31 293 Primair Onderwijs

31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 134 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 1 februari 2012

Op 8 september verzocht de vaste commissie van uw Kamer voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap mij om een quick scan/evaluatie inzake de Vliegende Brigade voor zeer zwakke scholen in het primair en voorgezet onderwijs. Met deze brief voldoe ik aan het verzoek van de commissie. Daarbij wil ik opmerken dat er in het voortgezet onderwijs geen sprake is van een Vliegende Brigade, maar van een Taskforce Zeer Zwakke Scholen. De werkzaamheden van deze Taskforce zijn overigens wel vergelijkbaar met die van de vliegende brigade in het primair onderwijs.

Proces

De Vliegende Brigade heeft tot doel om zeer zwakke scholen in het basis- en speciaal onderwijs te ondersteunen bij het verbeteren van het onderwijsproces. Tot de doelgroep van de Vliegende Brigade behoorden alle 107 scholen die in de periode tussen 1 maart 2009 en 1 augustus 2011 het oordeel «zeer zwak» kregen. De einddatum van deze periode valt samen met het aflopen van de eerste fase van de Vliegende Brigade, die na 1 augustus 2011 is ondergebracht bij de PO-Raad (zie ook pagina 3 van deze brief).

Alle besturen van zeer zwakke scholen zijn benaderd met de vraag of zij van het aanbod van de Vliegende Brigade gebruik wilden maken. In totaal hebben 76 scholen gebruik gemaakt van het aanbod. De scholen die geen gebruik maakten van het aanbod waren veelal scholen die ten tijde van het starten van de Vliegende Brigade, in het voorjaar van 2010, al geruime tijd bezig waren met het verbetertraject. Deze scholen hadden in veel gevallen al andere vormen van (externe) ondersteuning geregeld.

De scholen die wel gebruik maken van het aanbod kunnen een beroep doen op ondersteuning van een ervaren onderwijsadviseur. Deze «vliegenier» werkt aan de hand van modules, die aansluiten bij onderdelen van het toezichtkader van de inspectie. Door de modules in te zetten op de aspecten van onderwijskwaliteit die de inspectie als onvoldoende heeft beoordeeld, sluit het werk van de vliegeniers naadloos aan bij de kwaliteitsproblemen van de scholen. De vliegeniers krijgen 100 uur tot hun beschikking om de school te helpen om het onderwijsproces op orde te krijgen. Van de zes beschikbare modules worden de modules «didactisch handelen» en «leerlingvolgsystemen en zorgstructuur» het vaakst ingezet.

In aanvulling op de activiteiten van het Steunpunt (Zeer) Zwakke Scholen biedt de VO-raad sinds medio 2010 alle zeer zwakke scholen in het voortgezet onderwijs directe en actieve ondersteuning aan bij hun verbetertraject via de Taskforce Zeer Zwakke Scholen. Het ondersteuningsaanbod van de Taskforce bestaat uit begeleiding van een procesbegeleider, indien gewenst aangevuld met één of meerdere audits.

Gezien de uiteenlopende problematiek op de zeer zwakke afdelingen in het voortgezet onderwijs ligt de nadruk op maatwerk. De vorm van de ondersteuning van de procesbegeleider kan daarom bestaan uit interim management, aanvullend/verdiepend onderzoek of hulp bij de verbetering van een specifiek aspect. De audits worden uitgevoerd door een auditteam, bestaande uit externe deskundigen en peer-auditors.

De Taskforce heeft de afgelopen periode alle zeer zwakke scholen actief benaderd met het ondersteuningsaanbod. Ten aanzien van de procesbegeleiding was het aanbod vooral interessant voor scholen waarbij de zeer zwakke status nog relatief vers was. Andere zeer zwakke scholen hadden hun verbetertraject vaak al zelf, of met de nodige (externe) ondersteuning vorm gegeven. De audits kunnen gedurende het hele verbetertraject zinvolle informatie opleveren en blijken ook interessant voor zwakke scholen.

Resultaten

Op 1 september 2011 was het hulptraject van de Vliegende Brigade op 35 van de 76 deelnemende scholen afgerond. Het merendeel van die scholen (32) zijn scholen voor (speciaal) basisonderwijs. Daarvan zijn 28 scholen niet langer zeer zwak, een percentage van 88%. Van deze 28 scholen zijn er 12 nog zwak, de overige 14 scholen vallen onder het basistoezicht. De andere drie scholen waar de hulp is afgerond zijn scholen voor (voortgezet) speciaal onderwijs. Deze scholen zijn – ook na het werk van de vliegeniers – nog steeds «zeer zwak». De ervaring van de vliegeniers is dat de problematiek op deze scholen aanmerkelijk gecompliceerder is dan bij scholen voor (speciaal) basisonderwijs. Daarnaast zijn er nog zes scholen waarvan het verbetertraject nog loopt, maar die toch al niet langer «zeer zwak» zijn. De aantallen scholen zijn nog te klein om met zekerheid te kunnen stellen dat de verbetertermijn van zeer zwakke scholen die geholpen worden door de Vliegende Brigade korter is dan die van scholen die geen hulp inriepen. De eerste resultaten wijzen wel op een positieve beantwoording van deze vraag.

Kortom: op basis van deze gegevens kunnen we spreken van een succesvolle interventie. De Vliegende Brigade heeft bijgedragen aan het reduceren van het aantal zeer zwakke scholen in het basisonderwijs. En dat is een compliment waard, aan de scholen, maar zeker ook aan de vliegeniers.

Bij aanvang van de werkzaamheden van de Taskforce Zeer Zwakke Scholen waren er 31 zeer zwakke afdelingen in het voortgezet onderwijs. Sinds medio 2010 heeft de Taskforce op 18 zeer zwakke afdelingen procesbegeleiders ingezet. Op 14 van deze 18 afdelingen heeft daarnaast één of meerdere audits plaatsgevonden. Van de 18 begeleidingstrajecten die de Taskforce heeft ondersteund zijn er inmiddels zeven afgerond. En met succes, want deze zeven scholen zijn inmiddels niet langer zeer zwak. In een aantal gevallen zijn deze scholen zelfs van zeer zwak naar voldoende gegaan.

De inzet van de Taskforce Zeer Zwakke Scholen lijkt dus ook in het voortgezet onderwijs een succesvolle interventie te zijn. Het aantal zeer zwakke afdelingen in deze sector is gedurende de looptijd van de Taskforce verder gedaald met maar liefst 20%.

Evaluatie

De feitelijke evaluatie van de afgeronde trajecten van de Vliegende Brigade is nog maar net gestart: bij 14 scholen is inmiddels een evaluatie uitgevoerd. Hoewel het nog te vroeg is om harde conclusies te trekken zijn de eerst impressies als volgt samen te vatten:

  • Het oordeel «zeer zwak» van de inspectie komt veelal als een verrassing en leidt in eerste instantie tot weerstand bij de scholen. Vervolgens komt in nagenoeg alle gevallen voldoende energie los om het verbetertraject met verve op te pakken.

  • De Vliegende Brigade is bijna altijd een onderdeel van een bredere aanpak van het schoolbestuur.

  • De problematiek bij zeer zwakke scholen is zeer divers. De intensiteit en de focus van de hulp van de vliegeniers wordt op de specifieke problematiek van de zeer zwakke school afgestemd. Daardoor is er in alle gevallen sprake van maatwerk.

  • De vliegeniers constateren dat de rol van de directeur cruciaal is in het verbeterproces.

  • De borging van de resultaten van de inspanningen van de school en de Vliegende Brigade vraagt aandacht. In alle gevallen zijn de (nieuwe) afspraken over het onderwijsproces voldoende op papier gezet, maar het bewaken van de afspraken door de directie is een aandachtspunt. Dat geldt zeker in die gevallen waar een interim-directeur het verbetertraject heeft begeleid en de school weer verlaat.

  • De waardering van scholen van de inzet van de Vliegende Brigade is unaniem. De vliegeniers worden gezien als deskundige mensen, die effectief te werk gaan.

In het najaar van 2012 zal de definitieve evaluatie van de eerste periode van de Vliegende Brigade worden afgerond. Ik zal het rapport daarvan aan uw Kamer doen toekomen.

Zoals ik eerder heb aangegeven op vragen van het lid Çelik (Aanhangsel Handelingen II 2011/12, nr. 144) is de Vliegende Brigade sinds 1 augustus 2011 ondergebracht bij het programma «Goed Worden, Goed Blijven» van de PO-Raad. Daarbij is gewaarborgd dat de expertise die de afgelopen periode is opgebouwd beschikbaar blijft. De Vliegende Brigade zal daardoor blijven bijdragen aan de verbetering van de onderwijskwaliteit op zeer zwakke scholen.

Ook het ondersteuningsaanbod van de Taskforce Zeer Zwakke Scholen zal tussentijds worden geëvalueerd. Het evaluatieonderzoek, in opdracht van de VO-raad, bevindt zich inmiddels in de afrondende fase. Veel (zo niet alle) van de impressies zoals die in het primair onderwijs naar voren komen zijn ook zichtbaar in het voortgezet onderwijs. Naar verwachting zal het tussentijdse evaluatieonderzoek op korte termijn worden afgerond zodat ik het binnenkort aan u toe kan zenden. De resultaten van de evaluatie zullen worden gebruikt om de inzet van de procesbegeleiding en de audits nog verder te verbeteren.

In het kader van de preventie heb ik de VO-raad gevraagd het ondersteuningsaanbod van de Taskforce vanaf 2012 ook aan zwakke afdelingen/scholen aan te bieden. Zo kan ook deze groep scholen profiteren van de kennis en ervaring zoals die is en wordt opgedaan bij de Taskforce.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Naar boven