31 293 Primair Onderwijs

31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 633 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 juni 2022

Met deze brief kom ik tegemoet aan mijn toezegging tijdens het commissiedebat over het NP Onderwijs om uw Kamer te informeren over de manier waarop ik uitvoering geef aan een aantal moties over aanvullend onderwijs.1 In deze brief geef ik eerst een korte schets van de ontwikkelingen rondom aanvullend onderwijs. Vervolgens licht ik per motie de huidige stand van zaken toe, alsmede de maatregelen die daaruit voortvloeien:

  • afspraken met de sector om gebruik private aanbieders te ontmoedigen;

  • geen reclame voor externe aanbieders via scholen;

  • VOG verplicht voor personeel van private onderwijsaanbieders;

  • betrekken van gemeenten bij de afspraken in de sector.

Markt rondom aanvullend onderwijs

De laatste jaren is het aantal commerciële partijen dat aanvullend onderwijs aanbiedt enorm gestegen. De mogelijkheden om huiswerkbegeleiding, bijles, eindtoetstraining en examentraining in te kopen zijn groot. Meer dan een kwart van de leerlingen in het funderend onderwijs maakt er ook gebruik van.2 De opkomst van commerciële onderwijspartijen heeft echter ook een keerzijde. De verstrengeling van privaat, commercieel aanbod met het publiek bekostigde onderwijs neemt steeds verder toe. Er treden verschillen op tussen leerlingen van ouders die wél aanvullend onderwijs kunnen betalen en leerlingen die dat niet kunnen.

De Onderwijsraad signaleerde dit ook in haar advies «Publiek karakter voorop». De signalen die de Onderwijsraad schetst in het advies bereiken mij ook vanuit het onderwijs. Veel scholen maken een goede afweging over of en hoe zij deze bureaus inzetten, maar ik ken ook voorbeelden van scholen die reclame maken voor betaalde bijles of huiswerkbegeleiding van een grote commerciële partij. Via de website of tijdens de open dag van de school worden ouders dan gewezen op de mogelijkheid om dit in te kopen voor hun kind. Dit soort situaties zijn onwenselijk. De taken van het publieke onderwijs dienen bij de scholen zelf te blijven. En het publieke onderwijs moet kansen voor iedereen bieden.

Maatregel: afspraken met de sector om gebruik private aanbieders te ontmoedigen

Eén van de aangenomen moties van de leden Kwint (SP) en Westerveld (GL) verzoekt de regering om scholen te ontmoedigen om gebruik te maken van particuliere instituten voor betaald aanvullend onderwijs. De motie verzoekt de regering ook om scholen juist aan te moedigen om (indien nodig) gratis aanvullend onderwijs aan te bieden.3 Net als de leden Kwint en Westerveld ben ik van mening dat iedere leerling toegang moet hebben tot goed onderwijs. Betaald aanvullend onderwijs, zoals hierboven omschreven, leidt tot kansenongelijkheid en zou bovendien niet nodig moeten zijn. De investeringen die ik doe in het kader van het Masterplan Basisvaardigheden moeten daar ook aan bijdragen.

Op 22 januari 2021 heeft mijn voorganger de Tweede Kamer laten weten dat, in samenspraak met de VO-raad, deze motie later zouden worden opgepakt. De coronapandemie zorgde op dat moment voor een grote druk op scholen en alle zeilen moesten worden bijgezet om opgelopen achterstanden in te halen.4 Nu wil ik voortvarend aan de slag met deze motie. De komende tijd ga ik in gesprek met de sectorraden om tot strengere richtlijnen te komen voor de samenwerking van scholen met private partijen, die we vastleggen in bijvoorbeeld een convenant. Ik betrek daarin ook goede voorbeelden van samenwerking met maatschappelijke initiatieven en de rol van de medezeggenschapsraden van scholen.5

Dit najaar informeer ik de Tweede Kamer over de uitkomsten van deze gesprekken, alsmede over de wijze waarop deze eisen worden vastgelegd. Naast deze normen vanuit de overheid kan een keurmerk vanuit de branche aanvullend zijn op deze strengere eisen. We zien dan ook als overheid graag de strenge voorwaarden vertaald worden in het keurmerk. Hierover worden gesprekken gevoerd met de branche. Vooruitlopend op de formele eisen zal ik in de tussentijdse communicatie naar scholen vaker stilstaan bij aandachtspunten op het gebied van het samenwerken met private partijen.

Maatregel: geen reclame voor externe aanbieders via scholen

Een andere aangenomen motie van de leden Kwint en Westerveld verzoekt de regering afspraken met scholen te maken met het doel dat er geen reclame wordt gemaakt voor private aanbieders van schaduwonderwijs.6 Een voorbeeld hiervan is dat scholen folders van bijlesinstituten meegeven aan leerlingen. Ik vind dat ongewenst. Het institutionaliseert het gebruik van aanvullend onderwijs. Het wekt voor ouders de indruk dat bijles of huiswerkbegeleiding noodzakelijk of vanzelfsprekend is. En het vervaagt tevens de grens tussen privaat en publiek aanbod in het onderwijs.

In het gesprek met scholen over gebruik van betaald aanvullend onderwijs te ontmoedigen, wil ik daarom ook afspraken maken om te voorkomen dat scholen reclame maken voor externe aanbieders. Ik zal kijken naar de rol die (de evaluatie van) het sponsorconvenant hierbij kan spelen. In de tussentijd verken ik wetgeving voor die reclame van private partijen via scholen aan banden legt. In het najaar informeer ik uw Kamer over deze gesprekken en over dit traject.

Maatregel: VOG verplicht voor personeel van private onderwijsaanbieders

De samenwerking met private partijen heeft als gevolg dat personeel van externe partijen steeds vaker te vinden is in de school. Bijvoorbeeld de vestigingscoördinator van een bijlesbureau of de student die leerlingen ondersteunt. Menig docent kijkt van hun aanwezigheid niet meer op. In de huidige onderwijswetgeving is vastgelegd dat leerkrachten, leidinggevenden, onderwijsondersteunend personeel en externen tijdens overblijfbeurten in het bezit moeten zijn van een verklaring omtrent gedrag (VOG). Personeel van private onderwijsaanbieders vallen momenteel nog buiten deze verplichting. Te allen tijde vind ik dat de veiligheid van leerlingen voorop hoort te staan in het onderwijs. Aanvullend op de strengere eisen aan privaat aanbod, zoals hiervoor beschreven, zal ik daarom in een wetsvoorstel opnemen dat scholen alleen personeel van externe aanbieders mogen inhuren die een VOG bezitten. Dit wetsvoorstel wil ik nog dit jaar aan uw Kamer aanbieden. Hiermee geef ik gehoor aan het advies van de Onderwijsraad hierover en de vragen van lid Paul (VVD) vanuit uw Kamer7.

Maatregel: betrekken gemeenten bij de afspraken in de sector

De derde motie van de leden Kwint en Westerveld stelt de rol van gemeentes in relatie tot commerciële bijlesbureaus aan de orde.8 De regering wordt verzocht afspraken te maken met gemeenten om te voorkomen dat zij commerciële bijlesbureaus financieel of in natura faciliteren. Ik vind het van belang om daarin samen op te trekken. Daarom ga ik met gemeenten in gesprek en zal ik aan hen voorleggen om aan te sluiten bij de gesprekken met scholen over strengere eisen aan privaat aanbod. Komend najaar informeer ik de Tweede Kamer over de voortgang van deze gesprekken.

Tot slot

De opkomst van commerciële onderwijsaanbieders in én rondom het publieke onderwijs vereist continue aandacht en gezamenlijke inzet. Met de bovenstaande maatregelen geef ik uitvoering aan de moties en zetten we belangrijke stappen rondom publiek en privaat onderwijsaanbod. Voor mij is het belangrijk dat iedere leerling kansen krijgt om zich optimaal te ontwikkelen, ongeacht de portemonnee van de ouders. Het inkopen van extra bijles, huiswerkbegeleiding of toetstraining zou niet nodig moeten zijn.

Daarom blijf ik de markt rondom het aanvullend onderwijs nauwlettend volgen. Periodiek monitort het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap ook deze sector. Hierbij staan de verschijningsvormen, de ontwikkeling van de markt en de relatie met scholen centraal. Begin 2023 zal de eerstvolgende monitor plaatsvinden. In het voorjaar zal ik de resultaten van dit onderzoek delen met de Tweede Kamer.

De Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs, A.D. Wiersma


X Noot
1

Kamerstuk 31 293, nrs. 505 en 507 en Kamerstuk 35 925 VIII, nr. 44.

X Noot
2

Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 610.

X Noot
3

Kamerstuk 31 293, nr. 507

X Noot
5

Dit raakt ook aan de motie van het lid Futselaar c.s., Kamerstuk 35 570 VIII, nr. 201

X Noot
6

Kamerstuk 31 293, nr. 505

X Noot
7

Aanhangsel Handelingen II 2021/22, nr. 1609

X Noot
8

Kamerstuk 35 925 VIII, nr. 44

Naar boven