31 293 Primair Onderwijs

31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 565 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 december 2020

Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel afschaffen fusietoets heeft uw Kamer mij verzocht om de voor- en nadelen van schaalgrootte in het onderwijs in kaart te brengen.1 Met deze brief stuur ik uw Kamer het onderzoek naar schaalgrootte dat in mijn opdracht is uitgevoerd2.

In het debat rond het wetsvoorstel afschaffen fusietoets was er veel aandacht voor schaalgrootte in het onderwijs. Ook in andere debatten merk ik dat schaalgrootte regelmatig aan bod komt. Schaalgrootte is tevens een regelmatig terugkerend onderwerp van gesprek in andere delen van de publieke sector.

In de discussie over schaalgrootte in het onderwijs komen verschillende beelden over schaalgrootte naar voren. Dit onderzoek, dat hoofdzakelijk bestaat uit een literatuurstudie en is aangevuld met interviews, presenteert feiten en bevindingen.

Schaalgrootte in de praktijk

Voor de beleving van schaal door leerlingen, ouders en leraren is vooral de omvang van schoolvestigingen van belang. Uit het onderzoek volgt dat er voor het primair onderwijs geen relatie bestaat tussen de omvang van een bestuur en het aantal leerlingen per school of vestiging. Ook voor het voortgezet onderwijs bestaat er geen relatie tussen de omvang van een bestuur en het aantal leerlingen per vestiging. De leerlingenaantallen op vestigingen zijn bij grotere besturen vergelijkbaar met de leerlingenaantallen bij kleinere besturen.

Kijken we naar de cijfers, dan zijn scholen en besturen niet simpelweg onder te verdelen in de categorieën groot en klein. Er bestaan grote besturen met kleine scholen of kleinere besturen met middelgrote of grote scholen. Daarmee is voor mij grootte van het bestuur geen relevante maatstaf voor de beleving van schaal.

Schaalgrootte in relatie tot verschillende aspecten

In het onderzoek is ook gekeken naar het verband tussen schaalgrootte en verschillende aspecten: efficiency en kosten, onderwijsaanbod en keuzevrijheid, sturing en verantwoording, de menselijke maat, professionalisering en onderwijskwaliteit. Ik zal hier een aantal verbanden bespreken.

Ten aanzien van de onderwijskwaliteit wordt in het onderzoek geconcludeerd dat er geen sterk bewijs is voor een relatie tussen schaalgrootte en schoolprestaties. Dat geldt voor schaalgrootte op zowel school- als bestuursniveau. Op basis van dit onderzoek en de aangehaalde literatuur kan niet worden gesteld dat grotere scholen beter presteren en kleinere scholen minder, of andersom.

Ook blijkt dat het leerlingenaantal op een school geen invloed heeft op de mogelijkheden tot inspraak die leerlingen en leraren ervaren. Op bestuursniveau hangt schaalgrootte samen met de mate van interne verantwoording en externe dialoog. Grotere besturen scoren daar beter op.

In het onderzoek werd ook gekeken naar de samenhang tussen schaalgrootte en een gevarieerd onderwijsaanbod. Een relatie daartussen kan niet worden bevestigd op basis van bestaande literatuur. Dat geldt voor schaalgrootte zowel op school- als op bestuursniveau.

Uit het onderzoek volgt wel dat schaalgrootte – zowel op school- als op bestuursniveau – samenhangt met professionalisering. Grotere besturen zijn meer professioneel georganiseerd, bijvoorbeeld door de inrichting van een bestuursbureau. In grotere besturen en op grotere scholen bestaan meer specialisaties in de functies gerelateerd aan het primair proces. Er zijn bijvoorbeeld vaker interne begeleiders of zorgcoördinatoren.

Reactie op het rapport

De inzichten uit het onderzoek laten zien dat de effecten van verschillende schaalgrootten erg genuanceerd liggen. Ten aanzien van sommige factoren kan geen duidelijke relatie met schaalgrootte worden vastgesteld. In andere gevallen is er wel een effect, maar bestaat dat effect eerder in een positieve samenhang met schaalgrootte dan in een negatieve samenhang.

Daaruit blijkt dat voor besturen het altijd van belang is – ongeacht de schaalgrootte – om goed zicht te houden op de kwaliteit van het onderwijs en om de inspraak van ouders en leerlingen op het beleid te borgen.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Kamerstuk 35 104, nr. 16; Handelingen II 2018/19, nr. 105, items 7 en 10

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven