nr. 27
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 februari 2009
De Inspectie van het Onderwijs heeft een onderzoek gedaan naar de kwaliteit
van het onderwijs in de provincies Groningen, Fryslân en Drenthe. Uit
het onderzoek blijkt dat de kwaliteit van het basisonderwijs in deze provincies
achterblijft bij de rest van Nederland. Met de drie noordelijke provincies
is afgesproken om gezamenlijk een impuls te geven aan de kwaliteit van het
onderwijs op de basisscholen. Middels deze brief bied ik het inspectierapport «De
kwaliteit van het onderwijs in het noorden van Nederland» aan1, en licht ik toe welke stappen naar aanleiding van dit
rapport worden gezet.
Achterblijvende onderwijskwaliteit in de noordelijke provincies
Het inspectierapport laat zien dat de kwaliteit van het onderwijs in de
noordelijke provincies achterblijft bij de rest van Nederland. Van de basisscholen
in de noordelijke provincies is 17% zwak of zeer zwak, terwijl dit
landelijk 10% is. Het onderwijsproces op de zwakke en zeer zwakke scholen
blijft vooral achter op de kwaliteit van de uitleg door leraren en de kwaliteit
van zorg en begeleiding. De volledige vergelijking van de scholen in de noordelijke
provincies staat in het bijgevoegde rapport.
De inspectie heeft een analyse gemaakt van de mogelijke oorzaken van de
achterblijvende kwaliteit. De inspectie noemt een aantal mogelijke verklaringen,
zonder daarbij een eenduidige conclusie te trekken. Een mogelijke oorzaak
is dat kleine scholen op het platteland vaker combinatieklassen hebben, en
te veel leraren moeite hebben met het onderwijzen aan combinatieklassen. Een
andere mogelijke oorzaak is dat leraren, schoolleiders en bestuurders lage
onderwijsopbrengsten te makkelijk accepteren en te weinig reflecteren op de
eigen effectiviteit.
De inspectie concludeert dat, wat de oorzaak ook mag zijn, het van belang
is de kwaliteit te verbeteren. De inspectie vindt een meer kritische analyse
van de leerling-prestaties hierbij van belang. Dit onderschrijf ik van harte en het sluit ook goed aan bij de doelstelling van de Kwaliteitsagenda
Primair Onderwijs. Een van de doelen van de Kwaliteitsagenda is om met een
goede analyse van leerling-prestaties, en een goede evaluatiepraktijk, de
opbrengstgerichtheid van scholen te vergroten.
Extra impuls voor basisscholen in de noordelijke provincies
De generieke activiteiten uit de Kwaliteitsagenda, en het reguliere inspectietoezicht,
zijn niet voldoende om het probleem van de achterblijvende kwaliteit van de
noordelijke scholen op te lossen. Met de provincies is afgesproken dat we,
samen met de schoolbesturen, de kwaliteit van de basisscholen in de noordelijke
provincies een impuls gaan geven. De impuls betreft de ondersteuning van zwakke
en zeer zwakke scholen, en het vergroten van de deelname van scholen aan de
taal- en rekenverbetertrajecten.
Het voornemen is om per provincie afspraken te maken tussen schoolbesturen,
provincie en OCW over de kwaliteitsverbetering van scholen. Door per provincie
afspraken te maken kan recht worden gedaan aan de verschillen in onderwijsbeleid
tussen de drie provincies. De provincie Fryslân heeft met Boppeslach
bijvoorbeeld al een lopende aanpak voor kwaliteitsverbetering op scholen,
die voor wat betreft de doelstellingen overeenkomt met de Kwaliteitsagenda
Primair Onderwijs. Ook de provincies Groningen en Drenthe hebben diverse onderwijsprojecten.
Het maken van afspraken per provincie zorgt voor een goede afstemming met
deze projecten.
De provincies hebben op mijn verzoek het initiatief genomen om de afspraken
tot stand te brengen. De provincies hebben hierbij aangegeven dit in goed
overleg met de schoolbesturen en gemeenten te doen, zodat er een gedragen
aanpak komt. Vanuit het Rijk zal worden bijgedragen door een ondersteunende
rol van de inspectie en door de scholen prioriteit te geven in het kader van
de Kwaliteitsagenda, bv. bij de subsidies voor taal- en rekenverbetertrajecten
en bij de activiteiten die de PO-Raad ontwikkelt voor zwakke en zeer zwakke
scholen.
Het maken van bestuurlijke afspraken past ook in het beleid van OCW om
bij concentraties van zwakke en zeer zwakke scholen bestuurlijk de krachten
te bundelen.
Tot slot spreek ik de hoop en verwachting uit dat de impuls voor de kwaliteit
van het onderwijs bijdraagt aan een steviger fundament voor de toekomst van
de kinderen.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. A. M. Dijksma