31 290 XI
Wijziging van de begrotingsstaten van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (XI) voor het jaar 2007 (Wijziging samenhangende met de Najaarsnota)

nr. 3
VERSLAG HOUDENDE EEN LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 13 december 2007

De vaste commissie voor Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer1, belast met het voorbereidend onderzoek van dit wetsvoorstel, heeft de eer verslag uit te brengen in de vorm van een lijst van vragen met de daarop gegeven antwoorden.

Met de vaststelling van het verslag acht de commissie de openbare behandeling van het wetsvoorstel voldoende voorbereid.

De voorzitter van de commissie,

Koopmans

De griffier van de commissie

Van der Leeden

1

Waarom komen de werkelijke uitgaven huurtoeslag weer ver uit boven de ramingen? Heeft dit te maken met hogere huurprijzen dan verwacht? Heeft dit te maken met de ontwikkeling van het gezinsinkomen? Welke maatregelen zijn genomen om tot een accurate prognose te komen in de toekomst?

Het is niet bekend waarom de werkelijke uitgaven huurtoeslag weer ver uitkomen boven de ramingen. Voor analyse ter verklaring van deze overschrijding is nadere beleidsinformatie van de Belastingdienst/Toeslagen nodig. Deze beleidsinformatie zal naar verwachting begin volgend jaar beschikbaar komen. Als op basis van deze beleidsinformatie de oorzaken van de huidige overschrijdingen bekend zijn, zullen de ramingen daarop worden aangepast.

2

Heeft het achterblijven van het aantal leningen voor inburgering te maken met de moeilijke start van de op de Wet inburgering gebaseerde inburgeringscursussen? Zijn de effecten van het Deltaplan inburgering in de nieuwe raming meegenomen? Zo ja, op welke wijze en met welk gevolg? Zijn er structurele oorzaken waardoor dit bedrag naar beneden kan worden bijgesteld? Zo ja, welke zijn dat?

Zoals bekend is het nieuwe inburgeringsstelsel later op gang gekomen. Daarbij is ook het aantal leningen achtergebleven bij de verwachtingen. Bovendien is in het Deltaplan inburgering een wetswijziging aangekondigd, die met terugwerkende kracht vanaf 1 november 2007 wordt ingevoerd. Uitgangspunt bij deze wetswijziging is dat een gemeente een door de gemeente gefinancierd aanbod kan doen aan iedere inburgeringsplichtige en aan mensen over wie de gemeente van mening is dat er sprake is van een inburgeringsachterstand.

Als gevolg van het bovenstaande hebben veel minder mensen dan oorspronkelijk geraamd een lening aangevraagd. Daarom is bij 2e suppletore wet de raming voor 2007 naar beneden bijgesteld.

3

Welk doel beoogd u met de nieuwe subsidie van € 3 miljoen aan de Woonbond? Hoe meet u of dit doel gehaald wordt?

De in de 2e suppletore begroting 2007 vermelde bijdrage aan de Woonbond van «3 x ongeveer € 1 mln.» betreft de meerjarige toezegging van een jaarlijkse bijdrage van € 987 880. Er is geen sprake van een nieuwe subsidie, maar van het continueren van de financiële steun aan de Woonbond als vertegenwoordiger en belangenbehartiger van de huurders(organisaties).

In de 2e suppletore begroting is de verplichtingenraming 2007 verhoogd, omdat in de raming geen rekening was gehouden met het aangaan van een meerjarige verplichting. Als gevolg hiervan zal de verplichtingenraming voor 2008 en 2009 met bijna € 1 mln. worden verlaagd.

De Woonbond zal op de gebruikelijke wijze via een jaarverslag verantwoording afleggen over de besteding van deze jaarlijkse bijdrage.

4

Ten aanzien van het Budget Locatiesubsidie (BLS-budget) is er wederom een onderschrijding van de woningbouwproductie. Om welke regio’s en welke aantallen gaat het precies?

In 2007 is BLS-budget toegekend op basis van de woningbouwproduktie van 2006. De productiecijfers zijn ontleend aan het CBS. Waar minder isgepresteerd dan de afgesproken aantallen is ook overeenkomstig minder budget toegekend.

Voor de volledigheid zijn in onderstaande tabel zowel de regio’s met onderschrijding als die met meer produktie dan afgesproken weergegeven. Per saldo zijn landelijk 10 334 minder woningen minder gerealiseerd dan is afgesproken.

Regio2006
 afspraakproductieverschil
Groningen-Assen3 0002 019– 981
Stadsregio Leeuwarden1 000935– 65
Emmen740339– 401
Twente1 9502 661+ 711
Knooppunt Arnhem Nijmegen (KAN)5 5003 581– 1 919
Zwolle-Kampen1 2741 879+ 605
Stedendriehoek1 9101 657– 253
Bestuur Regio Utrecht (BRU)5 4003 613– 1 787
Stadsregio Amsterdam8 0008 760+ 760
Haaglanden6 8005 961– 839
Stadsregio Rotterdam7 6006 480– 1 120
Stadsgewest Amersfoort2 1001 260– 840
Noord-Holland overig5 2003 707– 1 493
Holland Rijnland2 7051 698– 1 007
Drechtsteden1 500712– 788
Flevoland (Almere, Lelystad)2 6201 549– 1 071
Samenwerkingsverband Regio Eindhoven (SRE)4 8203 927– 893
Regio Zeeland875864– 11
Noord-Brabant overig4 0004 383+ 383
Stedelijke regio’s Limburg1 6622 337+ 675
Totaal68 65658 322– 10 334

5

Welke maatregelen heeft u getroffen om te hoge huurtoeslagen vooraf en daarmee ook terugvordering achteraf te vermijden? Bent u van plan nog maatregelen ter verbetering te treffen? In hoeverre zijn teveel verstrekte huurtoeslagen problematisch invorderbaar?

De systematiek van de AWIR betekent dat er voorschotverstrekking plaatsvindt op basis van de gegevens die door de aanvrager zijn opgegeven. Om eventuele onjuistheden daarin, als gevolg waarvan een onjuiste toeslag kan worden uitgekeerd, te onderkennen zijn een aantal maatregelen getroffen:

• Toeslaggerechtigden die voor 2006 een veel lager inkomen opgaven dan voor 2005, zijn aangeschreven met het verzoek om te controleren of een correctie nodig is.

• Bij toeslaggerechtigden waarvan gebleken was dat zij geen recht hadden in verband met hun verblijfstatus is de toeslag ambtshalve gestopt.

• In de beschikking voor het definitief vaststellen over het jaar 2006 wordt expliciet verzocht aan toeslaggerechtigden om hun grondslagen te controleren en te kijken of voor komende jaren een correctie nodig is.

Tot op heden is niet gebleken dat teveel verstrekte toeslagen problematisch invorderbaar zijn.

6

Evenals in de 1e suppletore begroting zijn de ramingen van de uitgaven aan huurtoeslag naar boven bijgesteld, nu met € 195 miljoen. Dat brengt de totale bijstelling voor huurtoeslagen in 2007 tot nu toe op € 291,4 miljoen. Ook in 2006 was sprake van een overschrijding van de geraamde uitgaven voor huurtoeslagen. Over de oorzaken van deze overschrijdingen bestaat nog geen helderheid. Begin 2008 zou op basis van gegevens van de Belastingdienst een analyse mogelijk zijn.

U suggereert dat mogelijk te hoge toeslagen worden uitgekeerd die pas na het subsidiejaar kunnen worden teruggevorderd. In dit kader is het vermeldingswaardig dat de terugvorderingen over 2006 niet volgens plan verlopen en naar verwachting niet in 2007, maar in 2008 zullen plaatsvinden.

Welke maatregelen heeft u getroffen om te hoge toeslagen vooraf en daarmee ook terugvordering achteraf te vermijden? Bent u van plan nog maatregelen ter verbetering te treffen? In hoeverre ligt de oorzaak voor de vertragingen bij de terugvorderingen van teveel verstrekte huurtoeslagen bij problemen met de invorderbaarheid?

De systematiek van de AWIR betekent dat er voorschotverstrekking plaatsvindt op basis van de gegevens die door de aanvrager zijn opgegeven. Om eventuele onjuistheden daarin, als gevolg waarvan een onjuiste toeslag kan worden uitgekeerd, te onderkennen zijn een aantal maatregelen getroffen:

• Toeslaggerechtigden die voor 2006 een veel lager inkomen opgaven dan voor 2005, zijn aangeschreven met het verzoek om te controleren of een correctie nodig is.

• Bij toeslaggerechtigden waarvan gebleken was dat zij geen recht hadden in verband met hun verblijfstatus is de toeslag ambtshalve gestopt.

• In de beschikking voor het definitief vaststellen over het jaar 2006 wordt expliciet verzocht aan toeslaggerechtigden om hun grondslagen te controleren en te kijken of voor komende jaren een correctie nodig is.

De oorzaak voor de vertraging bij de terugvorderingen ligt niet bij problemen met de invorderbaarheid, maar bij de vertraging in het definitief toekennen zodat pas op een later moment duidelijkheid is over de in te stellen terugvorderingen.

7

Waarom worden het Centraal Justitieel Incasso Bureau (CJIB) en STV-advocaten voor € 7 ingehuurd bij de uitvoering van de huursubsidie? Hoe verhouden zich deze extra handhavingkosten tot de verwachte extra ontvangsten van slechts € 2,5 miljoen als gevolg van «stringent invorderingsbeleid»? Welke mogelijkheden ziet u om die twee posten meer met elkaar in balans te brengen?

Per juli 2005 is het grootste gedeelte van de medewerkers die zich bezighielden met de uitvoering van huursubsidie overgegaan naar de Belastingdienst Toeslagen. Een projectorganisatie is bij VROM achtergebleven om met inschakeling van ingehuurde krachten de restanten huursubsidie te behandelen. Deze projectorganisatie is gaandeweg verder afgebouwd, waarbij het uitbesteden van de in 2007 nog resterende taken een belangrijk onderdeel is.

Zo incasseert 1 juli 2007 het CJIB namens VROM teruggevorderde huursubsidie en behandelt het advocatenkantoor STV correspondentie, bezwaren en beroepen.

Bij de incasso door het CJIB gaat het om een bedrag van circa € 65 miljoen.

Omdat het vaak gaat om langlopende terugbetalingsregelingen is een meerjarige opdracht aan het CJIB verstrekt tot 31 december 2011. Het totale bedrag dat gemoeid is met de opdracht aan het CJIB, ad € 8,3 miljoen, bestaat uit eenmalige opstartkosten bij het CJIB (bouwen systeem, optuigen organisatie) en kosten voor feitelijke incasso-werkzaamheden tot 31 december 2011. De verhoging van het verplichtingenbudget met € 7 miljoen in de 2e suppletoire voor de opdracht aan het CJIB en advocatenkantoor STV was noodzakelijk om de meerjarige opdracht te kunnen verstrekken. In de begroting voor 2007 was hier geen rekening mee gehouden.

De kosten die verbonden zijn aan de opdracht aan het CJIB moeten gerelateerd worden aan het bovengenoemde bedrag aan teruggevorderde huursubsidie.

Het bedrag van € 2,5 miljoen dat in de 2e suppletoire begroting is opgenomen als ontvangsten ten gevolge van versnelde inning staat niet in relatie met de overname door het CJIB van de reguliere incassowerkzaamheden die voorheen door VROM werden verricht, maar zijn extra ontvangsten als resultaat van intensivering van de incassowerkzaamheden door VROM in de periode voor 1 jli 2007. Er is geen relatie tussen de opdracht aan het CJIB en deze extra ontvangsten. De extra ontvangsten in 2007 zullen overigens leiden tot lagere ontvangsten in latere jaren, omdat sprake is van een versnelling van ontvangsten.

Daarnaast is een deel van de nog bij VROM resterende uitvoeringstaken sinds juli 2007 met een meerjarige opdracht uitbesteed aan het advocatenkantoor STV; dit kantoor behandelt correspondentie en bezwaarschriften aangaande huursubsidie, en vertegenwoordigt VROM bij huursubsidie-beroepszaken.

Net als voor de incassowerkzaamheden geldt dat het uitbesteden van deze werkzaamheden naar een gespecialiseerde organisatie, gezien de afnemende omvang van de werkzaamheden, efficiënter is dan het in stand houden van een eigen uitvoeringsorganisatie huursubsidie bij VROM.

8

Wordt bij burgers die teveel huurtoeslag hebben ontvangen, maar die in de toekomst wel recht zullen blijven houden op enige huurtoeslag, het onterecht uitgekeerde bedrag verrekend met toekomstige uitbetalingen? Of wordt ook hier handhavend opgetreden door CJIB en/of deurwaarders? Indien dat laatste het geval is, waarom heeft un niet voor de eerste mogelijkheid gekozen?

Toeslaggerechtigden die een bedrag moeten terugbetalen krijgen een brief met daarin de mogelijkheid om te kiezen tussen zelf betalen of verrekenen. Als zij kiezen voor zelf betalen dan krijgen zij een betalingsregeling aangeboden. Zijn toeslaggerechtigden niet in staat om aan de betalingsregeling te voldoen, dan wordt met hen een betalingsregeling op maat afgesproken. Pas in uiterste instantie, als toeslaggerechtigden hun betalingsafspraken niet nakomen, wordt het middel van dwanginvordering toegepast.

9

Tot wanneer wordt vanuit de aanvullende post op de begroting van het ministerie van Financiën gecompenseerd voor de wegvallende middelen uit de betaalbaarheidsheffing huurwoningen?

Welke gevolgen heeft het wegvallen van de omvangrijke middelen uit de betaalbaarheidsheffing huurwoningen voor uw doelstellingen en instrumenten.?

Zie antwoord vraag 10.

10

Tot wanneer wordt vanuit de aanvullende post op de Financiënbegroting gecompenseerd voor de wegvallende middelen uit de betaalbaarheidsheffing huurwoningen? Welke gevolgen heeft het wegvallen van deze substantiële middelen voor de doelstellingen en instrumenten van VROM?

De reservering op de aanvullende post van Financiën voor de wegvallende middelen uit de betaalbaarheidsheffing huurwoningen is structureel.

De betaalbaarheidsheffing huurwoningen betreft een wetsvoorstel dat een bijdrage wilde vragen aan verhuurders van huurwoningen, uit welke middelen onder meer hogere uitgaven voor de verstrekking van huurtoeslagen konden worden gefinancierd. Door het niet doorzetten van voorstellen inzake het huurprijsbeleid, treden ook de laatstgenoemde uitgaveneffecten niet op. Voor de doelstellingen en instrumenten van VROM heeft het naar verwachting intrekken van het wetsvoorstel Interimwet betaalbaarheidsheffing huurwoningen in beginsel dus geen gevolgen.

11

Wat is de reden dat minder uitgaven worden gedaan voor FES/ICES-Kis. Betreft dit een meevaller?

Zie antwoord vraag 12.

12

Voor het project Klimaat voor Ruimte wordt € 5,3 miljoen doorgeschoven naar 2008.

Wat zijn de oorzaken voor de bijstelling voor het project Klimaat voor Ruimte? Wat zijn de gevolgen van de bijstelling voor het project Klimaat voor Ruimte op de beleidsdoelstellingen?

Deze vraag betreft de FES/ICES-Kis middelen uit vraag 11.

Het doorschuiven van € 5,3 miljoen naar 2008 voor het project Klimaat voor Ruimte is het gevolg van het uitvoeren van het project over een langere periode (einddatum 31-12-2009 werd 31-12-2011). De beleidsdoelstellingen blijven gelijk.

13

Waarom wordt de € 2,1 miljoen die jaarlijks wordt overgeboekt naar het ministerie van OCW inzake de bijdrage Belvédère niet structureel op de begroting opgenomen, maar via de 2e suppletore begroting geregeld?

In de Nota Ruimte is het Actieprogramma Ruimte en Cultuur aangekondigd waarmee VROM ambities op het terrein van cultuur en cultuurhistorie stimuleert. Het VROM beleid wordt vormgegeven door een jaarlijks beschikbaar te stellen budget aan OCW. VROM en OC&W bepalen samen de besteding van de beschikbare VROM-Belvédère middelen die daarna feitelijk beschikbaar worden gesteld.

14

Op stedelijke gebieden wordt € 200 miljoen minder uitgegeven. Wat is hiervan de reden? Hoe wordt gezorgd dat deze middelen wel voor dit doel beschikbaar blijven én worden uitgegeven.

De mindere uitgaven op stedelijke gebieden van € 200 miljoen betreffen diverse Nieuwe Sleutel Projecten en diverse projecten van het programma Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK).

Deze projecten zijn om diverse redenen vertraagd. De middelen die in 2007 niet tot besteding zijn gekomen worden weer beschikbaar gesteld in 2008.

15

Hoe kan het dat vertragingen van CDM niet ten koste gaan van het halen van de Kyoto-doelstellingen? Is er zicht op dat m.b.t. de CDM-projecten een «inhaalslag» gemaakt zal worden.

De vertragingen bij CDM hebben alleen gevolgen voor de kasuitgaven en niet voor de verplichtingen en gaan daarmee ook niet ten koste van het halen van de Kyoto-doelstellingen en hoeft er ook geen «inhaalslag» gemaakt te worden.

16

Voor klimaatdoelstellingen wordt het budget met een derde verlaagd van € 75 miljoen naar € 50 miljoen. Waarom? Waarom worden deze middelen pas ingezet in 2012 en niet in deze kabinetsperiode?

De verlaging van het kasbudget met € 25 miljoen wordt voornamelijk veroorzaakt, doordat in tegenstelling tot de verwachting aan het begin van dit jaar nog niet alle koopcontracten zijn getekend en ook nog niet als CDM-project zijn geregistreerd, waardoor betalingen ter hoogte van € 20 mln later dan verwacht worden verricht.

Het toevoegen van de € 20 miljoen aan het jaar 2012 is gebaseerd op de (verwachte) leveringsschema’s van de gecontracteerde en te contracteren CDM-projecten.

17

Wat zijn de oorzaken van de uitvallende en vertraagde CDM-projecten? Welke hoeveelheden en emissiereductie-eenheden zijn gemoeid met respectievelijk de uitvallende en vertraagde CDM-projecten? Hoe vangt u de uitvallende en vertraagde CDM-projecten op, zodat deze geen gevolgen hebben voor de Kyoto-doelstelling?

De uitval wordt veroorzaakt doordat bijvoorbeeld projecten waarop werd gerekend geen doorgang vinden, omdat onderhandelingen niet succesvol kunnen worden afgerond. Vervolgens moet worden gezocht naar nieuwe projecten, met als resultaat dat koopcontracten later dan gepland kunnen worden getekend.

Vertragingen bij de CDM-projecten doen zich allereerst voor bij het sluiten van de koopcontracten, doordat door de gewijzigde marktomstandigheden (meer concurrentie en stijgende prijzen) de onderhandelingen lastiger zijn en langer duren. Teneinde deze onzekerheid en mogelijke negatieve financiële consequenties (a.g.v. mogelijke verdere prijsstijgingen) te mitigeren, zullen op korte termijn de aan de verschillende uitvoeringsorganisaties beschikbaar gestelde budgetten worden gerealloceerd. Hierdoor kunnen nog dit jaar zoveel mogelijk koopcontracten worden getekend en de voor CDM beschikbaar gestede financiële middelen zo effectief en efficient mogelijk worden ingezet.

Ten tweede doet zich de laatste maanden door de grote hoeveelheid aan potentiële CDM-projecten een capaciteitsknelpunt voor bij de onafhankelijke validatoren, die de projecten moeten valideren alvorens ze voor registratie ingediend kunnen worden. Op dit moment doen deze validatoren al het mogelijke om dit knelpunt zo snel mogelijk op te lossen.

Zoals in de «Evaluatie nota Klimaatbeleid 2005» (VROM, 2005, p. 68–70) en in het rapport van de Algemene rekenkamer «Europees handelssysteem voor CO2-emissierechten Implementatie in Nederland» (Kamerstukken II, 31 252, nrs. 1–2, blz. 47) is aangegeven wordt het totale risico van niet-levering voor CDM geschat op 10–20%. Dit risico wordt in eerste instantie gemitigeerd door voor 10% aan extra koopcontracten te sluiten. Daarnaast zal er een actief risicomanagement gevoerd worden, gericht op het daadwerkelijk geleverd krijgen van deze CERs. Een belangrijk deel van dit risicomanagement is uitbesteed aan de banken en andere organisaties die namens VROM de CDM contracten hebben gesloten en die op projectniveau moeten bewaken dat tijdig aan alle overeengekomen randvoorwaarden wordt voldaan. VROM voert periodiek overleg met de banken en andere organisaties en ziet vooral op portfolioniveau (op het niveau van uitvoeringsorganisatie en totaal voor CDM) daarop toe.

18

Bij het Clean Development Mechanism (CDM) wordt in 2007 € 20 miljoen niet benut, in verband met de vertraging en uitval van projecten. Het gaat hier om een fors deel (ca. 40%) van de totaal beschikbare middelen voor CDM in 2007.

Om soortgelijke redenen werd in 2006 ook al € 15 miljoen minder uitgegeven dan gepland. De middelen uit 2007 worden doorgeschoven naar 2012. U geeft aan dat deze schuif geen gevolgen heeft voor het behalen van de Kyoto-doelstelling.

Wat zijn de oorzaken van de uitvallende en vertraagde CDM-projecten? Welke hoeveelheden emissiereductie-eenheden zijn gemoeid met respectievelijk de uitvallende en vertraagde CDM-projecten? Hoe vangt u de uitvalllende en vertraagde CDM-projecten op, zodat deze geen gevolgen hebben voor de Kyoto-doelstelling?

Welke bijdrage leveren de ministers van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking aan de incidentele subsidies ter beperking van klimaatverandering?

De uitval wordt veroorzaakt doordat bijvoorbeeld projecten waarop werd gerekend geen doorgang vinden, omdat onderhandelingen niet succesvol kunnen worden afgerond. Vervolgens moet worden gezocht naar nieuwe projecten, met als resultaat dat koopcontracten later dan gepland kunnen worden getekend.

Vertragingen bij de CDM-projecten doen zich allereerst voor bij het sluiten van de koopcontracten, doordat door de gewijzigde marktomstandigheden (meer concurrentie en stijgende prijzen) de onderhandelingen lastiger zijn en langer duren. Teneinde deze onzekerheid en mogelijke negatieve financiële consequenties (a.g.v. mogelijke verdere prijsstijgingen) te mitigeren, zullen op korte termijn de aan de verschillende uitvoeringsorganisaties beschikbaar gestelde budgetten worden gerealloceerd. Hierdoor kunnen nog dit jaar zoveel mogelijk koopcontracten worden getekend en de voor CDM beschikbaar gestede financiële middelen zo effectief en efficient mogelijk worden ingezet.

Ten tweede doet zich de laatste maanden door de grote hoeveelheid aan potentiële CDM-projecten een capaciteitsknelpunt voor bij de onafhankelijke validatoren, die de projecten moeten valideren alvorens ze voor registratie ingediend kunnen worden. Op dit moment doen deze validatoren al het mogelijke om dit knelpunt zo snel mogelijk op te lossen.

Zoals in de «Evaluatie nota Klimaatbeleid 2005» (VROM, 2005, p. 68–70) en in het rapport van de Algemene rekenkamer «Europees handelssysteem voor CO2-emissierechten Implementatie in Nederland» (Kamerstukken II, 31 252, nrs. 1–2, blz. 47) is aangegeven wordt het totale risico van niet-levering voor CDM geschat op 10–20%. Dit risico wordt in eerste instantie gemitigeerd door voor 10% aan extra koopcontracten te sluiten. Daarnaast zal er een actief risicomanagement gevoerd worden, gericht op het daadwerkelijk geleverd krijgen van deze CERs. Een belangrijk deel van dit risicomanagement is uitbesteed aan de banken en andere organisaties die namens VROM de CDM contracten hebben gesloten en die op projectniveau moeten bewaken dat tijdig aan alle overeengekomen randvoorwaarden wordt voldaan. VROM voert periodiek overleg met de banken en andere organisaties en ziet vooral op portfolioniveau (op het niveau van uitvoeringsorganisatie en totaal voor CDM) daarop toe.

Het antwoord op het laatste gedeelte van vraag 18.

Bij navraag bij de ministeries van Buitenlandse Zaken en Ontwikkelingssamenwerking is gebleken dat er geen incidentele subsidies bij 2e suppletore begroting 2007 zijn opgevoerd.

19

Aan de begroting is € 150 mln. Verplichtingenruimte toegevoegd in verband met de 2e tranche FES-middelen ten behoeve van maatregelen op lokaal niveau ter verbetering van de luchtkwaliteit (NSL). Uitfinanciering vindt plaats in de volgende jaren.

Hoe zal de € 150 miljoen verplichtingenruimte FES-middelen voor Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit in de komende jaren worden uitgefinancierd? Welke doelstellingen verbindt u aan deze middelen?

Uitfinanciering van de € 150 miljoen zal naar huidig inzicht in het volgende tempo plaatsvinden:

2008:   40 miljoen

2009:   40 miljoen

2010:   40 miljoen

2011:   30 miljoen

De doelstellingen die aan deze middelen worden verbonden, zullen in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit worden opgenomen. De middelen zullen in 2008 worden verplicht en niet, zoals nog in de tweede suppletore begrotingswet was voorzien in 2007. Reden van deze vertraging is dat het tot stand brengen van de Wet luchtkwaliteit meer tijd heeft gevergd dan oorspronkelijk verwacht.

20

Het ministerie van VROM draagt gedurende 15 jaar bij aan het deelproject Bestaand Rotterdams Gebied. De toekenning geschiedt eenmalig. Daartoe wordt verplichtingenruimte uit de latere jaren naar 2007 geschoven. Het gaat hierbij om circa € 30 mln.

Hoe is de verplichtingenschuif voor het project Bestaand Rotterdams Gebied vanuit latere jaren naar 2007 precies vormgegeven? Welke doelstellingen verbindt u aan deze middelen?

De verplichting voor de Bestaand Rotterdams Gebied (BRG) projecten is in zijn totaliteit in 2007 aangegaan. Daarmee werd voor de periode tot en met 2020 een verplichting aangegaan. De oorspronkelijk voor de jaren 2008 tot en met 2020 beschikbare verplichtingenbedragen zijn hiervoor naar voren geschoven. Zo is dit technisch verwerkt.

Over de doelstellingen van de BRG projecten wordt twee keer per jaar aan de kamer gerapporteerd in het kader van de voortgangsrapportage Project Mainport Rotterdam (PMR); de BRG projecten maken hier onderdeel vanuit. De eerstvolgende rapportage komt uit in het voorjaar van 2008.

21

Hoe zal de € 150 miljoen verplichtingenruimte FES-middelen voor Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit in de komende jaren worden uitgefinancierd? Welke doelstelling verbindt u aan deze middelen?

Dit is dezelfde vraag als vraag 19. Zie dus het antwoord op vraag 19.

22

Veilig gebruik van chemische stoffen is bij voorjaarsnota verhoogd, en vervolgens nu gehalveerd. Wat is hiervan de reden? Er wordt gerept van een aanvullend voorschot aan het RIVM: dat zou betekenen dat die gelden ook niet voor 2007 voor dit doel zijn ingezet. Hoeveel bedraagt dit voorschot?

Bij Voorjaarsnota is art. 9 (Veilig gebruik van chemische stoffen) verhoogd voor de uitvoering van het internationaal stoffenbeleid en Milieu en Gezondheid. Bij Najaarsnota is dit onderdeel verlaagd met een bedrag van € 6,– mln. omdat dit geld pas later nodig is voor de uitvoering van de asbestsanering. Dit geld wordt in 2009 weer voor dit doel ingezet. Het voorschot aan het RIVM bedraagt € 6,1 mln.

23

Waarom wordt de begrotingspost «duurzaam bouwen rijkshuisvesting» die sinds 2005 op nul staat niet geschrapt? Hoe wordt anders dan via dit artikel geld gereserveerd voor het realiseren van duurzame rijkshuisvesting?

De begroting van een bepaald jaar toont ook de begrotingsposten van de twee voorgaande jaren als die niet 0 zijn geweest. In het jaar 2005 is er nog een kleine realisatie geweest op «duurzaam bouwen rijkshuisvesting», daarom is deze begrotingspost nog zichtbaar in de begroting 2007. In de begroting 2008 is de post geschrapt.

In de rijkshuisvesting wordt duurzaam bouwen meegenomen als integraal onderdeel van bouw- en renovatieprojecten. Voor duurzaam bouwen wordt dan ook niet apart geld gereserveerd.

In de begroting 2008 is voor de periode 2008 t/m 2011 € 5 mln per jaar bestemd voor «energiebesparing rijkshuisvesting». Hiermee zullen pilotprojecten en innovaties (mede)gefinancierd worden.

24

Waarom wordt de begrotingspost «woningbouw en duurzame kwaliteit» die al een aantal jaren op mul staat niet geschrapt? Hoe wordt anders dan via dit artikel geld gereserveerd voor het realiseren van een duurzame kwaliteit van woningbouw?

Kunt u voor alle begrotingsposten die sinds 2006 of eerder op nul staan aangeven en waarop tot 2011 geen geld is gereserveerd aangeven waarom deze niet geschrapt zijn? Op welke manier wordt aan het ooit gestelde doel momenteel invulling gegeven op de Rijksbegroting?

De begrotingspost «woningbouw en duurzame kwaliteit» is onderdeel van het niet beleidsartikel 14 «Algemeen». Op dit artikel worden onder meer de uitgaven begroot en verantwoord voor een aantal niet meer vigerende subsidieregelingen op het gebied van wonen. Het gaat daarbij om subsidieregelingen waarop geen nieuwe verplichtingen meer worden aangegaan, maar waar nog wel uitbetalingen plaatsvinden, die voortvloeien uit oude verplichtingen.

Zoals vermeld in de Slotwet 2006, is op deze begrotingspost in 2006 de bijdrage van € 5 mln. voor de definitieve afwikkeling van de zogenaamde Groninger stadsmeierrechten verantwoord. Derhalve is de veronderstelling dat deze begrotingspost al een aantal jaren op nul staat, niet juist. Voor het realiseren van een duurzame kwaliteit van woningbouw is voor 2007 overigens budget gereserveerd op het beleidsartikel 2 onder de operationele doelstellingen «Garanderen van een minimale kwaliteit van gebouwen en bevorderen van een hogere kwaliteit daarvan» en «Overige programmabudgetten». Dit betreft bijvoorbeeld budget voor onderzoek m.b.t. de aanpassing van regelgeving, kennisoverdracht, het stimuleren van milieu- en gezondheidskwaliteit, het «Programma energiebudgetten» en voor «Subsidies energiebesparing (CO2-reductie) gebouwde omgeving». In tegenstelling tot de op het niet beleidsartikel 14 opgevoerde posten gaat het hierbij om regelingen en programma’s die wel vigerend en derhalve beleidsmatig relevant zijn.

In de budgettaire tabel van een begrotingsartikel komt de onderverdeling naar begrotingsposten overeen met de indeling naar operationele doelstellingen. Daarmee wordt invulling gegeven aan de doelstelling om inzicht te geven in de «WWW-vragen» (Wat willen we bereiken? Wat gaan we daarvoor doen? Wat mag dat kosten?). Daarbij is het mogelijk dat voor het realiseren van een operationele doelstelling geen subsidieregeling, maar bijvoorbeeld wet- en regelgeving of kennisoverdracht als instrument worden ingezet. Dit kan tot gevolg hebben dat op de betreffende post in de budgettaire tabel geen budget is gereserveerd.

25

Waar komt de € 3,2 miljoen aan bijdragen aan het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf vandaan?

Ten behoeve van de plankosten die het Gemeenschappelijk Ontwikkelingsbedrijf (GOB) maakt ter uitvoering van een vijftal projecten, zijn voor de jaren 2007 en 2008 generale middelen toegevoegd. Het betreft de projecten Valkenburg, Twente, Almere Pampus, Almere Oost en Venlo. Deze plankosten worden aan het generale beeld terugbetaald uit de ontvangsten op deze projecten in latere jaren.

26

Het aantal afgesloten leningen voor de inburgering van etnische minderheden is ten opzichte van de raming zeer beperkt. De uitgaven zullen niet meer dan enkele miljoenen bedragen, de begrote uitgaven worden met 25 miljoen verlaagd.

Hoeveel wordt in 2007 uitgegeven aan leningen voor de inburgering van etnische minderheden? Wat is de achtergrond van de achterblijvende beroep op de instrument? Wat zijn de gevolgen voor de inburgeringsdoelstellingen die u heeft gesteld? In hoeverre sluit dit instrument aan op een bestaande behoefte?

Verwacht wordt dat in 2007 voor een bedrag van niet meer dan € 2 mln. aan leningen zal worden uitgegeven. Zoals in het antwoord op vraag 2 al is aangegeven is het nieuwe inburgeringsstelsel langzaam op gang gekomen, wat ook gevolg had voor het aantal leningen dat werd afgesloten. Daarnaast is een wetswijziging aangekondigd die met terugwerkende kracht vanaf 1 november 2007 wordt ingevoerd. Uitgangspunt bij deze wetswijziging is dat de gemeente een door de gemeente gefinancierd aanbod kan doen aan iedere inburgeringsplichtige en aan mensen over wie de gemeente van mening is dat er sprake is van een inburgeringsachterstand.

Als gevolg daarvan neemt de behoefte aan een lening af, terwijl men toch inburgert.

Ik heb besloten de mogelijkheid tot het sluiten van een lening te handhaven zodat mensen de mogelijkheid houden op eigen kracht te kunnen inburgeren.

27

Voor anti-discriminatievoorzieningen en de preventie van polarisatie en radicalisering wordt € 5,3 miljoen overgeboekt naar het Gemeentefonds en het Provinciefonds.

Welke concrete maatregelen worden getroffen door gemeenten en provincies met de middelen voor anti-discriminatievoorzieningen en de preventie van polarisatie en radicalisering (€ 5,3) die zijn overgeboekt naar het Gemeentefonds en Provinciefonds? Zijn deze middelen geoormerkt voor dit doel?

De genoemde middelen (€ 5,3 miljoen) zijn door de Minister voor WWI expliciet beschikbaar gesteld voor de ontwikkeling van een landelijk dekkend netwerk van antidiscriminatievoorzieningen (adv’s).

De middelen worden beschikbaar gesteld in het kader van een overbruggingsmaatregel vooruitlopend op de wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen. Het wetsvoorstel gemeentelijke discriminatievoorzieningen is in december bij de Raad van State aanhangig gemaakt voor advies. De planning is op gericht om de wet per 1 januari 2009 in werking te laten treden. Met de overbruggingsmaatregel wordt toegewerkt naar een landelijke dekking van professionele adv’s, opdat iedere burger in Nederland toegang heeft tot bijstand en advies in geval van discriminatie.

De middelen in het gemeentefonds (circa € 3, 1 miljoen) zijn gericht op het in stand houden van reeds bestaande antidiscriminatiebureaus (ADB’s) in gemeenten en de professionalisering van deze voorzieningen. De middelen in het provinciefonds (circa € 2,2 miljoen) zijn gericht de uitbreiding van bestaande antidiscriminatiebureaus en het oprichten van nieuwe voorzieningen. Hiermee wordt beoogd het dekkingsgebied in de provincie te vergroten.

Concrete maatregelen die momenteel door gemeenten en provincies worden getroffen zijn bijvoorbeeld het inrichten van nieuwe antidiscriminatievoorzieningen en meldpunten op lokaal niveau, het uitbreiden van bestaande voorzieningen, uitbreiding en deskundigheidsbevordering van het personeel, het verbeteren van het registratiesysteem voor meldingen, het organiseren van bijeenkomsten om gemeenten te informeren en een betere samenwerking met politie en OM.

De middelen voor ADB’s worden beschikbaar gesteld via een zogenaamde integratie-uitkering binnen het gemeentefonds en het provinciefonds. Voor deze uitkeringsvorm kan worden gekozen indien toevoeging aan de algemene uitkering van het gemeentefonds respectievelijk provinciefonds in één keer bezwaarlijk is vanwege (her-)verdeeleffecten. De integratie-uitkering voorziet dan in een geleidelijke overgang van bijvoorbeeld een specifieke uitkering van een departement naar de algemene uitkering van het gemeentefonds/provinciefonds.

In de Financiële-verhoudingswet is vastgelegd dat de integratie-uitkering ten goede komt aan de algemene middelen van het gemeentefonds respectievelijk provinciefonds. De middelen kunnen dus niet als geoormerkt worden gezien voor dit doel. De Minister voor WWI heeft in het kader van de overbruggingsmaatregel wel afspraken gemaakt met gemeenten en provincies over de besteding van deze middelen in de vorm van convenanten.

Het voornemen van de wettelijke regeling Anti-dicriminatievoorzieningen is om de middelen per hoofd van de bevolking te verdelen over alle gemeenten via de algemene uitkering van het gemeentefonds (vermoedelijk per 2009).

28

Onder de toelichting van de mutaties op het instrument «Inburgering etnische minderheden» (Artikel 16-intergratie en inburgering) valt te lezen dat het aantal afgesloten leningen voor de inburgering van etnische minderheden ten opzichte van de raming zeer beperkt. De uitgaven zullen niet meer dan enkele miljoenen bedragen, de begrote uitgaven worden met€ 25 miljoen verlaagd. Kunt aangeven wat de reden is van dit beperkte gebruik van de leenfaciliteiten? Wat zijn de gevolgen voor uw inburgeringsdoelstellingen? in hoeverre sluit dit instrument aan op een bestaande behoefte?

Zie antwoord vraag 26

29

Onder de toelichting van de mutaties op het instrument «verkleinen economische, sociale en culturele afstand» (artikel 16 – integratie en inburgering) valt te lezen dat op het integratiebudget naar verwachting uiteindelijk € 4 miljoen minder wordt gerealiseerd dan geraamd. Kan worden aangegeven wat de reden voor deze lagere uitgaven is? Zijn projecten stopgezet of zijn er uberhaupt minder projectaanvragen ingediend? Heeft dit gevolgen voor uw integratiedoelstellingen en -instrumenten?

De onderuitputting wordt voornamelijk veroorzaakt doordat als gevolg van de komst van een nieuw kabinet en de daaruit voorvloeiende financiële en politieke gedachtevorming over de inzet voor wat betreft radicalisering, het kabinetsbrede actieplan «Polarisatie en radicalisering» niet begin 2007, maar halverwege 2007 van start is gegaan. In de ramingen was rekening gehouden met een aanvang begin 2007. Er zijn dus geen projecten stopgezet; wel zijn projecten later op gang gekomen. Dit heeft geen gevolgen voor de integratiedoelstelling eninstrumenten.

30

Onder de toelichting van de mutaties op het instrument «Verkleinen van economische, sociale en culturele afstand» (Artikel 16-integratie en inburgering) valt te lezen dat voor antidiscriminatievoorzieningen en de preventie van polarisatie en radicalisering € 5,3 miljoen wordt overgeboekt naar het Gemeentefonds en het Provinciefonds. Kan worden aangegeven welke concrete maatregelen worden getroffen door gemeenten en provincies met de middelen die uit deze post (€ 5,3 miljoen) zijn overgeboekt naar het Gemeentefonds en het Provinciefonds? Zijn deze middelen geoormerkt voor dit doel?

Zie antwoord vraag 27.

31

Uit doelmatigheidsoverwegingen wordt bovenop de reeds geplande investeringen een huurpand in eigendom verworven. Het betreft een aankoopbedrag van € 76 miljoen.

Welk huurpand wordt voor € 76 miljoen in eigendom verworven? Kunt u de doelmatigheidsoverwegingen hierbij toelichten?

De aankoop betreft de rechtbank in Haarlem, genaamd De Appelaar, waarvoor een zeer langdurige huurovereenkomst met de Staat loopt. Uit onderzoek is gebleken dat de aankoop doelmatig is voor de Staat als geheel. Het levert de klant van de Rijksgebouwendienst op termijn budgettaire besparingen op en de aankoopprijs is ruimschoots marktconform. De Staat loopt bij aankoop geen onaanvaardbaar restwaarderisico. Omdat de leenfaciliteit van de Rijksgebouwendienst nagenoeg is uitgeput voor 2007 is bij 2e suppletore begrotingswet aanvullende ruimte gevraagd.


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van Gent (GL), Van der Staaij (SGP), Poppe (SP), Snijder-Hazelhoff (VVD), ondervoorzitter, Depla (PvdA), Van Bochove (CDA), Koopmans (CDA), voorzitter, Spies (CDA), Van der Ham (D66), Van Velzen (SP), Haverkamp (CDA), De Krom (VVD), Samsom (PvdA), Roefs (PvdA), Neppérus (VVD), Van Leeuwen (SP), Jansen (SP), Jacobi (PvdA), Van der Burg (VVD), Van Heugten (CDA), Vermeij (PvdA), Madlener (PVV), Ouwehand (PvdD), Bilder (CDA) en Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU).

Plv. leden: Duyvendak (GL), Van der Vlies (SGP), Polderman (SP), Remkes (VVD), Jacobi (PvdA), Hessels (CDA), Koppejan (CDA), Ormel (CDA), Koşer Kaya (D66), Leijten (SP), Schreijer-Pierik (CDA), Kamp (VVD), Timmer (PvdA), Vos (PvdA), Zijlstra (VVD), Langkamp (SP), Gerkens (SP), Waalkens (PvdA), Van Beek (VVD), Schermers (CDA), Besselink (PvdA), Agema (PVV), Thieme (PvdD), Vietsch (CDA) en Ortega-Martijn (CU).

Naar boven