nr. 2
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 november 2007
Hierbij zend ik u het PIRLS-rapport 20061.
PIRLS (Progress in International Reading Literacy Study) is een internationaal
vergelijkend onderzoek naar de begrijpend leesprestaties van leerlingen van
9 en 10 jaar. Het is een onderzoek van de International Association for the
Evaluation of Educational Achievement. Het onderzoek in Nederland wordt in
opdracht van het Ministerie van OCW uitgevoerd door het Expertisecentrum Nederlands.
Nederlandse leerlingen van 9 en 10 jaar lezen in vergelijking met andere
landen goed. Maar in tegenstelling tot vijf jaar geleden lezen ze gemiddeld
slechter, met name de meisjes presteren minder goed dan in 2001. Nederland
heeft niet veel zwakke lezers, maar ook niet veel gevorderde lezers. Verreweg
de meeste scholieren beheersen de basisleesvaardigheden.
In 2006 behalen de Nederlandse leerlingen een gemiddelde schaalscore van
547 tegen 554 in 2001 (het internationale gemiddelde is op 500 gesteld). Deze
daling is toe te schrijven aan een minder goede prestatie van de meisjes.
Hoewel de meisjes nog steeds significant beter presteren dan de jongens, zijn
de verschillen kleiner geworden. De leesscores van de allochtone en autochtone
leerlingen verschillen nog steeds sterk (respectievelijk 554 en 513). Het
verschil tussen beide groepen is in de afgelopen 5 jaar gelijk gebleven.
De koplopers in 2006 zijn de Russische Federatie, Hong Kong, Singapore.
De subtop bestaat uit Luxemburg, Italië, Hongarije, Zweden, Duitsland,
Nederland, Vlaanderen, Bulgarije, Denemarken. Hekkensluiters zijn Koeweit,
Marokko en Zuid-Afrika.
In PIRLS zijn vier leesniveaus gedefinieerd: gevorderd, hoog, midden,
laag. Nederland heeft weinig leerlingen die excelleren maar heeft ook weinig
zwakke lezers. Zes procent van de Nederlands leerlingen haalt het gevorderde
niveau, 49% het hoge niveau, 91% het midden niveau en 99% het lage niveau. Met het percentage gevorderde lezers blijft Nederland
achter in vergelijking met de Top 10 landen. Ter illustratie, 10% van
de leerlingen in Zweden haalt het gevorderde leesniveau en bij de overige
Top 10 landen zit minimaal 14% van de leerlingen in het gevorderde
leesniveau.
Leerlingen besteden thuis minder tijd aan het lezen van verhalen of leesboeken
dan in 2001. Daarnaast reageert slechts 39% van de leerlingen positief
op de vraag of ze lezen leuk vinden. Zowel internationaal gezien als in Nederland
behalen de leerlingen die elke dag of bijna elke dag lezen de hoogste leesscores.
Ik betreur het dat de resultaten zijn gedaald. Taal en rekenen zijn cruciaal
voor een succesvolle schoolloopbaan en daarmee voor de kenniseconomie. In
de kwaliteitsagenda PO (31 293, nr. 1), die ik u rond deze tijd aanbied,
staan daarom deze basisvaardigheden centraal. Deze internationale vergelijking
van het begrijpend lezen benadrukt de urgentie. Aan het lezen zal bijzondere
aandacht worden gegeven. Daarbij zal gebruik worden gemaakt van succesvolle
interventies. Voor leesbevordering is een extra 1 miljoen euro beschikbaar,
waarmee gericht kan worden gewerkt aan de bevordering van het leesplezier.
Daarnaast is er extra aandacht voor talentontwikkeling. Dat dit nodig is blijkt
ook weer uit dit onderzoek: het zijn de hoogstpresterende meisjes die nu lager
scoren. Ook de taalontwikkeling van onze allochtone leerlingen heeft onze
aandacht (VVE, taalpilots, schakelklassen).
Dit onderzoek geeft voor mij aan dat we met de kwaliteitsagenda op de
goede weg zitten: focus op taal en rekenen. In de volgende editie van PIRLS
zijn we wat mij betreft vanuit de subtop weer terug in de top.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. A. M. Dijksma