Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 31293 nr. 419 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2018-2019 | 31293 nr. 419 |
Vastgesteld 21 november 2018
De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft een aantal vragen en opmerkingen voorgelegd aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media over de brief van 2 oktober 2018 de regeling vaststelling programma's van eisen basisonderwijs en (v)so en bekostiging materiële instandhouding samenwerkingsverbanden PO en VO 2019 (Kamerstukken 31 293 en 31 289, nr. 413
De vragen en opmerkingen zijn op 23 oktober 2018 aan de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media voorgelegd. Bij brief van 19 november 2018 zijn de vragen beantwoord.
De voorzitter van de commissie, Tellegen
Adjunct-griffier van de commissie, Alberts
I |
Vragen en opmerkingen uit de fracties |
2 |
|
• |
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie |
2 |
|
• |
Inbreng van de leden van de SP-fractie |
2 |
|
• |
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie |
2 |
|
II |
Reactie van de Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media |
3 |
Inbreng van de leden van de GroenLinks-fractie
De leden van de fractie van GroenLinks hebben kennisgenomen van de Regeling vaststelling programma's van eisen basisonderwijs en (v)so en bekostiging materiële instandhouding samenwerkingsverbanden PO en VO 2019. Zij hebben enkele vragen.
De leden constateren dat de onderhavige regeling onder andere geldt voor de samenwerkingsverbanden in het primair en het voortgezet onderwijs. Deze leden vragen in hoeverre het noodzakelijk is dat middelen voor het passend onderwijs verdeeld worden via het samenwerkingsverband. De voornoemde leden zien voorbeelden van samenwerkingsverbanden waar dit heel goed gaat, maar vragen zich af of er ook andere vormen mogelijk zijn om deze middelen te verdelen. Wat vindt de Minister hiervan? Ziet hij ook andere mogelijkheden om de middelen voor passend onderwijs te verdelen, zo vragen deze leden.
De voornoemde leden constateren dat de afgelopen jaren vaak middelen zijn toegevoegd aan de reserves van de samenwerkingsverbanden. Wat zijn de laatste gegevens hierover, zo vragen zij. Kan de Minister een overzicht verstrekken van de ontwikkeling van de financiële reserves per samenwerkingsverband en in totaal, vanaf de invoering van passend onderwijs? Is er een verband tussen de hoogte van de financiële reserve en de verevening? Kan de Minister nader ingaan op de verschillen in de hoogte van de financiële reserves? Deze leden willen weten of er veel samenwerkingsverbanden met tekorten zijn.
De leden vragen voorts, nader in te gaan op de uitvoeringskosten van de bovenwettelijke regelingen die aan de lumpsum moeten worden toegevoegd. Waar bestaan deze kosten uit, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de SP-fractie
De leden van de SP-fractie hebben kennisgenomen van de nahang Regeling vaststelling programma’s van eisen basisonderwijs en (v)so en bekostiging materiële instandhouding samenwerkingsverbanden PO en VO 2019. Zij hebben daar nog enkele vragen over.
Toelichting – prijsbijstelling
Voornoemde leden zijn benieuwd hoe de oude bedragen zich verhouden tot de nieuwe bedragen. Kan de Minister daarom een overzicht geven in tabelvorm van zowel de oude als de nieuwe bedragen voor het basisonderwijs, het speciaal onderwijs, het voortgezet speciaal onderwijs en de samenwerkingsverbanden po en vo, zo vragen deze leden.
Inbreng van de leden van de PvdA-fractie
De leden van de PvdA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van de onderhavige regeling.
Zij zien dat de regeling specifieke bedragen vermeldt voor ondersteuningsbekostiging en materiële bekostiging voor zware ondersteuning, maar kunnen deze niet goed in perspectief zien omdat de bedragen voor 2018 er niet bij staan vermeld. Kan de Minister nader specificeren op welke punten de genoemde bedragen verschuivingen betekenen in de bekostiging van de onderwijsinstellingen?
Deze leden krijgen signalen uit Groningen, Fryslân en Drenthe dat de onderwijsinstellingen zich grote zorgen maken over het kabinetsvoornemen om passend onderwijsgelden anders te gaan verdelen. Voor betrokken instellingen zal dit een forse teruggang in de bekostiging betekenen. Kan de Minister toelichten of het de onderhavige regeling betreft die zo desastreus uitpakt voor het onderwijs in het noorden des lands? Zo ja, kan de Minister dan nader toelichten welke overwegingen daaraan ten grondslag liggen? Zo neen, kan de Minister toelichten wanneer hij de Kamer gaat informeren over de nieuwe verdeling van de passend onderwijsgelden, zo vragen deze leden.
Graag dank ik de leden van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap voor hun inbreng en voor de vragen die zij hebben gesteld. Op de gestelde vragen ga ik hieronder in. Ik zal eerst ingaan op de ontwikkeling van de bedragen voor 2019 ten opzichte van 2018. Vervolgens ga ik in op de vragen over passend onderwijs. Tot slot beantwoord ik de vraag die is gesteld over de uitvoeringskosten voor de bovenwettelijke regelingen.
Toelichting prijsbijstelling
De leden van de SP-fractie en de PvdA-fractie vragen om een overzicht van de ontwikkeling van de bedragen voor 2019 ten opzichte van de bedragen die voor 2018 gelden. Ik heb dit overzicht als bijlage toegevoegd. In wet- en regelgeving is vastgelegd dat de bedragen elk jaar geïndexeerd moeten worden en hoe dat moet worden gedaan. Voor 2019 zijn de bedragen met 1,50% gestegen ten opzichte van 2018. Een viertal bedragen zijn met meer dan 1,50% toegenomen, omdat hierin ook de toevoeging voor de uitvoeringskosten voor bovenwettelijke uitkeringen is opgenomen. In de tabel worden deze bedragen aangeduid met een asterisk.
Passend onderwijs
De leden van de GroenLinks-fractie vragen of er ook andere vormen mogelijk zijn om de middelen voor passend onderwijs te verdelen, zodat het niet via het samenwerkingsverband gaat. Voorts vragen zij wat de laatste gegevens zijn over het toevoegen van middelen aan de reserves door samenwerkingsverbanden. Ook vragen zij om een overzicht van de ontwikkeling van de financiële reserves per samenwerkingsverband en in totaal, vanaf de invoering van passend onderwijs. Is er een verband tussen de hoogte van de financiële reserve en de verevening? Voorts vragen zij of er nader kan worden ingegaan op de verschillen in de hoogte van de financiële reserves. Deze leden willen weten of er veel samenwerkingsverbanden met tekorten zijn.
De implementatie van passend onderwijs loopt op dit moment. In de eerste jaren van de implementatie van passend onderwijs hebben schoolbesturen geïnvesteerd in het inrichten van de samenwerkingsverbanden passend onderwijs. Een samenwerkingsverband kan bij de verdeling van middelen kiezen tussen verschillende modellen. De samenwerkingsverbanden ontwikkelen nu door. Daar waar de samenwerking niet goed loopt, wordt soms gekozen om het model van het samenwerkingsverband aan te passen. In 2020 wordt de wet passend onderwijs geëvalueerd. Wanneer bij de eindevaluatie blijkt dat de gekozen structuur van verplichte samenwerkingsverbanden niet werkt, kan op dat moment verkend worden welke alternatieve structuren denkbaar zijn. Zoals aangegeven in de brief van 25 juni jl. (Kamerstuk 31 497, nr. 262) en het notaoverleg van 2 juli jl. (Kamerstuk 31 497, nr. 281) wil ik hier niet op vooruit lopen. Voor het onderdeel reserves verwijs ik naar Financiële Staat van het Onderwijs 2017 en de bijbehorende beleidsreactie die begin december worden gepubliceerd.
De leden van de PvdA-fractie zeggen signalen uit Groningen, Friesland en Drenthe te krijgen dat de onderwijsinstellingen zich grote zorgen maken over het kabinetsvoornemen om passend onderwijsgelden anders te gaan verdelen. De leden vragen of dit gebeurt middels onderhavige regeling of wanneer ik de Kamer ga informeren.
De samenwerkingsverbanden passend onderwijs in het vo krijgen middelen voor zware ondersteuning, die op basis van een bedrag per leerling verdeeld worden over de samenwerkingsverbanden. Daarnaast krijgen de samenwerkingsverbanden middelen voor lichte ondersteuning, waaronder het geld voor leerwegondersteunend onderwijs (lwoo) en praktijkonderwijs (pro). De huidige verdeling van die middelen vindt plaats op basis van het deelnamepercentage lwoo en pro in 2012. Zoals ik u in eerdere voortgangsrapportages passend onderwijs heb gemeld, sluit deze verdeling vaak niet aan bij de daadwerkelijke behoefte aan lwoo en pro in de regio. De middelen zullen daarom herverdeeld worden over de samenwerkingsverbanden. Dit gebeurt niet met onderhavige regeling, waarin alleen de bekostigingsbedragen voor de materiële instandhouding voor het jaar 2019 worden vastgesteld. In november informeer ik u nader over de voorstellen voor een nieuwe verdeling van de middelen voor lichte ondersteuning in het voortgezet onderwijs.
Uitvoeringskosten bovenwettelijke regelingen
De leden van GroenLinks-fractie vragen nader in te gaan op de uitvoeringskosten van de bovenwettelijke regelingen die aan de lumpsum moeten worden toegevoegd. Voorts vragen deze leden waar deze kosten uit bestaan.
Met het budget voor de uitvoeringskosten kan WWplus de bovenwettelijke regelingen van de PO-sector uitvoeren. Activiteiten die daar onder andere mee bekostigd worden zijn het afhandelen van aanvragen, het uitbetalen van de uitkeringen, het controleren van neveninkomsten en de sollicitatieplicht en het afhandelen van bezwaar- en beroepszaken. Het bedrag dat aan de lumpsum is toegevoegd, is bepaald op basis van de gerealiseerde uitvoeringskosten in de jaren 2012 t/m 2017. In deze periode bedroegen de uitvoeringskosten ca. € 2,5 miljoen. De hoogte van het budget is met de PO-Raad afgestemd. Voorheen betaalde OCW de uitvoeringskosten aan WWplus, maar met de decentralisatie van de arbeidsvoorwaardenvorming naar werkgevers doet de PO-Raad dat nu. De PO-Raad zal hiervoor een bijdrage innen van de schoolbesturen.
Hieronder staan de bedragen voor de materiële instandhouding voor 2018 en voor 2019. In de tabel is de volgorde van de regeling aangehouden.
2018 |
2019 |
|
---|---|---|
Groepsafhankelijke pve's |
||
2 groepen |
€ 25.468,00 |
€ 25.847,00 |
3 groepen |
€ 32.971,00 |
€ 33.461,00 |
4 groepen |
€ 42.661,00 |
€ 43.296,00 |
5 groepen |
€ 51.102,00 |
€ 51.862,00 |
6 groepen |
€ 56.728,00 |
€ 57.572,00 |
voor elke groep meer |
€ 6.565,00 |
€ 6.662,00 |
eenmalige ophoging bij meer dan 13 groepen |
€ 2.501,00 |
€ 2.538,00 |
Leerlingafhankelijke pve's |
||
Vast bedrag per school |
€ 13.745,41 |
€ 13.951,54 |
Bedrag per leerling* |
€ 331,26 |
€ 337,87 |
Aanvullende pve’s – Nederlands Onderwijs aan AndersTaligen |
||
Vast bedrag per school |
€ 113,88 |
€ 115,59 |
Bedrag per NOAT-leerling |
€ 20,40 |
€ 20,71 |
Basisbekostiging – cluster 1 t/m 4 |
||
Per leerling SO < 8 jaar* |
€ 680,80 |
€ 692,67 |
Per leerling SO ≥ 8 jaar* |
€ 598,50 |
€ 609,14 |
Per leerling VSO* |
€ 1.232,87 |
€ 1.253,02 |
Basisbekostiging – cluster 3 en 4 |
||
Per school – Lichamelijk gehandicapte kinderen (LG) |
€ 27.687,62 |
€ 28.102,93 |
Per school – 1e langdurig zieke kinderen met lichamelijke handicap (LZ/S) |
€ 21.284,38 |
€ 21.603,65 |
Per school – 2e langdurig zieke kinderen anders dan met lichamelijke handicap (LZ/P) |
€ 19.367,23 |
€ 19.657,74 |
Per school – Zeer moeilijk lerende kinderen (ZMLK) |
€ 20.597,36 |
€ 20.906,32 |
Per school – Zeer moeilijk opvoedbare kinderen (ZMOK) |
€ 19.367,23 |
€ 19.657,74 |
Per school – Kinderen in scholen verbonden aan pedologisch instituut (PI) |
€ 19.367,23 |
€ 19.657,74 |
Per school – Meervoudig gehandicapte kinderen met combinatie LG en ZMLK |
€ 25.168,69 |
€ 25.546,22 |
Schooltype SO – LG |
€ 20.917,92 |
€ 21.231,69 |
Schooltype SO – LZ/S |
€ 8.847,93 |
€ 8.980,65 |
Schooltype SO – LZ/P |
€ 8.360,87 |
€ 8.486,28 |
Schooltype SO – ZMLK |
€ 10.648,65 |
€ 10.808,38 |
Schooltype SO – ZMOK |
€ 8.360,87 |
€ 8.486,28 |
Schooltype SO – PI |
€ 8.360,87 |
€ 8.486,28 |
Schooltype SO – Meervoudig gehandicapte kinderen met combinatie LG/ZMLK |
€ 7.394,29 |
€ 7.505,20 |
Schooltype VSO – LG |
€ 20.828,30 |
€ 21.140,72 |
Schooltype VSO – LZ/S |
€ 13.801,57 |
€ 14.008,59 |
Schooltype VSO – LZ/P |
€ 14.753,22 |
€ 14.974,52 |
Schooltype VSO – ZMLK |
€ 13.362,16 |
€ 13.562,59 |
Schooltype VSO – ZMOK |
€ 14.753,22 |
€ 14.974,52 |
Schooltype VSO – PI |
€ 14.753,22 |
€ 14.974,52 |
Schooltype VSO – Meervoudig gehandicapte kinderen met combinatie LG/ZMLK |
€ 10.173,51 |
€ 10.325,60 |
Verhoging voor LG-scholen en ZMLK-scholen met reguliere SO MG-afdeling |
€ 4.068,10 |
€ 4.129,12 |
Basisbekostiging – brancardliften |
||
Per brancardlift |
€ 6.430,86 |
€ 6.527,32 |
Basisbekostiging – schoolbaden |
||
Hydrotherapiebad – per bad |
€ 9.987,61 |
€ 10.137,42 |
Hydrotherapiebad – per m3 waterinhoud |
€ 290,77 |
€ 295,13 |
Watergewenningsbad – per bad |
€ 21.595,14 |
€ 21.919,07 |
Watergewenningsbad – per m3 waterinhoud |
€ 169,00 |
€ 171,54 |
Toeslag beweegbare bodem – per bad |
€ 1.047,40 |
€ 1.063,11 |
Toeslag beweegbare bodem – per m3 waterinhoud |
€ 79,19 |
€ 80,38 |
Aanvullende voor zware ondersteuning – cluster 1 |
||
Visio Onderwijsinstelling Noord |
€ 425.620,74 |
€ 432.005,05 |
Bartimeus OWI voor Visueel Gehandicapte Leerlingen |
€ 933.289,16 |
€ 947.288,50 |
Koninklijk Instituut tot Onderwijs van Slechtziende en Blinden |
€ 594.111,63 |
€ 603.023,30 |
Onderwijsinstelling Sensis |
€ 1.487.431,00 |
€ 1.509.742,47 |
Aanvullende voor zware ondersteuning – cluster 2 |
||
Stg Op weg naar Zuid |
€ 2.294.396,65 |
€ 2.328.812,60 |
Koninklijke Auris Groep |
€ 6.875.553,16 |
€ 6.978.686,46 |
Koninklijke Kentalis |
€ 9.790.080,75 |
€ 9.936.931,96 |
VierTaal |
€ 2.372.904,75 |
€ 2.408.498,32 |
Aanvullende voor zware ondersteuning – cluster 3 & 4 |
||
Per SO-leerling < 8 jaar, categorie 1 |
€ 758,23 |
€ 769,60 |
Per SO-leerling < 8 jaar, categorie 2 |
€ 1.239,98 |
€ 1.258,58 |
Per SO-leerling < 8 jaar, categorie 3 |
€ 1.623,50 |
€ 1.647,85 |
Per SO-leerling ≥ 8 jaar, categorie 1 |
€ 842,52 |
€ 855,16 |
Per SO-leerling ≥ 8 jaar, categorie 2 |
€ 1.322,81 |
€ 1.342,65 |
Per SO-leerling ≥ 8 jaar, categorie 3 |
€ 1.616,96 |
€ 1.641,21 |
Per VSO-leerling, categorie 1 |
€ 627,91 |
€ 637,33 |
Per VSO-leerling, categorie 2 |
€ 976,68 |
€ 991,33 |
Per VSO-leerling, categorie 3 |
€ 1.132,43 |
€ 1.149,42 |
Ondersteuningsbekostiging basisonderwijs – bedrag per leerling |
€ 7,61 |
€ 7,72 |
Extra bekostiging – bedrag per leerling |
€ 229,18 |
232,62 |
Normbekostiging primair onderwijs – bedrag per leerling |
€ 31,47 |
€ 31,94 |
Ondersteuningsbekostiging primair onderwijs |
||
Per SO-leerling < 8 jaar, categorie 1 |
€ 758,23 |
€ 769,60 |
Per SO-leerling < 8 jaar, categorie 2 |
€ 1.239,98 |
€ 1.258,58 |
Per SO-leerling < 8 jaar, categorie 3 |
€ 1.623,50 |
€ 1.647,85 |
Per SO-leerling ≥ 8 jaar, categorie 1 |
€ 842,52 |
€ 855,16 |
Per SO-leerling ≥ 8 jaar, categorie 2 |
€ 1.322,81 |
€ 1.342,65 |
Per SO-leerling ≥ 8 jaar, categorie 3 |
€ 1.616,96 |
€ 1.641,21 |
Normbekostiging voortgezet onderwijs – bedrag per leerling |
€ 29,13 |
€ 29,57 |
Ondersteuningsbekostiging voortgezet onderwijs |
||
Per VSO-leerling, categorie 1 |
€ 627,91 |
€ 637,33 |
Per VSO-leerling, categorie 2 |
€ 976,68 |
€ 991,33 |
Per VSO-leerling, categorie 3 |
€ 1.132,43 |
€ 1.149,42 |
Vaststelling percentage t.b.v. de vereveningregeling materiële instandhouding |
2,21% |
1,50% |
Bekostiging van de materiële voorzieningen t.b.v. de instandhouding van rijdende scholen |
€ 16.915,97 |
€ 17.169,71 |
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31293-419.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.