31 306
Instelling Werkmaatschappij als baten-lastendienst

nr. 2
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 3 maart 2008

Ter griffie van de Eerste en van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen op 3 maart 2008.

Het oordeel dat de voorgenomen rechtshandeling een voorafgaande machtiging bij de wet behoeft kan door een van beide Kamers worden uitgesproken uiterlijk op 17 maart 2008

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 heeft de navolgende vragen voorgelegd aan de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over de brief van 3 december 2007 over de instelling van de Werkmaatschappij als baten-lastendienst (Kamerstuk 31 306, nr. 1).

De minister heeft deze vragen beantwoord bij brief van 29 februari 2008. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

Leerdam

Adjunct-griffier van de commissie,

Hendrickx

1

Hoe past de oprichting van de Werkmaatschappij in het voornemen, zoals vastgelegd in de Nota vernieuwing rijksdienst, om te komen tot een directoraat-generaal bedrijfsvoering bij het Rijk? Moet het als een aanloop daartoe worden beschouwd? Indien dat het geval is, krijgt de Werkmaatschappij dan ook «doorzettingsmacht», zoals vastgelegd in de motie-Schinkelshoek c.s. (31 201, nr. 13)?

Zie onder de passage uit de Nota vernieuwing rijksdienst pagina 50 «Het rijksbreed bundelen van bedrijfsvoeringstaken draagt fors bij aan de gewenste kwaliteitsverhoging en levert concrete besparingen zowel in fte’s als in geld. Naast de al lopende samenwerkingsverbanden op het gebied van de beveiliging (IPB), koeriersdiensten (IPKD), repro (WPT) en rijkshuisvesting zijn en worden zogenaamde expertisecentra opgezet, die organisatorisch zoveel als mogelijk worden ondergebracht bij de Werkmaatschappij. De Werkmaatschappij is een zogenaamd shared service center voor bedrijfsvoering binnen het Rijk. Op dit moment wordt onder andere gedacht aan de volgende expertisecentra: Bedrijfsmaatschappelijk werk, Arbeid en gezondheid, Arbeidsmarkt-communicatie en ook de Mobiliteitsorganisatie.»

Met het in de nota genoemde samenwerkingsverband op het gebied van rijkshuisvesting wordt Bhuro bedoeld.

Het begrip doorzettingsmacht is in de Nota vernieuwing rijksdienst gekoppeld aan het directoraat-generaal Organisatie en Bedrijfsvoering Rijk en niet aan de aan de Werkmaatschappij. De werkmaatschappij is als het ware het «bedrijfsverzamelgebouw» waarin de verschillende samenwerkingsverbanden onder één dak worden gebracht.

2

Wat wordt bedoeld met het eigenaarschap van de Werkmaatschappij? Is het een «gewoon» organisatie-onderdeel van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties of heeft het een aparte juridische entiteit? Waarom wordt gesproken over eigenaarschap als het een «gewoon» organisatie-onderdeel is?

De werkmaatschappij is een organisatie onderdeel van het ministerie van Binnenlandse Zaken en koninkrijksrelaties en heeft geen separate juridische entiteit. De baten-lastendienststatus is een gebruikelijke vorm van interne verzelfstandiging en valt derhalve volledig onder de ministeriele verantwoordelijkheid van de minister van BZK. Aan de status van baten-lastendienst zijn instellingseisen verbonden. In deze instellingsvereisten is ondermeer opgenomen dat de dienst een resultaatgericht besturingsmodel moet hanteren, dit model wordt dan ook door de Werkmaatschappij gehanteerd. In het besturingsmodel zijn met name de navolgende rollen van belang: eigenaar, opdrachtgever, opdrachtnemer, afnemer/klant. De eigenaar is verantwoordelijk voor de continuïteit en kwaliteit van de organisatie Er wordt gesproken van eigenaarschap enerzijds omdat hier invulling wordt gegeven aan de rol binnen het besturingsmodel en anderzijds om aan te geven waar de politieke verantwoordelijkheid ligt.

3

Bestaat de mogelijkheid, teneinde tot lagere kosten te komen, bepaalde diensten op de particuliere markt in te kopen? Indien dit niet mogelijk is, kan dan worden aangegeven welke knelpunten bestaan (m.a.w., wat is het voordeel van het agentschap t.o.v. de markt bij het zo laag mogelijk houden van de inkoopkosten)?

Er bestaat een mogelijkheid tot het inkopen van bepaalde diensten op de particuliere markt. Het is niet op voorhand vanzelfsprekend dat deze dan ook goedkoper zijn. Uitgangspunt van de Werkmaatschappij is dat door bundeling van individuele diensten per departement deze werkzaamheden efficiënter en doelmatiger worden uitgevoerd.

4

In hoeverre bevinden zich in de markt van de aangeboden diensten van de Werkmaatschap-pij andere partijen? In hoeverre is deze markt te kenmerken als een markt van volledige concurrentie?

Er zijn andere particuliere partijen die deze diensten ook kunnen aanbieden op de markt. De werkmaatschappij werkt alleen voor de Rijksoverheid en kan niet gezien worden als een volledig concurrerende partij.

5

Is in het kader van de agentschapsvorming ook een risicoanalyse opgesteld? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan de Kamer die alsnog ontvangen?

Er is geen risicoanalyse opgesteld. Met de vereenvoudiging van de instellingsvoorwaarden voor baten-lastendiensten begin 2006 (TK 28 737, nr. 11) is deze instellingsvoorwaarde vervallen.

6

In hoeverre is de Algemene Rekenkamer betrokken geweest bij de vorming van het agentschap de Werkmaatschappij? Indien de Algemene Rekenkamer betrokken is geweest, kan de Tweede Kamer ingelicht worden over de bevindingen van de Algemene Rekenkamer? Indien dit niet het geval is geweest, wordt de Algemene Rekenkamer alsnog betrokken bij dit traject?

Bij de aanloop tot de vorming van een baten-lastendienst is op voorhand geen rol van de Algemene Rekenkamer voorzien, anders dan dat het moment van het in kennis stellen van de Tweede Kamer over het voornemen tot het toekennen van de baten-lastendienststatus aan een organisatie, zo gekozen wordt dat de Tweede Kamer bij haar afwegingen voldoende gelegenheid krijgt om kennis te nemen van het rechtmatigheidsonderzoek door de Algemene Rekenkamer, zoals bedoeld in artikel 84 van de Comptabiliteitswet, over het financieel jaarverslag van het Rijk. In het geval van de Werkmaatschappij betreft het rechtmatigheidsonderzoek over 2006.

7

In hoeverre is er bij het faciliteren van samenwerkingsverbanden sprake van een gangbare producent-consument relatie tussen de Werkmaatschappij en de betreffende samenwerkingsverbanden waarbij het samenwerkingsverband op basis van een integrale kostprijs producten inkoopt bij de Werkmaatschappij? Indien er geen sprake is van een gangbare producent-consument relatie tussen de Werkmaatschappij en samenwerkingsverbanden, welke overwegingen liggen ten grondslag voor het aanbieden van faciliteiten van de Werkmaatschappij aan deze samenwerkingsverbanden?

De kern van de werkzaamheden van de Werkmaatschappij bestaat uit het efficiënt inkopen van de PIOFACH dienstverlening voor de samenwerkingsverbanden en bedrijfseenheden van de Werkmaatschappij. Het gaat hier om het realiseren van huisvesting, aanbieden van HRM dienstverlening, voeren van de financiële administratie, het creëren van ICT voorzieningen en facilitaire dienstverlening. Door de eenheden van de Werkmaatschappij wordt hiervoor een jaarlijks vast te stellen prijs betaald.

Dit betekent dat de eenheden van de Werkmaatschappij zich kunnen concentreren op hun core business en dat «het gedoe» rond het secundaire proces uit hun handen wordt genomen. Daarnaast begeleidt de Werkmaatschappij eenheden op hun pad om bedrijfseenheid te worden.

De staf van BZK is voor de komende jaren de leverancier van de PIOFACH diensten aan de Werkmaatschappij. Jaarlijks wordt het tarief van de dienstverlening vastgesteld. Bepalende factoren daarbij zijn onder andere het volume van afname, de breedte van het pakket en de mate waarin kan worden volstaan met standaarden.

8

Wat is de beoogde kostenbesparing van het toekennen van de status van baten-lastendienst aan de Werkmaatschappij?

De functionele toegevoegde waarde van de Werkmaatschappij als baten-lastendienst uit zich in eerste instantie door transparantie van kosten en baten. Met de vorming van de Werkmaatschappij wordt echter óók invulling gegeven aan concernvorming binnen de Rijksoverheid én een platform gecreëerd voor verdergaande samenwerking en innovatie door de bundeling van kennis en ervaring vanuit diverse bedrijfsvoeringsdisciplines.

Omdat de kosten van zo’n ingrijpend veranderingsproces voor de baten uitlopen, zijn niet op voorhand besparingen ingeboekt bij de Werkmaatschappij. Op termijn zijn door de bundeling wel degelijk besparingen te verwachten. Het sturen op doelmatigheid is dan ook een van de speerpunten.

Wél gaat in deze (start)fase de aandacht nadrukkelijk uit naar de (op termijn) aantoonbare doelmatigheid van de uitvoering.

Daartoe zijn indicatoren benoemd die zowel betrekking hebben op:

– de prijs (ontwikkeling van de gemiddelde kostprijs per eenheid)

– de omzet (ontwikkeling omzet, gemiddelde omzet per fte)

– de kwaliteit van de dienstverlening (doorlooptijden etc)

– de tevredenheid van klanten en medewerkers

– de bedrijfsvoering (declarabiliteit van personeel ingeval van integrale uurtarieven, leveringsbetrouwbaarheid)

In de begroting 2009 zal conform de Rijksbegrotingsvoorschriften nadere informatie worden verstrekt over deze indicatoren.

Ook wordt in 2008 een benchmark uitgevoerd naar de (omvang van de) overhead in vergelijking met andere baten-lastendiensten.

9

Kan de minister aantonen dat de instelling van de Werkmaatschappij als baten-lastendienst significante verbeteringen tot gevolg heeft voor de kwaliteit, de prijs, eenvoud en keuze-mogelijkheden van de dienstverlening?

Zie vraag 8.

10

Hoe verhoudt de baten-lastendienst de Werkmaatschappij zich tot de (tijdelijke) baten-lastendienst P-Direkt. Is het de bedoeling om beide naast elkaar te laten bestaan? Is hier sprake van overlap?

Beide baten-lastendiensten blijven naast elkaar bestaan. P-Direkt richt zich met name op de geautomatiseerde personeels en salarisadministratie. De Werkmaatschappij richt zich voornamelijk op andersoortige diensten, maar er zijn ook een aantal expertisecentra opgenomen die zich met HRM diensten bezighouden. Deze diensten worden niet door P-Direkt verricht en/of aangeboden. Er is dus geen sprake van een overlap.

11

In hoeverre bestaat er overlap tussen de Werkmaatschappij als Shared Service Center en overige Shared Service Centers, zoals P-Direkt?

Zie vraag 10.

12

Kan de minister duidelijk maken welke concrete diensten de Werkmaatschappij aanbiedt aan de bedrijfseenheden?

Zie vraag 7.

13

Op welke wijze komen de aangeboden diensten van de Werkmaatschappij tot stand?

Zie vraag 7.

14

Wat houdt het faciliteren van samenwerkingsverbanden binnen de Werkmaatschappij concreet in op gebied van PIOFACH?

Zie vraag 7.

15

Zal de Werkmaatschappij zich beperken tot PIOFACH ondersteuning of zijn er plannen om de dienst breder in te zetten?

Zie vraag 7.

16

In hoeverre bestaat de mogelijkheid dat uiteindelijk andere Shared Service Centers opgaan in de Werkmaatschappij en welke visie heeft de minister ten aanzien van deze mogelijke ontwikkeling?

De Werkmaatschappij is opgericht om onderdak te bieden aan kleine en grote interdepartementale samenwerkingsverbanden, dus de mogelijkheid bestaat. Op dit moment bestaat geen voornemen tot het laten opgaan van andere Shared Service Centers in de Werkmaatschappij.

17

Aan welke criteria dienen nieuwe toetredende bedrijfseenheden te voldoen om onderdeel te worden van de Werkmaatschappij?

Om onderdeel te worden van de Werkmaatschappij dient een nieuw toetredende bedrijfseenheid te voldoen aan de volgende criteria:

• Er dient sprake te zijn van interdepartementale samenwerking op het gebied van bedrijfsvoering.

• Verzoek tot toetreding (intentieverklaring) vanuit het Opdrachtgevend Bestuur van de bedrijfseenheid aan het ministerie van BZK, inclusief garantstelling voor eventuele tekorten en een verantwoording van de overgedragen FTE’s.

• Getekende meerjarige overeenkomst tussen Eigenaar en Bedrijfseenheid, en tussen de Bedrijfseenheid en Klanten

• Goedgekeurd O&F rapport

• Goedgekeurd Jaarplan (inclusief meerjarenbegroting) waarin opgenomen:

– Strategische doelstellingen binnen missie/visie Werkmij

– Doelmatigheidsindicatoren

– Risicomanagement paragraaf

– Resultatenrekening

– Tariefvoorstel op basis van kostprijsmodel

– Producten en diensten catalogus

– Kostprijsmodel

• Opgestelde Openingsbalans en Overdrachtafwikkeling

• De bedrijfseenheid moet voldoen aan de instellingsvoorwaarden voor baten-lastendiensten.

De Werkmaatschappij heeft een begeleidingstraject opgesteld om bedrijfseenheden die voornemens zijn toe te treden tot de Werkmaatschappij te ondersteunen in hun groeiproces. Aan het eind van het traject beoordeelt het ministerie van Financiën of de bedrijfseenheid voldoet aan de instellingsvoorwaarden voor baten-lastendiensten. Dit is een voorwaarde om toe te kunnen treden tot de Werkmaatschappij. De eigenaar van de Werkmaatschappij (DGOBR) beslist uiteindelijk of de bedrijfseenheid kan worden toegelaten op basis van alle toetredingseisen zoals hierboven geformuleerd.

Inherent aan het concept van de Werkmaatschappij is dat de bundeling en uitvoering van de bedrijfsvoeringtaken leidt tot in ieder geval een kwantitatieve vermindering van expertise bij de departementen zelf. Dit vormt echter geen probleem aangezien via dienstverleningsafspraken tussen de bedrijfseenheden en de departementen deze expertise wordt ingekocht. Het is juist de bundeling van expertise die maakt dat de departementen als afnemer nu de beschikking krijgen over een efficiënt en kwalitatief hoog dienstverleningsniveau.

Kwalitatief blijft er natuurlijk wel expertise achter op de departementen. Het departement zal immers zelf moeten beoordelen in welke mate en op welk niveau (de regie- en contactfunctie) men gebruik wenst te maken van de dienstverlening.

18

Welke alternatieven bestaan er momenteel voor het begeleiden van het groeiproces van niet volledige bedrijfseenheden?

Zie vraag 17.

19

Hoe gaat de minister voorkomen dat bij het toetreden van bedrijfseenheden tot de Werkmaatschappij specifieke kennis, ervaring en samenwerking met de individuele departementen verloren gaat?

Juist door de bundeling van de specialistische kennis vanuit de diverse departementen, ontstaan er gespecialiseerde kennisunits binnen de Werkmaatschappij, waarop elk departement een beroep kan doen.

20

Wat zijn de precieze functie en taken van InterCoach?

InterCoach is een netwerk van overheidsmanagers die opgeleid zijn tot coach en die collega-managers van andere departementen coachen.

Tot het netwerk behoren ook degenen die gecoacht worden/zijn. Ook de doorverwijzers op de departementen en de adviseurs van bureau ABD behoren tot het netwerk, evenals de docenten die de leergang tot coach verzorgen. InterCoach is de spil van het netwerk.

Het bureau InterCoach (4 fte.) zorgt er voor dat het netwerk kan blijven bestaan. Zo is zij verantwoordelijk voor de kwaliteitsbewaking van de opleiding en de coachtrajecten en voor de informatievoorziening en de logistieke & financiële organisatie. Het bureau InterCoach hanteert een integrale kostprijs voor haar producten/diensten en werkt daarmee kostendekkend.

Managers die tot coach zijn opgeleid ontvangen hiervoor géén extra salaris.

21

Krijgen managers die tot coach zijn opgeleid extra salaris?

Zie vraag 20.

22

Wat kost het project InterCoach?

Zie vraag 20.

23

Kan de minister inzicht geven in de resultaten van de proef: de Werkmaatschappij als baten-lastendienst? Zijn er ook knelpunten naar voren gekomen bij het proefdraaien, en zo ja welke en op welke wijze zijn deze opgelost? Is tevens proefgedraaid met het faciliteren van samenwerkingsverbanden die nog niet volgroeid zijn tot volwaardige bedrijfseenheden?

In het proefjaar van De Werkmaatschappij als baten-lastendienst is er in het kader van de groenlicht-meting door de Auditdienst van BZK een onderzoek gedaan naar de mate waarin de Werkmaatschappij in de praktijk voldoet aan de eisen die aan een baten-lastendienst worden gesteld.

Mede op basis van de positieve strekking van dit rapport heeft het ministerie van Financiën ingestemd met het verkrijgen van de baten-lastendienststatus.

De lessen uit het onderzoek van de Auditdienst zijn verwoord in een actieplan wat in 2008 wordt uitgevoerd.

Kernpunten:

• Aandacht voor de werking van het sturingsmodel van de Werkmaatschappij in de praktijk

• Een goede afbakening binnen de controlfunctie rond de Werkmaatschappij

In 2007 hebben ook samenwerkingsverbanden de PIOFACH dienstverlening van de Werkmaatschappij ontvangen.

24

Kan de minister inzicht geven in de doelmatigheids-, prestatie- en financiële indicatoren die zij wil opnemen in de eerste suppletore begroting 2008? Op welke wijze tonen deze indicatoren de functionele toegevoegde waarde aan van de Werkmaatschappij als agentschap? Kan de minister aangeven welke beginwaarden zij hanteert alsmede de streefwaarden die zij wil behalen aan het eind van 2008? Kan de minister de voorziene kostenbesparing met het opzetten van de Werkmaatschappij als agentschap voor de komende periode weergeven?

Zie vraag 8.

25

In hoeverre geschiedt samenwerking tussen departementale bedrijfseenheden binnen de Werkmaatschappij op basis van vrijwilligheid? Voorziet de minister voldoende animo voor interdepartementale samenwerking tussen bedrijfseenheden binnen de Werkmaatschappij? Wat is voor de minister een kritische massa die het succes van de Werkmaatschappij bepaalt?

Er bestaat veel animo voor toetreding, welke op volstrekt vrijwillige basis geschiedt, tot de Werkmaatschappij. In 2008 zullen er wederom een aantal nieuwe bedrijfseenheden toetreden. Er is geen kritische massa bepaald.

26

Welke instrumenten zal de minister hanteren teneinde het resultaatgericht functioneren van de werkmaatschappij te optimaliseren? Op welke wijze wordt aan de lijnsverantwoordelijkheid voor de bedrijfsvoering invulling gegeven en aan de resultaatsverantwoordelijkheid voor de PIOFACH-dienstverlening? Op welke wijze zal de minister haar verantwoordelijkheid omzetten in indicatoren, waarmee het functioneren van de Werkmaatschappij als agentschap zichtbaar wordt voor haarzelf alsook de Kamer?

Zie vraag 8.

27

Welke ervaringen geven de minister aanleiding om het gehanteerde besturingsmodel op onderdelen aan te scherpen? Welk besturingsmodel is nu precies gehanteerd? Welke aanscherpingen, op welke onderdelen en op welke wijze, worden aangebracht?

Zie vraag 2.

28

Wat wordt bedoeld met integraal management door de leiding?

Binnen BZK wordt de filosofie gehanteerd van integraal management, waarbij zowel beleid als uitvoering daarvan onder de verantwoordelijkheid van de manager valt.

29

Wat is de beoogde kostenbesparing van het toetreden van de genoemde bedrijfseenheden?

Zie vraag 8.

30

Wie beslist of er tot toetreding van bedrijfseenheden tot de Werkmaatschappij mag worden overgegaan?

De beslissing tot toetreding, na een positief advies van het ministerie van Financiën, FEZ/BZK en directeur Werkmaatschappij, neemt de eigenaar DG OBR. Het advies is gebaseerd op het voldoen aan intern geformuleerde toetredingseisen. Daarnaast heeft het ministerie van Financiën niet alleen een adviserende rol maar ook een toetsende rol en toetst of de bedrijfseenheid voldoet aan de instellingsvoorwaarden voor baten-lastendiensten. Indien dit niet het geval is, kan de bedrijfseenheid niet toetreden tot de Werkmaatschappij.

31

Hoeveel ontslagen zullen bij het toetreden van de genoemde bedrijfseenheden tot de Werkmaatschappij vallen?

Zie vraag 8.

32

Zal de status baten-lastendienst met terugwerkende kracht per 1 januari 2008 worden toegekend of is er een nieuwe datum vastgesteld?

De status wordt met terugwerkende kracht per 1 januari 2008 aangevraagd.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Beek (VVD), Van der Staaij (SGP), De Pater-van der Meer (CDA), Van Bochove (CDA), Duyvendak (GL), Hessels (CDA), Gerkens (SP), Haverkamp (CDA), Leerdam (PvdA), voorzitter, De Krom (VVD), ondervoorzitter, Griffith (VVD), Boelhouwer (PvdA), Irrgang (SP), Kalma (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Van der Burg (VVD), Brinkman (PVV), Pechtold (D66), Van Raak (SP), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Heijnen (PvdA), Bilder (CDA) en Anker (CU).

Plv. leden: Teeven (VVD), Van der Vlies (SGP), van de Camp (CDA), Smilde (CDA), Van Gent (GL), Knops (CDA), Polderman (SP), Spies (CDA), Wolbert (PvdA), Aptroot (VVD), Zijlstra (VVD), Vermeij (PvdA), Van Gerven (SP), Heerts (PvdA), Çörüz (CDA), Remkes (VVD), De Roon (PVV), Van der Ham (D66), Van Bommel (SP), Ouwehand (PvdD), Timmer (PvdA), De Wit (SP), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Cramer (CU).

Naar boven