31 293 Primair Onderwijs

Nr. 139 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 13 april 2012

I. Inleiding

Hierbij ontvangt u het evaluatierapport van de pilots die zijn uitgevoerd in het kader van de segregatieproblematiek in het basisonderwijs1. De pilots zijn geïnitieerd door het vorige kabinet en zijn een uitvloeisel van het toenmalige Regeerakkoord waarin was afgesproken de segregatie in het basisonderwijs tegen te gaan. Het doel van de pilots was na te gaan welke instrumenten op lokaal niveau bruikbaar zijn om het aantal gemengde scholen te bevorderen. Hieronder treft u de belangrijkste conclusies van het onderzoek aan, waarna ik mijn reactie geef.

II. Evaluatie-uitkomsten

In het rapport wordt aangegeven dat de mogelijkheden die gemeenten hebben om segregatie tegen te gaan beperkt zijn. Schoolbesturen onderschrijven het belang van gemengde scholen, maar zijn vaak huiverig om vergaande afspraken te maken. Ze tornen niet graag aan de keuzevrijheid van ouders en zien de bemoeienis van gemeenten als een inbreuk op hun autonomie.

De keuze voor het bevorderen van gemengde scholen wordt vooral ingegeven door integratie en gelijke kansenmotieven. Vaak bestaan hierover binnen de gemeenten echter verschillende visies. Een actieve trekkersrol van de gemeente blijkt belangrijk om tot activiteiten met de schoolbesturen te komen.

Uit het onderzoek blijkt dat door gemeenten verschillende instrumenten zijn ingezet. De belangrijkste zijn: een centraal aanmeldsysteem voor leerlingen, informatievoorziening voor ouders, het ondersteunen van ouderinitiatieven en het bevorderen van vriendschapsscholen.

Centraal aanmeldsysteem

In drie gemeenten is een vorm van een centraal aanmeldsysteem ingevoerd. In deze gemeenten worden voorrangsregels gehanteerd bij toewijzing van kinderen aan de school van voorkeur. Dit heeft dit er toe geleid dat meer kinderen in de eigen wijk naar school gaan. Verder biedt het systeem meer transparantie voor scholen, ouders en gemeente over termijnen van plaatsing en capaciteit. Ouders hebben te maken met gelijke randvoorwaarden voor aanmelding van kinderen op school. Het is echter niet duidelijk of een centraal aanmeldsysteem ook leidt tot meer menging op de scholen binnen de wijken. Ook binnen de wijk blijken ouders met verschillende achtergrond verschillende voorkeuren te hebben.

Informatievoorziening voor ouders en scholentochten.

Het verbeteren van de informatievoorziening over schoolkeuzen was een belangrijk onderdeel van de pilots. Een veel gebruikte vorm daarbij was het organiseren van zogenoemde scholentochten. Deze worden georganiseerd in gemengde wijken waar de scholen geen afspiegeling vormen van de bevolking. Hierdoor komen ouders ook scholen binnen die ze anders niet bezocht zouden hebben.

Vooral hoogopgeleide ouders die in een gemengde wijk wonen, voelen zich aangesproken. In gemengde wijken met laagopgeleide ouders blijkt minder belangstelling te bestaan.

De bijdrage van scholentochten aan het tegengaan van segregatie is volgens de onderzoekers bescheiden, maar wel aanwezig. Het biedt scholen die anders niet worden gezien, de kans zich positief te presenteren.

Ouderinitiatieven

Bij een ouderinitiatief besluit een groep ouders samen hun kinderen aan te melden voor een school in de buurt, die wat samenstelling betreft afwijkt van hun eigen achtergrond.

In tien gemeenten zijn activiteiten ontwikkeld om ouderinitiatieven te stimuleren.

Ouderinitiatieven zijn volgens het onderzoek een werkbaar instrument om te komen tot meer menging in de school. Er is de meeste kans van slagen als er instroom is van hoogopgeleide ouders in de wijk en de school openstaat voor het initiatief.

Vriendschapsscholen

Een instrument van een andere orde zijn de vriendschapsscholen. Hierbij vindt geen menging op een school plaats, maar worden leerlingen met verschillende achtergrond uit gesegregeerde wijken in de vorm van allerlei activiteiten met elkaar in contact gebracht. In vijf gemeenten is ingezet op vriendschapsscholen. Het is volgens de onderzoekers de vraag of vriendschapsscholen bijdragen aan meer ontmoeting en begrip. Gemeenten zijn er tijdens de pilotperiode nog niet in geslaagd om daarvoor harde criteria te ontwikkelen.

Kwantitatieve opbrengsten

De kwantitatieve opbrengsten van de pilots blijken lastig in kaart te brengen. In de meeste gemeenten zijn er slechts kleine verschuivingen te zien tussen de categorieën scholen met weinig en met veel leerlingen van niet-westerse herkomst. In negen van de twaalf pilotgemeenten is wel een indicatie gevonden van een meer gemengde instroom op concentratiescholen. Er wordt door de onderzoekers benadrukt dat het om een indicatie gaat. Een complicerende factor is dat de registratiemethode van de achtergrondkenmerken van leerlingen op scholen bij de beginmeting en de eindmeting van elkaar verschillen. Op dit moment kunnen geen harde conclusies worden getrokken over de effecten van de pilots en kunnen geen verbanden worden gelegd tussen veranderingen in de samenstelling van scholen en het gevoerde beleid in de pilots. De instroom is van veel meer factoren afhankelijk. Voor een goede effectmeting zouden gegevens over meerdere jaren nodig zijn.

Tot slot wordt in het rapport een aantal aanbevelingen gedaan voor gemeenten (en scholen) die het beleid om segregatie te verminderen verder willen ontwikkelen. In de onderstaande beleidsreactie wordt daarop ingegaan.

III. Beleidsreactie

Het evaluatieonderzoek geeft een goed beeld van instrumenten die zijn ontwikkeld in de 12 pilotgemeenten en de inspanning die het kost om tot meer gemengde scholen te komen. De algemene conclusie is dat het effect van de verschillende instrumenten bescheiden is. De maatregelen die op lokaal niveau zijn genomen dragen maar in zeer beperkte mate bij aan het tegengaan van segregatie op basisscholen.

Zoals ik al meerdere malen heb aangegeven wil ik het tegengaan van segregatie niet van bovenaf opleggen. De samenstelling van scholen is in hoge mate het resultaat van de samenstelling van wijken en buurten en de keuzes die ouders maken. In mijn visie moet iedere school een goede school zijn, ongeacht de samenstelling daarvan. Het inzetten op kwaliteitsverbetering door meer aandacht voor taal en rekenen en opbrengstgericht werken dragen daaraan bij. Scholen met relatief veel achterstandsleerlingen ontvangen extra middelen in de vorm van de gewichtenregeling en men kan gebruik maken van verlenging van de leertijd door bijvoorbeeld schakelklassen en zomer-/weekendscholen in te richten. Ook de maatregelen die in het kader van voor- en vroegschoolse educatie zijn genomen dragen bij aan het verminderen van onderwijsachterstanden. Op den duur zal een verhoging van de onderwijsopbrengsten bijdragen aan de maatschappelijke kansen van minderheden. Dit zal een positief effect hebben op hun integratie.

Ik heb uw Kamer toegezegd om na de evaluatie van de pilots een reactie te geven op motie 32 123 nr. 39 van het lid Dijsselbloem waarin de regering wordt verzocht om – lerende van de lokale aanpak – wetgeving bij de Kamer in te dienen teneinde segregatie in het basisonderwijs tegen te gaan.

De resultaten van de pilots zijn geen aanleiding om mijn hierboven vermelde visie te wijzigen en ik zal dan ook de gevraagde wetgeving niet dienen.

Tijdens het spoeddebat over integratie en segregatie in het onderwijs op 10 maart 2011 is gevraagd om de resultaten van de pilots aan gemeenten en schoolbesturen ter beschikking te stellen. Uiteraard ben ik daar graag toe bereid. Daarnaast geeft het rapport een aantal nuttige aanbevelingen, ook die zal ik onder de aandacht brengen van gemeenten. Gemeenten en schoolbesturen kunnen gebruik maken van de ontwikkelde instrumenten. Ik zal deze ter beschikking stellen aan o.a. de PO-raad en aan de VNG. De instrumenten zullen eveneens beschikbaar komen via de website: www. kenniscentrumgemengdescholen.eu

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven