31 293 Primair Onderwijs

Nr. 277 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 januari 2016

In mijn brief van 15 november 2012 heb ik aangegeven dat ik jaarlijks de ontwikkeling van de groepsgrootte in het basisonderwijs in beeld zal brengen.1 Hierover bericht ik u ook dit jaar weer. Groepsgrootte is een belangrijk onderwerp voor leraren, ouders en leerlingen. Wanneer ouders ervaren dat er relatief veel leerlingen in een groep zitten, vragen zij zich af of dit niet ten koste gaat van de aandacht voor hun kind. Daarom vind ik het van belang om bij dit onderwerp een vinger aan de pols te houden.

Via deze brief informeer ik u over de resultaten van het onderzoek dat ik heb laten uitvoeren naar groepsgrootte en de ontwikkeling hiervan in het basisonderwijs voor het schooljaar 2015/2016. Net als in voorgaande jaren is de groepsgrootte door de Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) vastgesteld aan de hand van een representatieve steekproef.2

In aanvulling hierop informeer ik u over de afwegingen van scholen bij het indelen van groepen. Hiermee reageer ik op de motie van het lid Ypma waarin wordt verzocht te inventariseren hoe schoolbesturen zich inspannen om de groepsgrootte te beperken tot minder dan 29 leerlingen, dan wel hoe ze zich inspannen om kinderen in groepen van meer dan 29 leerlingen voldoende aandacht te geven.3 Daarnaast verzoekt de motie om scholen op te roepen om de keuze voor 29 leerlingen of meer in de klas aan de medezeggenschapsraad te verantwoorden en toe te lichten. Ook op dit deel van de motie ga ik nader in.

In mijn brief aan uw Kamer van 9 december 2013 heb ik u geïnformeerd over de grootte van groepen in het voortgezet onderwijs.4 Ik streef ernaar uw Kamer in de tweede helft van 2016 opnieuw te informeren over groepsgrootte in het voortgezet onderwijs.

De gemiddelde groepsgrootte in 2015

Tot 2013 was er sprake van een stijging in de gemiddelde groepsgrootte in het basisonderwijs. Sindsdien zien we een stabilisering van de gemiddelde groepsgrootte, zoals te zien is in figuur 1. Net als in 2014 en 2013 is ook in 2015 de gemiddelde groepsgrootte 23,3 leerlingen.

Figuur 1. Gemiddelde groepsgrootte

Figuur 1. Gemiddelde groepsgrootte

Spreiding van groepsgrootte

Bij het indelen van de groepen spelen er allerlei keuzes en afwegingen op schoolniveau. Hierdoor zien we dan ook een grote variatie aan groepsgroottes rond het gemiddelde, zoals te zien is in figuur 2. In 2015 telt meer dan de helft van de groepen tussen de 19 en 26 leerlingen. Ten opzichte van vorig jaar is de spreiding van de groepsgrootte in 2015 nagenoeg hetzelfde. Net als in 2014 is minder dan 6 procent van de groepen groter dan 30 leerlingen en is 65 procent van de groepen kleiner dan 26 leerlingen.

Figuur 2.Percentage groepen naar grootte van de groep

Figuur 2.Percentage groepen naar grootte van de groep

Gemiddelde groepsgrootte op school

De spreiding van groepsgrootte zien we ook terug binnen scholen. Zo komen er op elke school verschillende groepsgroottes voor. Net als voorgaande jaren heeft een grote meerderheid van de scholen een gemiddelde groepsgrootte tussen de 21 en 26 leerlingen, zoals te zien is in figuur 3. Minder dan 0,5 procent van de scholen heeft een gemiddelde groepsgrootte van 30 leerlingen. Geen enkele school heeft een gemiddelde van meer dan 30 leerlingen.

De variatie in groepsgrootte op schoolniveau is te verklaren door de zeer diverse context van scholen. Onderdeel van deze context is de omvang en de populatie van de school. Relatief kleine scholen (bijvoorbeeld in krimpgebieden) en scholen met relatief veel gewichtenleerlingen ontvangen bovenop de reguliere bekostiging extra middelen zoals een kleinescholentoeslag of achterstandsmiddelen. Hierdoor hebben deze scholen vaak gemiddeld kleinere groepen dan scholen die deze middelen niet ontvangen. Uiteraard kunnen deze scholen er ook voor kiezen de middelen niet in te zetten voor het realiseren van relatief kleine groepen, maar voor het realiseren van extra handen in de klas, bijvoorbeeld in de vorm van een remedial teacher. Ook scholen die geen extra middelen ontvangen kunnen ervoor kiezen om extra handen in de klas in te zetten waardoor de gemiddelde groepsgrootte op schoolniveau relatief groter zal zijn. Scholen maken daarin hun eigen afgewogen keuzes.

Figuur 3. Percentage scholen naar gemiddelde groepsgrootte per school

Figuur 3. Percentage scholen naar gemiddelde groepsgrootte per school

Afwegingen van scholen bij het indelen van groepen

In de motie van het lid Ypma wordt verzocht om scholen op te roepen om via de «pas toe of leg uit»-methode de keuze voor 29 leerlingen of meer in de klas aan de medezeggenschapsraad te verantwoorden en toe te lichten op welke wijze in hun aanpak kinderen voldoende aandacht krijgen.5 Ik onderschrijf het belang dat medezeggenschapsraden actief betrokken worden bij dit gesprek. Via de nieuwsbrief primair onderwijs zal ik daarom een oproep doen aan alle schoolbesturen in het voorjaar, de periode waarin scholen de groepen voor het volgende jaar gaan indelen.

Daarnaast verzoekt de motie om te inventariseren hoe schoolbesturen zich inspannen om de klassengrootte te beperken tot minder dan 29 leerlingen, dan wel toe te lichten op welke wijze in hun aanpak kinderen voldoende aandacht krijgen. In de praktijk worden keuzes ten aanzien van groepsgrootte op schoolniveau gemaakt, niet op bestuursniveau. In reactie op de motie is daarom bij tien schoolleiders geïnventariseerd wat de overwegingen zijn bij het indelen van de groepen en de rol hierin van (maximale) groepsgrootte.

Vrijwel alle schoolleiders geven aan dat zij geen harde grens hanteren voor maximale groepsgrootte. Zij geven aan dat het gaat om de samenstelling van de groep en niet zozeer de omvang van de groep. Bij het indelen van de groepen kijken schoolleiders binnen de financiële mogelijkheden naar een variëteit van factoren zoals de ontwikkeling van een groep, de zorgvraag van individuele leerlingen en de voorkeur en expertise van het docententeam. Daarnaast speelt de onderwijskundige visie van de school een belangrijke rol. Zo hanteert een aantal scholen het leerstofjaarklassensysteem, terwijl andere scholen bewust kiezen om te werken in grotere groepen, bijvoorbeeld in units van 50 leerlingen. Hierdoor ontstaat er ruimte voor extra formatie in de klas – buiten de groepsleerkracht – bijvoorbeeld om te werken in kleine (niveau)groepen of met individuele leerlingen. Een aantal schoolleiders geeft aan dat deze flexibiliteit hun voorkeur heeft boven het splitsen van de groep of het maken van combinatiegroepen.

In alle gesprekken met schoolleiders kwam naar voren dat zij bij groepen groter dan 29 leerlingen kijken naar de mogelijkheid om extra handen in de klas in te zetten, bijvoorbeeld door de inzet van een intern begeleider, een (vak)leerkracht of een onderwijsassistent. De keuze voor een groep met meer dan 29 leerlingen is dus veelal ingegeven vanuit het motief om alle leerlingen op die wijze het beste onderwijs te kunnen bieden. Zo streven scholen ernaar om alle leerlingen de aandacht te geven die zij verdienen.

Tot slot

De cijfers van 2015 laten zien dat de groepsgrootte stabiliseert. Uit het onderzoek onder schoolleiders blijkt dat scholen de indeling van groepen zeer serieus nemen. De indeling van groepen is onderwerp van gesprek met het personeel, met leerlingen en met ouders. De indeling van de groepen is hierbij onderdeel van een breder palet aan afwegingen, waarbij de kwaliteit van het onderwijs leidend is. Dit maatwerk vind ik van groot belang. Scholen moeten – samen met ouders en leerlingen – de ruimte hebben om te bepalen hoe zij het beste onderwijs kunnen bieden. Ik vertrouw erop dat scholen, in samenspraak met leraren en ouders, ook in de toekomst weloverwogen afwegingen blijven maken bij het samenstellen van groepen.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Kamerstuk 31 293, nr. 150

X Noot
2

De Universiteit Tilburg (CentERdata: Instituut voor dataverzameling en onderzoek) heeft de samenstelling van de steekproef, het schonen van de data en het berekenen van de gemiddelde groepsgrootte wetenschappelijk gevalideerd (zie bijlage 1 bij deze brief, raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl). Ook raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
3

Kamerstuk 31 293, nr. 263

X Noot
4

Kamerstuk 31 293, nr. 189

X Noot
5

Kamerstuk 31 293, nr. 263

Naar boven