31 293 Primair Onderwijs

31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 383 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR BASIS- EN VOORTGEZET ONDERWIJS EN MEDIA

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 december 2017

Voor onderwijs dat het beste haalt uit elk kind, zijn scholen nodig die toekomstbestendig en uitdagend onderwijs bieden. Scholen die werken aan verbetering van de kwaliteit van het onderwijs en de professionaliteit van de organisatie en het personeel. Onze kinderen verdienen het beste onderwijs en het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van leraren, schoolleiders, bestuurders en het Rijk om hiervoor te zorgen. Daarin moeten we samen optrekken.

Mijn voorganger, Staatssecretaris Dekker, heeft in 2014 afspraken gemaakt met de PO-Raad en VO-raad over ambities voor 2020, gekoppeld aan de extra financiële middelen die daarvoor beschikbaar zijn gesteld door het kabinet Rutte-II en met het begrotingsakkoord in 2014. Er wordt hard gewerkt aan het verwezenlijken van de ambities. De scholen in het funderend onderwijs leveren iedere dag een prestatie van formaat.

Bij het sluiten van het bestuursakkoord PO (Kamerstuk 31 293, nr. 211) en het sectorakkoord VO (Kamerstuk 31 289, nr. 187) (hierna: de sectorakkoorden) is afgesproken dat in 2017 een tussenevaluatie plaatsvindt. Samen met de raden is nagegaan wat de voortgang op de verschillende doelstellingen is en welke lessen we kunnen leren uit de afgelopen jaren.

In deze brief ga ik eerst in op de voortgang op de drie hoofdambities van de akkoorden: uitdagend onderwijs, een verbetercultuur en de professionele school. Daarna sta ik stil bij de geleerde lessen van de afgelopen jaren. Vervolgens schets ik het vervolg – hoe gaan we verder met de sectorakkoorden en wat betekent dat voor de financiering en verantwoording?

I. Voortgang van de drie hoofdambities

De drie hoofdambities van beide akkoorden zijn uitgewerkt in doelstellingen. Die doelstellingen worden gemeten met indicatoren. Met de sectorraden zijn afspraken gemaakt over de inzet die OCW en de raden plegen om te werken aan de verwezenlijking van de ambities en het halen van de doelstellingen. In de bijgevoegde dashboards1 vindt u net als voorgaande jaren een overzicht van de voortgang op de indicatoren bij de doelstellingen, voorzien van een toelichting. In deze brief beperk ik me tot een beschrijving van de hoofdlijnen en licht ik enkele onderwerpen uit.

Hoofdambitie één: toekomstbestendig en uitdagend onderwijs voor elke leerling

Bij het sluiten van de sectorakkoorden is de ambitie geformuleerd om elke leerling uit te dagen om al zijn of haar talenten te ontplooien. Dat vraagt om onderwijs op maat dat kinderen voorbereidt op een toekomst in een snel veranderende samenleving. Doelstellingen onder deze ambitie gaan (naast onderstaande) onder andere over gebruik van ICT, cultuureducatie en zittenblijven. De afgelopen jaren is daar op de scholen enorm veel inzet op gepleegd. De resultaten daarvan zijn bijvoorbeeld te zien aan de stijging van het aantal kinderen dat zich uitgedaagd voelt, een (lichte) stijging van het aantal kinderen dat burgerschapscompetenties beheerst en een betere voorbereiding van leerlingen op het vervolgonderwijs. Om het onderwijs toekomstbestendig te maken, werken de sectorraden in de coördinatiegroep samen met leraren, schoolleiders, ouders en leerlingen aan de herziening van het curriculum.2

Het bestuursakkoord PO bevat de doelstelling om op iedere school tenminste twee lesuren per week bewegingsonderwijs te bieden, en waar mogelijk te streven naar drie lesuren. Helaas moet ik constateren dat er niet voldoende voortgang zichtbaar is op deze doelstelling en dat twee uur bewegingsonderwijs op een te groot deel van de scholen nog steeds niet de praktijk is. Daarom ga ik met de PO-Raad aanvullende acties afspreken om de komende jaren meer voortgang te realiseren op dit punt.

Over burgerschap heb ik uw Kamer onlangs geïnformeerd. De burgerschapscompetenties (voldoende kennis en vaardigheden op het gebied van burgerschap) van leerlingen in het tweede leerjaar van het vo zijn gestegen van 56 procent in 2009 naar 67,7 procent. De versterking van burgerschapsonderwijs verdient desalniettemin onze volle aandacht. In de beleidsreactie op het de Nederlandse resultaten van het internationale burgerschapsonderzoek ICCS heb ik u geïnformeerd over de versterking van het burgerschapsonderwijs in het primair en voortgezet onderwijs (Kamerstuk 31 289, nr. 355). In het voortgezet onderwijs is het aantal thuiszitters licht gedaald. U wordt hier binnenkort in de verzuimbrief uitgebreid geïnformeerd.

Toptalenten worden meer uitgedaagd

Iedere leerling heeft recht op goed en uitdagend onderwijs. Het onderwijs heeft een opdracht om álle leerlingen het beste onderwijs te bieden, dus ook aan leerlingen die juist meer in hun mars hebben. Om deze reden is in 2014 door mijn voorganger de Toptalentenaanpak opgestart, waarin de afgelopen jaren uiteenlopende initiatieven zijn gestimuleerd. De aanpak is dit jaar afgerond.

De laatste peiling Toptalenten laat zien dat het aantal toptalenten dat aangeeft zich te vervelen in de klas de afgelopen jaren fors is teruggebracht.3 Van 56 procent van de toptalenten in het voortgezet onderwijs in 2013 tot 20 procent in 2017. Leerlingen zijn tevreden over de manier waarop ze worden uitgedaagd. 80 procent van de leerlingen geeft aan dat ze voldoende worden uitgedaagd om zo goed mogelijk te presteren op school. Ook de tevredenheid onder leraren over de facilitering en ondersteuning vanuit de school is gestegen: in het primair onderwijs van 46 procent (2013) naar 62 procent (2017) en in het voortgezet onderwijs van 20 procent (2013) naar 45 procent (2017). Daarbij is het draagvlak voor extra inzet en aanbod voor toptalenten groot en stabiel. Nog steeds geven erg veel docenten aan het belangrijk te vinden extra aandacht te besteden aan toptalenten: 89 procent in het voortgezet onderwijs en 94 procent in het primair onderwijs. En 84 procent van de docenten in het voortgezet onderwijs (2013: 52 procent) en 97 procent in het primair onderwijs (2013: 85 procent) biedt toptalenten iets extra’s in de lessen. De vormen van extra aanbod in het primair onderwijs betreffen met name «meertalig onderwijs geven»: van 74 naar 85 procent) en «extra opdrachten van een leraar buiten de normale les om: van 75 naar 85 procent), waarschijnlijk door de inzet van plusklassen.

Om scholen de ruimte te geven om voor zeer getalenteerde vwo-leerlingen uitdagender onderwijs te realiseren, is in 2014 de beleidsregel Versneld en/of verrijkt vwo ontwikkeld. Daarmee krijgen deelnemende scholen de ruimte om het vwo-programma te comprimeren tot vijf jaar of te verrijken met aanvullingen op het zesjarig curriculum. Verder heeft de VO-raad in overleg met OCW een handreiking voor het plusdocument ontwikkeld. Het plusdocument is een document dat een leerling meekrijgt bij het diploma, waarop de (sociale) vaardigheden en extra activiteiten van de leerling zijn vermeld. Op dit moment geeft 43 procent van de scholen geslaagde eindexamenkandidaten een plusdocument mee. Nog eens 40 procent is van plan om dit in de komende jaren te gaan doen.

De beweging die succesvol in gang is gezet met de Toptalentenaanpak blijf ik stimuleren in het kader van maatwerk. Maatwerk biedt immers ruimte voor talentontwikkeling en persoonlijke ontplooiing van leerlingen zodat álle leerlingen van praktijkonderwijs tot vwo presteren in hun eigen tempo en naar eigen kunnen.

Hoofdambitie twee: een verbetercultuur op elke school

Met de VO-raad en de PO-Raad zijn verschillende afspraken gemaakt om scholen te stimuleren een lerende organisatie te worden en blijven, waar duurzame onderwijsverbeteringen plaatsvinden. Een organisatie waar op alle niveaus wordt geleerd van elkaar en van de buitenwereld. Tot de doelstellingen onder deze ambitie behoren (naast onderstaande) het gebruikmaken van een verbeterprogramma en de naleving van de code Goed Bestuur in het primair onderwijs. Het beeld van de voortgang op deze hoofdambitie is overwegend positief. Op alle doelstellingen met meetbare indicatoren in het voortgezet onderwijs is vooruitgang geboekt. Ook op het merendeel van de doelstellingen in het primair onderwijs is verbetering zichtbaar. Zo is het aandeel (zeer) zwakke scholen gedaald en is het aandeel (zeer) zwakke scholen dat zich binnen de gestelde termijn verbetert gestegen. Hieronder licht ik de verbetercultuur in het primair onderwijs en het opbrengstgericht werken in het voortgezet onderwijs als aandachtspunten uit.

Verbetercultuur po

De kwaliteitszorg in het primair onderwijs is een aandachtspunt. Het aandeel scholen dat voldoende scoort op alle indicatoren van kwaliteitszorg is gelijk gebleven. Ook het aandeel besturen dat aangeeft te werken aan de kwaliteitszorg door middel van een jaarlijkse zelfevaluatie is gelijk gebleven. Op 1 augustus 2017 is de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) gestart met het vernieuwde toezicht. Daarin beoordeelt de inspectie de sturing door het bestuur op de kwaliteit van het onderwijs. De invoering van dit bestuursgerichte toezicht zal naar verwachting een belangrijke prikkel zijn voor besturen om hun kwaliteitszorg te verbeteren.

Het vullen van Vensters door scholen in het primair onderwijs neemt toe, maar blijft nog te ver achter. De PO-Raad ondersteunt scholen en besturen bij het vullen van hun schoolpagina en evalueert momenteel hoe Vensters beter kan aansluiten op de behoeften van de gebruikers. Ook start een technische doorlichting om te zien hoe het systeem ingezet kan worden voor horizontale verantwoording. De PO-Raad en VO-raad zijn bovendien gestart met een campagne om de naamsbekendheid van Scholen op de kaart (een onderdeel van Vensters) te vergroten.

Opbrengstgericht werken voortgezet onderwijs

Veel scholen voor voortgezet onderwijs zijn de afgelopen jaren opbrengstgericht gaan werken. De inspectie stopt echter met het meten hiervan. In de Staat van het Onderwijs 2016/2017 zal hierover voor de laatste keer op de huidige manier worden gerapporteerd. Op veel scholen zien we een verschuiving van opbrengstgericht werken naar meer formatief evalueren (dit is een cyclisch proces van leerdoelen stellen, de leervorderingen in kaart brengen, feedback geven en vervolgstappen formuleren). Via leernetwerken over formatief evalueren van SLO en de VO-raad zijn het afgelopen jaar scholen met elkaar in contact gebracht om van elkaar te leren. Het aantal leernetwerken wordt komend jaar uitgebreid van twee naar drie, deels gekoppeld aan onderzoek.

Hoofdambitie drie: de professionele school

De rijksoverheid stimuleert vanuit haar stelselrol dat onderwijssectoren en beroepsgroepen zich ontwikkelen en verantwoordelijkheid nemen voor de eigen kwaliteit. Onderwijsteams, bestaande uit schoolleiders, leraren en ander personeel, zijn degenen die in de praktijk vorm en uitvoering geven aan het onderwijs. Het bestuur zorgt er – als werkgever van deze leraren en schoolleiders, – met een visie op de organisatie en strategisch personeelsbeleid – voor dat er goede professionals aan de slag zijn op de scholen. De rijksoverheid heeft de opdracht om het stelsel van checks and balances in het onderwijs zo in te richten, dat het bijdraagt aan goede besturen.

De doelstellingen bij deze hoofdambitie betreffen (naast onderstaande) onder andere de begeleiding van docenten, bevoegd gegeven lessen en academische opleidingsplaatsen op opleidingsscholen. U heeft onlangs de voortgangsrapportage van de Lerarenagenda ontvangen (Kamerstuk 27 923, nr. 282). Hieronder ga ik in op de brede samenstelling van teams, didactische vaardigheden, het belang van strategisch personeelsbeleid en de kwaliteit van schoolleiders.

Professionele leraren in breed samengestelde teams

We zien zowel in het po als het vo dat het aandeel masteropgeleide leraren achterblijft bij de ambitie. Een breed samengesteld team bevat echter niet alleen masteropgeleide leraren, maar ook specialisten met andere opleidingen die vanuit hun eigen expertise bijdragen aan het onderwijs. Het is van belang dat vanuit de schoolvisie wordt bekeken welke kennis en vaardigheden nodig zijn om de doelen van de school te realiseren.

Onderzoek naar omgaan met verschillen

Differentiëren is noodzakelijk om ieder kind het onderwijs te bieden dat bij hem of haar past. Er is bovendien ruimte voor verbetering van de didactische kwaliteit van de lessen. In de jaarlijkse Staat van het Onderwijs van de inspectie zien de Minister van OCW en ik tot nu toe geen vooruitgang. Dit was vorig jaar aanleiding om het verdiepend onderzoek te laten uitvoeren naar de mogelijke verklaringen hiervoor. Hieronder ga ik, zoals toegezegd in de voortgangsrapportage van de Lerarenagenda, nader in op de onderzoeksuitkomsten. De onderzoeksrapporten worden tegelijk met deze brief gepubliceerd.4

De onderzoekers plaatsen kanttekeningen bij de wijze waarop de indicatoren van de inspectie rond differentiatie de afgelopen jaren zijn gebruikt. In het instellingstoezicht op scholen kijkt de inspecteur hoe in de lessituatie wordt gedifferentieerd, als onderdeel van een bredere vraag naar de kwaliteit van het onderwijsleerproces op de school. Als een leraar niet of onvoldoende differentieert in de specifieke les die de inspectie bijwoont, betekent dit echter niet dat deze leraar niet kàn differentiëren. De onderzoekers stellen dat een dergelijke indicator zodoende niet geschikt is voor afspraken op sectorniveau. Met ingang van dit schooljaar hanteert de inspectie bovendien een nieuw onderzoekskader, waarin differentiëren niet meer als zodanig wordt gemeten.

Professionele schoolleiders

Schoolleiders houden hun bekwaamheid bij en registreren zich in het schoolleidersregister. In het primair onderwijs is registratie verplicht per 1 januari 2018. Het aantal geregistreerde schoolleiders blijft toenemen en geregistreerde schoolleiders werken inmiddels aan hun herregistratie. Dit is positief, want deskundige schoolleiders zijn een belangrijke schakel in het organiseren van personeelsbeleid. In het voortgezet onderwijs is deze beweging ook zichtbaar. In de ontwikkelfase hebben 1.300 schoolleiders zich aangemeld voor het vrijwillige kwaliteitsregister. De voorbereiding van schoolleiders op het beroep vraagt echter extra aandacht en inzet. Op dit moment geeft slechts 30 procent van de schoolleiders in het voortgezet onderwijs aan een dergelijk programma aangeboden te hebben gekregen.

II. Geleerde lessen

In het regeerakkoord is vastgelegd dat we doorgaan met de sectorafspraken. Uit de ervaringen van de afgelopen jaren en de evaluatie zijn lessen te leren, die nuttig zijn om mee te nemen voor het vervolg. Hieronder schets ik de belangrijkste inzichten. Deze inzichten worden gedeeld door de sectorraden. In de volgende paragraaf van de brief ga ik in op het vervolg.

Ambities zijn relevant

De ambities die vier jaar geleden zijn vastgesteld, hebben niet aan relevantie verloren. Ze beslaan de belangrijkste ontwikkelingen en vormen nog steeds de agenda van de sector. Het is goed om te zien dat in relatief korte tijd zoveel vooruitgang is geboekt. Dat stemt optimistisch. Ik stel vast dat de akkoorden aansluiten bij de ambities van besturen en scholen en die beweging wil ik blijven ondersteunen. Hierbij is het van belang om focus aan te brengen in de gemaakte afspraken.

Uitvoering afspraken

OCW en de sectorraden hebben – bij het sluiten van de akkoorden – afspraken gemaakt over stimuleringsmaatregelen die moesten bijdragen aan het verwezenlijken van de ambities. Bijna alle acties die waren afgesproken zijn uitgevoerd door de PO-Raad, de VO-raad en OCW. Dat is positief te duiden. Het nakomen van deze afspraken is noodzakelijk, maar niet voldoende om de ambities te realiseren. Het echte werk moet uiteindelijk op de scholen gebeuren, dit vraagt om een zekere mate van geduld en realiteitszin. Geduld, omdat we halverwege de uitvoeringsperiode zitten. Realiteitszin, omdat de lokale context en lokale uitdagingen van directere invloed zijn op keuzes van schoolbesturen dan landelijke doelstellingen. Zo heeft een bestuur in een krimpgebied andere prioriteiten dan een bestuur in de Randstad en heeft een éénpitter weer andere prioriteiten dan een groot bestuur. Het vergroten van het eigenaarschap van de sectorafspraken bij schoolbesturen is van belang om tussen nu en 2020 de sectorale doelstellingen onderdeel te laten zijn van de doelstellingen van besturen en scholen. We willen immers dat een akkoord geen papieren tijger is, en aansluit bij wat het onderwerp van gesprek is in de lerarenkamer.

Het gaat om de goede indicatoren

Om voortgang consistent en meerjarig inzichtelijk te kunnen maken, zijn goede indicatoren belangrijk. In de bij deze brief gevoegde dashboards zijn de realisatiecijfers op de indicatoren bij de doelstellingen opgenomen en toegelicht. Enkele indicatoren zullen voor het vervolg van de sectorakkoorden worden geactualiseerd. Voor sommige indicatoren geldt namelijk dat deze niet langer op dezelfde manier worden gemeten (dit gaat op voor enkele indicatoren die de inspectie niet langer hanteert, bijvoorbeeld opbrengstgericht werken of differentiatievaardigheden), of dat een meting niet jaarlijks plaatsvindt (bijvoorbeeld bij techniekonderwijs in het po). In het dashboard is dit bij de betreffende indicatoren toegelicht.

Betere verantwoording wenselijk

De verantwoording over de besteding van de prestatieboxmiddelen loopt mee in de reguliere verantwoording door schoolbesturen over de lumpsum. Dat betekent dat er beperkt inzicht bestaat welke inspanningen specifiek voor de doelstellingen uit de sectorakkoorden zijn geleverd door de besturen en hoe de prestatieboxmiddelen zijn besteed. Ik stel vast dat ook vanuit uw Kamer de behoefte bestaat om meer inzicht te hebben in de besteding van middelen. In het regeerakkoord is vastgelegd dat doelstellingen uit toekomstige bestuurlijke afspraken inzichtelijk worden gemaakt in de jaarverslagen. Bij het vervolg op de sectorakkoorden wil ik hier afspraken over maken met de sectoren. Daarbij is wel belangrijk dat betere verantwoording niet tot een onverantwoorde stijging van administratieve lasten en toename van werkdruk bij de scholen leidt.

De geleerde lessen wil ik meenemen in het vervolg op de sectorakkoorden. In de volgende paragraaf beschrijf ik de contouren van de actualisatie van de akkoorden.

III. Vervolg sectorakkoorden

Op veel punten is de voortgang positief. Sommige doelstellingen zijn nu al behaald of liggen op koers voor 2020. Uitgangspunt voor de actualisatie van de sectorakkoorden is dat we de ambities en doelstellingen handhaven. Daarnaast benutten we de evaluatie om op de volgende punten afspraken en doelstellingen te actualiseren.

Op een paar onderwerpen willen we de doelstellingen (inclusief indicatoren) actualiseren. Daarnaast geven enkele indicatoren waarmee we de voortgang volgen aanleiding tot aanpassing, bijvoorbeeld omdat data niet langer beschikbaar zijn. Het einddoel is dat de doelstellingen uit de sectorakkoorden in 2020 zijn gerealiseerd. Over de doelstellingen die in 2017 gerealiseerd hadden moeten zijn maar dat niet is gelukt of waarop de voortgang onvoldoende is, gaan we afspraken maken over aanvullende acties.

De actualisatie van het bestuursakkoord PO heeft betrekking op ICT in het onderwijs, de vulling van Vensters, professionalisering leraren en de ambities rond bewegingsonderwijs. Voor de doelen rond kwaliteitszorg geldt dat we nieuwe afspraken maken die aansluiten op het nieuwe toezicht. In het regeerakkoord is opgenomen dat de doelstelling rondom zittenblijven bij kleuters komt te vervallen.

Bij het sectorakkoord VO ziet de voortgang er op veel punten goed uit. Sommige doelstellingen zijn nu al behaald, denk aan het aandeel leerlingen dat uitgedaagd wordt, de verbeterde burgerschapscompetenties van leerlingen en de daling van het aantal zwakke scholen. Ik ben met de VO-raad overeengekomen dat we in beginsel de ambities en de doelstellingen handhaven. Op een paar onderwerpen willen we de doelstellingen actualiseren. Het gaat dan om de volgende doelstellingen.

Opbrengstgericht werken en de monitoring van het aantal scholen met basiskwaliteit dat deelneemt aan een verbeterprogramma zijn wat ons betreft geen doel op zich. Bovendien hebben we de gegevens niet langer in beeld. De inspectie kijkt vanaf dit schooljaar niet langer naar deze onderdelen, maar kwaliteitszorg is wel onderdeel van het nieuwe inspectietoezicht. We willen dan ook een nieuwe doelstelling formuleren over kwaliteitszorg in het vo die recht doet aan de lerende cultuur op scholen. Ook maken we afspraken over ICT.

Voorts zijn we voornemens om te komen tot actualisatie van de afspraken over professionele scholen dit punt met beide sectorraden. De kern hiervan zou moeten bestaan uit stevige afspraken over strategisch personeelsbeleid, in plaats van een focus op vaardigheden van individuele leraren.5 We moeten toe naar een situatie waarin de leraren en schoolleiders de verantwoordelijkheid krijgen en nemen voor hun eigen ontwikkeling, passend binnen de visie en kaders van het (onderwijskundig) beleid van de school.

De komende paar maanden gebruik ik om samen met de sectorraden de actualisatie uit te werken. Daarbij zoeken we ook de verbinding met de ambities die de sectoren voor zichzelf formuleren. De PO-Raad heeft afgelopen jaar een strategische agenda 2018–2021 opgesteld, die in november is vastgesteld door de leden. De VO-raad houdt de komende tijd een ronde langs haar leden en presenteert in het voorjaar de resultaten hiervan. De gesprekken die ik in het land voer met leerlingen, leraren, schoolleiders en bestuurders leiden wellicht ook tot een verrijking van de ambities. De actualisatie van het sectorakkoord moet hier naadloos op aansluiten.

Het al dan niet aanpassen van de financiële arrangementen bij de sectorakkoorden betrekken we bij het vervolgproces. Voor het vo regelen we dat de middelen voor de zomer- en lentescholen (€ 9 miljoen jaarlijks) – net als voorgaande jaren – buiten de prestatiebox worden gelaten en beschikbaar zijn via een regeling. Hiermee geef ik uitvoering aan de aangenomen motie van het lid Rog (Kamerstuk 34 775 VIII, nr. 79).

IV. Verantwoording

De verantwoording over de financiële middelen die worden uitgekeerd voor de sectorakkoorden (dit zijn voornamelijk de middelen in de prestatiebox) vindt plaats in het jaarverslag van het schoolbestuur. Het is belangrijk dat schoolbesturen de besteding van de sectorgelden helder verantwoorden, zodat voor alle belanghebbenden duidelijk is op welke wijze de besteding van de financiële middelen bijdraagt aan het realiseren van de doelen uit de sectorakkoorden. Ik ben van mening dat de verantwoording op dit punt verder kan worden verbeterd. Op basis van de Regeling jaarverslaggeving onderwijs kunnen de schoolbesturen worden verplicht over specifieke onderwerpen verantwoording af te leggen.6 De komende jaren ga ik van deze bevoegdheid gebruikmaken.

Vooruitlopend daarop wil ik samen met schoolbesturen ervaringen opdoen over de wijze waarop deze verantwoordingseisen voor het bestuursverslag in de praktijk het beste kunnen worden vormgegeven. We starten daarom samen met de PO-Raad en de VO-raad met een pilot die als doel heeft de verantwoording in de bestuursverslagen over prioritaire thema’s te verbeteren.

V. Vervolgproces en afsluiting

De evaluatie van de sectorakkoorden geeft een gevarieerd beeld. Bij sommige onderwerpen zien we met sprongen vooruitgang, andere onderwerpen vergen een langere adem. Het is soms zoeken naar de beste manier om te komen tot het onderwijs dat de talenten van elk kind tot bloei laat komen. Ik voel me daarbij gesterkt door het feit dat we de ambities delen en het als een gezamenlijke verantwoordelijkheid voelen om die waar te maken. Het Nederlandse funderend onderwijs is goed. Samen kunnen we het nog beter maken, in de wetenschap dat kleine vooruitgang een groot verschil maakt in het leven van kinderen.

We gaan door met de sectorakkoorden en benutten de evaluatie om op punten verbetering aan te brengen. In deze brief heb ik de contouren geschetst van de actualisatie van de afspraken. Ik streef naar een uitwerking daarvan in het voorjaar, en zal uw Kamer daarover berichten. In het voorjaar van 2019 ontvangt u weer een voortgangsrapportage.

De Minister voor Basis- en Voortgezet Onderwijs en Media, A. Slob


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2

De coördinatiegroep bestaat uit: de Onderwijscoöperatie, PO-Raad, VO-raad, AVS, het LAKS en Ouders & Onderwijs.

X Noot
3

Alle uitkomsten van de peiling Toptalenten kunt u vinden op de website van de rijksoverheid.

X Noot
4

ResearchNed, Differentiëren en differentiatievaardigheden in het primair onderwijs, 2017; ResearchNed, Differentiëren en differentiatievaardigheden in het voortgezet onderwijs, 2017.

X Noot
5

Het gaat dan om de doelstellingen: aantal leraren met een masteropleiding, differentiatievaardigheden, ict-vaardigheden en inschrijving in het lerarenregister.

X Noot
6

Regeling jaarverslaggeving onderwijs, artikel 4, zesde lid.

Naar boven