31 309
Evaluatie Wet Voorraadvorming Aardolieproducten 2001

nr. 2
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 mei 2009

Ontvangen ter Griffie van de Tweede Kamer op 12 mei 2009. De voordracht voor de vast te stellen algemene maatregel van bestuur kan niet eerder worden gedaan dan op 9 juni 2009.Hierbij zend ik u een ontwerpbesluit, houdende vaststelling van de voorraadheffing op aardolieproducten.1 Voor de inhoud van het ontwerpbesluit verwijs ik naar de ontwerp-nota van toelichting.

De voorlegging geschiedt in het kader van de wettelijk voorgeschreven voorhangprocedure (artikel 22, derde lid, van de Wet voorraadvorming aardolieproducten) en biedt uw Kamer de mogelijkheid zich uit te spreken over het ontwerpbesluit voordat het aan de Raad van State zal worden voorgelegd en vervolgens zal worden vastgesteld.

Op grond van de aangehaalde bepaling geschiedt de voordracht aan de Koningin ter verkrijging van het advies van de Raad van State over het ontwerpbesluit niet eerder dan vier weken nadat het ontwerpbesluit aan beide Kamers der Staten-Generaal is overgelegd.

Het ontwerpbesluit strekt ertoe de hoogte van de tarieven van de voorraadheffing terug te brengen naar het oorspronkelijke niveau, dat bij de totstandkoming van de wet voor lichte olie en gasolie € 5,90 per 1000 liter en voor vloeibaar gemaakt petroleumgas € 5,90 per 1000 kilogram bedroeg.

Er wordt gestreefd naar inwerkingtreding van het ontwerpbesluit met ingang van 1 juli 2009.

De minister van Economische Zaken,

M. J. A. van der Hoeven


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven