31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 232 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 9 april 2015

Hierbij bied ik u het rapport van de Inspectie van het Onderwijs (hierna: inspectie) «Opbrengstgericht werken aan taal en rekenen in het voortgezet onderwijs»1.

De afgelopen jaren is er veel aandacht geweest voor het verbeteren van de taal- en rekenvaardigheden. Het is immers belangrijk voor leerlingen om juist de basisvaardigheden goed onder de knie te krijgen. Het is goed om te zien dat dit ertoe geleid heeft dat bijna 90 procent van de onderzochte scholen beleid heeft op het gebied van taal en rekenen. Bij eveneens bijna 90 procent van de scholen is een rekencoördinator aangesteld; een taalcoördinator is er op 74 procent van de scholen.

Er zijn belangrijke stappen op het gebied van opbrengstgericht werken gezet. Het overgrote deel van de scholen verzamelt gegevens over het taal- en rekenniveau van de leerlingen en neemt maatregelen om achterstanden weg te werken. Slechts op een klein aantal van de scholen worden gegevens over de taal- en rekenresultaten van leerlingen echter ook echt gebruikt om de lessen vorm te geven. Leraren zouden hun lessen effectiever kunnen inrichten wanneer ze de beschikbare resultaten van toetsen beter zouden gebruiken, bijvoorbeeld voor het afstemmen van de instructie op de verschillen tussen leerlingen.

Om het opbrengstgericht werken in de klas verder te stimuleren, investeer ik onder andere in het intensiveringstraject rekenen van het Steunpunt taal en rekenen vo en in de pilot met de diagnostische tussentijdse toets. Daarnaast werken scholen aan de ontwikkeling tot een lerende organisatie via LEERkracht en School aan Zet.

De inspectie onderscheidt drie stadia van ontwikkeling in opbrengstgericht werken, waarvan de meeste scholen zich tussen het middelste en het laatste stadium bevinden.2 Het rapport bevat aanbevelingen voor scholen om op te schuiven naar een volgend ontwikkelingsstadium. Als de school zorgt voor de goede randvoorwaarden, hoeft de bestrijding van taal- en rekenachterstanden voor leraren weinig extra werk te kosten. Het gaat vooral om bewustwording en het leggen van bepaalde accenten in de les.

In het Onderwijsverslag 2013–2014, dat u volgende week ontvangt, zal de inspectie ook beknopt ingaan op dit rapport.

De Staatssecretaris van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, S. Dekker


X Noot
1

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
2
  • a. het eerste ontwikkelingsstadium: reactief in plaats van proactief. Van de onderzochte scholen zit 18 procent op dit moment in dit stadium.

  • b. het tweede ontwikkelingsstadium: ondersteuning en aanbod buiten de lessen. 76 procent van de scholen zit in dit stadium, soms met een eerste beweging richting het derde ontwikkelingsstadium.

  • c. het derde ontwikkelingsstadium: opbrengstgericht werken tot in de lessen. Dit is voor 6 procent van de scholen de realiteit.

Naar boven