nr. 1
VOORSTEL
Het Reglement van Orde wordt als volgt gewijzigd:
Na artikel 55 wordt een artikel ingevoegd:
Artikel 55a. Deelname aan de beraadslaging van in
Nederland gekozen leden van het Europees Parlement
1. De Kamer kan besluiten dat in Nederland gekozen leden van het
Europees Parlement worden uitgenodigd om inlichtingen te verstrekken en daartoe
deel te nemen aan de beraadslaging over een aan de orde gesteld onderwerp.
2. De Voorzitter wijst de zitplaats van deze leden aan.
3. De Voorzitter bepaalt de plaats op de sprekerslijst van deze leden.
4. De Kamer kan maximumspreektijden voor de bijdrage van deze leden
vaststellen.
5. Artikel 57 is van overeenkomstige toepassing.
Toelichting
Dit artikel bevat een omschrijving van de gang van zaken indien de Kamer
besluit om in Nederland gekozen leden van het Europees Parlement uit te nodigen
voor deelneming aan een debat. De bevoegdheden van de uitgenodigde Europarlementariërs
zijn in dit artikel limitatief vermeld; zij kunnen het woord voeren (inlichtingen
geven) en mogen, als de Voorzitter dat toelaat, interrumperen; zij mogen dus
geen moties indienen en evenmin mogen zij deelnemen aan de stemmingen. Verder
behandelt het artikel de zitplaats, de volgorde binnen de sprekerslijst en
de mogelijkheid van de Kamer om een maximumspreektijd vast te stellen.
De praktijk van deelneming van Nederlandse EP-leden aan het debat over
de Staat van de Unie bestaat al enige jaren. In 2005 een werd een motie-Timmermans
c.s. aangenomen (kamerstukken II 2005/06, 30 303, nr. 19), waarin
het Presidium werd gevraagd met voorstellen te komen voor een
zo volwaardig mogelijke deelname van de delegatieleiders aan het bedoelde
debat.
Hierna besloot de Kamer om de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties
te verzoeken hierover advies te vragen aan de Raad van State (zie advies en
nader rapport, kamerstukken II 2007/08, 31 202, nr. 4).
De conclusie van de Raad is dat de Grondwet niet in de weg staat aan deelneming
van EP-leden aan de beraadslaging over de Staat van de Unie. Dit mag, aldus
het advies, niet leiden tot toekenning of overdracht van grondwettelijke rechten
en bevoegdheden die exclusief aan de Tweede Kamer zijn verleend of die naar
hun aard aan de Tweede Kamer toekomen. Dit brengt mee dat alleen Tweede-Kamerleden
bewindspersonen kunnen aanspreken op de nakoming van de inlichtingplicht van
artikel 68 Grondwet.
Nu het uitnodigen van EP-leden een aangelegenheid van de Kamer is, adviseert
de Raad een aantal aspecten van de deelneming van EP-leden in het Reglement
van Orde op te nemen.
Het nieuw ingevoegde artikel formaliseert de mogelijkheid dat wederzijds
wordt kennisgenomen van inzichten en ervaringen. In het artikel is de deelneming
niet beperkt tot de behandeling van de Staat van de Unie. De Kamer kan besluiten
ook voor andere relevante debatten EP-leden uit te nodigen.
In het eerste lid is vastgelegd dat EP-leden het woord kunnen voeren;
met de formulering «inlichtingen verstrekken» wordt aangegeven
dat deze leden niet op dezelfde voet deelnemen aan het debat als de leden
van de Tweede Kamer; als gezegd bestaat jegens hen b.v. niet de inlichtingenplicht
van bewindspersonen. Hun deelname aan het debat beperkt zich derhalve tot
het verstrekken van inlichtingen.
Bij leden van de Tweede Kamer wijst het Presidium de zitplaats aan. Nu
het om genodigden gaat kan dit aan de Voorzitter worden overgelaten (tweede
lid).
Het derde lid dient te worden bezien in samenhang met artikel 55. De kamerleden
krijgen als regel het woord in de volgorde waarin zij zich op de sprekerslijst
hebben laten inschrijven. Voor de EP-leden wordt die door de Voorzitter bepaald,
waarbij er mee kan worden rekening gehouden dat kamerleden en EP-leden om-en-om
het woord voeren.
Ingevolge het vierde lid kunnen maximumspreektijden worden vastgesteld.
Op grond van het vijfde lid kunnen interrupties door de Voorzitter worden
toegelaten.
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
Verbeet
De Griffier van de Tweede Kamer der Staten-Generaal,
Biesheuvel-Vermeijden