde bedrag.

HOOFDSTUK 4 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 10

1. Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van Nederland en Onze Minister van Volksgezondheid en Sociale Ontwikkeling van de Nederlandse Antillen doen elkaar mededeling van alle wijzigingen in de wetgeving die van wezenlijk belang zijn voor de toepassing van deze wet.

2. De autoriteiten en instanties, belast met de uitvoering van de wetgeving van de Nederlandse Antillen, de Zorgverzekeringswet, de Wet op de zorgtoeslag en deze wet, zijn elkaar behulpzaam bij de uitvoering van deze wet. Deze wederzijdse administratieve bijstand wordt kosteloos verleend. Zij kunnen zich rechtstreeks met elkaar en met de betrokkenen of hun vertegenwoordigers in verbinding stellen.

3. Het College zorgverzekeringen en het Bureau Ziektekostenvoorzieningen stellen na instemming van Onze Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport van Nederland en Onze Minister van Volksgezondheid en Sociale Ontwikkeling van de Nederlandse Antillen gezamenlijk vast:

a. de in artikel 8, tweede lid, bedoelde factor ter correctie van het gemiddelde leeftijdsverschil tussen de rechthebbenden ingevolge de genoemde Regeling en de rechthebbenden ingevolge deze wet;

b. de aanvullende administratieve regelingen die voor de toepassing van deze wet noodzakelijk zijn.

4. Voor de uitvoering van deze wet worden modellen van verklaringen en andere documenten opgesteld door het College zorgverzekeringen en het Bureau Ziektekostenvoorzieningen.

HOOFDSTUK 5 OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 11

1. Een overeenkomst met betrekking tot de verzekering van geneeskundige zorg of de kosten daarvan, waarop de Nederlandse of Nederlands-Antilliaanse wetgeving van toepassing is, gesloten voor of met een in de Nederlandse Antillen wonende persoon die met toepassing van deze wet recht heeft op verstrekkingen, zoals voorzien in de Regeling vergoeding behandelings- en verplegingskosten overheidsdienaren, vervalt met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet, voor zover aan de overeenkomst rechten kunnen worden ontleend, gelijkwaardig aan die, welke vanaf dat tijdstip met toepassing van deze wet aan de betrokkene toekomen, indien de rechthebbende binnen vier maanden na de datum van inwerkingtreding van deze wet heeft voldaan aan de verplichting tot aanmelding bij het College zorgverzekeringen ingevolge artikel 5 van deze wet.

2. De premie die voor de op grond van het eerste lid geheel of gedeeltelijk vervallen overeenkomst is vooruitbetaald, wordt door de verzekeraar al naar gelang van het vervallen gedeelte der overeenkomst terugbetaald, onder aftrek van ten hoogste 25% van het terug te betalen bedrag.

3. Indien een persoon als bedoeld in artikel 3 op de datum van inwerkingtreding van deze wet is gebonden aan een overeenkomst met betrekking tot de verzekering van geneeskundige zorg of de kosten daarvan en binnen vier maanden na dit tijdstip ten genoege van het College zorgverzekeringen aantoont dat hij deze overeenkomst niet met ingang van dat tijdstip rechtsgeldig kan beëindigen, is deze wet op hem van toepassing vanaf de eerste datum met ingang waarvan de overeenkomst had kunnen worden beëindigd.

Artikel 12

1. Voor personen als bedoeld in artikel 3 die op de datum van inwerkingtreding van deze wet reeds metterwoon in de Nederlandse Antillen gevestigd zijn, gaat de periode van vier maanden, genoemd in artikel 5, in met ingang van de datum van inwerkingtreding van deze wet.

2. In afwijking van artikel 5 zijn de personen, bedoeld in het eerste lid, de bijdrage verschuldigd vanaf de datum van inwerkingtreding van deze wet.

Artikel 13

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

Artikel 14

Deze wet wordt aangehaald als: Rijkswet voorzieningen bij ziekte voor Nederlands-gepensioneerden in de Nederlandse Antillen.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad en in het Publicatieblad van de Nederlandse Antillen zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

Naar boven