Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 januari 2014
De leden van de vaste Kamercommissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap hebben
gevraagd om de stand van zaken van de versoepeling van de regels voor het vormen van
een samenwerkingsschool.1 Tijdens de begrotingsbehandeling heb ik toegezegd om uw Kamer in april 2014 mijn
integrale uitwerking van alle maatregelen rondom leerlingendaling te sturen. Vooruitlopend
op deze brief, beantwoord ik de vraag van de vaste Kamercommissie van OCW.
In de beleidsvisie leerlingendaling is aangekondigd dat de regels voor het vormen
van een samenwerkingsschool versoepeld worden.2 Een samenwerkingsschool ontstaat uit een fusie tussen een openbare en een bijzondere
school (bijvoorbeeld een katholieke of protestants-christelijke). Na de fusie wordt
in deze school zowel openbaar als bijzonder onderwijs aangeboden. Juist in gebieden
met leerlingendaling is het van belang dat schoolbesturen die dat willen op deze manier
kunnen samenwerken, om daarmee de diversiteit en kwaliteit van het onderwijsaanbod
te borgen.
Om de regels rondom de samenwerkingsschool te versoepelen, is een aantal stappen gezet.
Scholen en schoolbesturen zijn gevraagd naar de belemmeringen en wensen voor het vormen
van samenwerkingsscholen. Zij benoemen verschillende belemmeringen en wensen. Zo kunnen
openbare besturen en samenwerkingsbesturen nu geen samenwerkingsscholen in stand houden.
Bovendien stelt de huidige wetgeving aan bijzondere schoolbesturen zulke strikte voorwaarden
om een samenwerkingsschool in stand te houden, dat zij daar meestal van afzien. Daarnaast
zijn er openbare en bijzondere besturen die samen de verantwoordelijkheid voor één
of meer samenwerkingsscholen willen dragen, door hiervoor een gezamenlijk bestuur
op te richten. Dat is nu niet mogelijk.
Tot slot vinden scholen en schoolbesturen de eis van dreigende opheffing in dunbevolkte
gebieden te strikt.
Zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer, maar ook de Raad van State en de Onderwijsraad,
hebben zich diverse malen gebogen over de fusie tussen een openbare en een bijzondere
school. Gezien deze achtergrond en de complexiteit van de wetgeving, is het Centrum
voor Onderwijsrecht verzocht de juridische mogelijkheden die artikel 23 van de Grondwet
biedt voor het vereenvoudigen van de wetgeving in kaart te brengen. Dit advies wordt
verwacht in februari 2014. Op basis van dit advies volgt in de uitwerkingsbrief van
april 2014 een voorstel voor de aanpassing van de regels rondom de samenwerkingsschool.
De nieuwe wetgeving kan op zijn vroegst per 1 augustus 2016 van kracht worden.
De vereenvoudiging van de regelgeving voor het vormen van een samenwerkingsschool
maakt deel uit van een breder pakket aan maatregelen. Bij de verdere uitwerking van
de bekostigingsmaatregel worden de moties Ypma/Straus en Voordewind/Rog/Bisschop meegenomen.3 Schoolbesturen nemen nu soms een afwachtende houding aan als het gaat om samenwerking,
omdat zij onzeker zijn over de toekomst van de kleinescholentoeslag. De kleinescholen-toeslag
wordt teruggeven aan de schoolbesturen. Bij de teruggave van de kleinescholentoeslag
wordt de hoogte van het nieuwe budget bepaald aan de hand van de peildatum 1 augustus
2013. Nu starten met regionale samenwerking om de gevolgen van leerlingendaling aan
te pakken, leidt daarom niet tot nadeel in de toekomst. Het is dus niet nodig om een
afwachtende houding aan te nemen.
De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
S. Dekker