nr. 49
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 16 december 2008
Onderwijstijd staat de laatste tijd volop in de belangstelling. Vorige
week vrijdag heb ik u met een aantal rapporten geïnformeerd (Kamerstuk
31 289, nr. 48) over de naleving en werking van overheidsvoorschriften
met betrekking tot omvang en spreiding van onderwijstijd in het (voortgezet)
onderwijs. Daarin constateerde ik dat er in de naleving van de voorschriften
verbeteringen optreden, maar dat dit onverlet laat dat er nog steeds een aanzienlijk
aantal scholen is dat niet aan de wettelijke normen voldoet.
Die wettelijke normen zijn echter ook onderwerp van (soms heftige) discussie
geweest. Daarom heb ik in april jl. de Commissie Onderwijstijd onder voorzitterschap
van de heer Clemens Cornielje geïnstalleerd1
(Kamerstukken 2007–2008, 31 289, nr. 35). De Commissie Onderwijstijd
heeft de afgelopen maanden haar werkzaamheden uitgevoerd ten behoeve van een
gedragen advies over onderwijstijd. De Commissie heeft zoveel mogelijk relevante
invalshoeken en belangen betrokken in haar onderzoek. Onder meer de VO-raad,
de onderwijsbonden, organisaties voor leraren, leerlingen en ouders, het georganiseerd
bedrijfsleven en het vervolgonderwijs zijn door haar gehoord. Vandaag heeft
de Commissie haar aanbevelingen aan mij aangeboden. Haar advies, getiteld «De
waarde van een norm», bied ik u hierbij aan.2
De Commissie heeft haar werk gedaan. Nu is het aan mij om te reageren
op haar voorstellen. De komende maanden zal ik mijn beleidsreactie op het
advies van de Commissie opstellen. Dat wil ik zorgvuldig doen. De Commissie
geeft aan dat het van belang is alle aanbevelingen in samenhang te bezien.
Zo zal ik de voorstellen dan ook bekijken en in dat licht zal ik er ten behoeve
van mijn beleidsreactie met de betrokkenen over spreken.
Ik streef ernaar mijn beleidsreactie in februari aan de Tweede Kamer te
sturen. Zoals ik eerder heb aangegeven, wil ik de ruimte behouden om de Onderwijsraad
eventueel nader advies te vragen.
De staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart