31 289 Voortgezet Onderwijs

Nr. 102 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 14 april 2011

Met uw brief van 17 februari 2011, kenmerk 2011Z03378/D08498, heeft u mij gevraagd u te informeren over de regelgeving betreffende scholen voor individueel voortgezet onderwijs (IVO-scholen). Met deze brief voldoe ik aan dit verzoek.

De IVO-scholen hebben al sinds 1968 een ontheffing op grond van de artikelen 25 en 29 WVO ten aanzien van de inrichting en examinering. Dit op basis van een besluit uit eerdere jaren. De scholen sluiten vakken af met een proeve van bekwaamheid waarvoor altijd een voldoende moet worden behaald. Deze scholen geven ook geen officieel mavo diploma af. Onlangs bleek dat het bij veel leerlingen en ouders onbekend was dat geen IVO-diploma wordt uitgereikt als één van de vakken met een onvoldoende is afgesloten. Tevens is gebleken dat het vervolgonderwijs – ondanks een kwaliteitsborging van de proeve van bekwaamheid- steeds vaker vragen stelt rond het niveau van de opleiding.

Nu in het VO is besloten tot scherpere eisen rond de slaag/zakregeling en de referentieniveaus rond taal en rekenen is in overleg met de Vereniging IVO-scholen besloten dat de IVO-scholen geleidelijk voor alle vakken weer meedoen aan de reguliere examensystematiek van school- en centrale examens. Ook de rekentoets gaat voor deze scholen gelden.

In deze brief schets ik de historie en ga ik aan het eind iets gedetailleerder in op de afspraken die in 2009 zijn gemaakt met de vereniging.

Historie

In de jaren dertig van de vorige eeuw ontstond een beweging van meerdere onderwijspedagogen die zich richtte tegen het rigide gestandaardiseerde onderwijs en voorvechters werden van de individuele benadering en volwaardige personele ontplooiing van het kind. Eén van hen was de heer Kees Boeke die de «stichting IVO-diploma» oprichtte. Via een proevenstelsel werd bepaald of de leerling de materie voldoende beheerst. Dit hield dus in dat een onvoldoende niet kon voorkomen. Het diploma kon dus alleen worden behaald met uitsluitend voldoendes voor de vakken.

Deze pedagogische benadering werd door een dertigtal scholen (vrije scholen en scholen met in de naam «individueel voortgezet onderwijs») in het onderwijsprogramma opgenomen en leidde een kleine twintig jaar later tot de «Vereniging IVO-scholen»). Tot de invoering van de Mammoetwet in 1968 bood de voorgaande wet- en regelgeving ruimte voor deze benadering.

De nieuwe WVO introduceerde de nieuwe schoolsoorten en daarmee kwam de aanduiding IVO-school formeel te vervallen. Elke school moest in haar naam de onderwijssoort benoemen die het verzorgde. De wet bood de ruimte tot afwijking van onderdelen van de wet, van het inrichtingsbesluit en het examenbesluit op grond van een bijzondere inrichting van het onderwijs. In 1971 is per ministerieel besluit een regeling getroffen voor de scholen die zich IVO-mavo’s noemden en lid waren van de Vereniging. Het besluit op grond van artikel 25 en 29 WVO regelt de toegestane onderwijsinrichting en afwijkende examinering. Nadat met ingang van 1990 het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. van kracht werd moest de uit 1971 daterende beschikking worden aangepast.

In het nieuwe besluit van 1994 werd ook de mogelijkheid geboden naast het formele eindexamens dit eindexamen mavo te vervangen door de eindproeven vastgesteld door Raad van Bestuur van de vereniging. Hiervan hebben 18 scholen gebruik gemaakt. Koos de school hiervoor dan mocht geen mavo diploma worden uitgereikt dat leek op die bedoeld in het Eindexamenbesluit. De school had vanzelfsprekend de verplichting de doorstroommogelijkheden voor leerlingen met een schooldiploma IVO-MAVO goed vorm te geven.

De ontwikkelingen rond de invoering van het vmbo in 1998 riep nieuwe vragen op bij de IVO-MAVO’s. Een aantal van hen was opgenomen in een scholengemeenschap met vbo en werden zo de theoretische leerweg (tl). Daarnaast werd ook de gemengde leerweg met beroepsgericht vak (combinatie van mavo en vbo) ingevoerd. Voor het vmbo werd het eindexamen met daarbinnen een centraal examen verplicht.

Het huidige besluit op grond van artikel 25 en 29 WVO uit 1971 is in 2002 aangepast. De keuze werd:

  • 1. het volledige reguliere eindexamen als bedoeld in het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o

  • 2. alleen een school- en centraal examen voor de vakken Nederlands en Engels en aanvullend bij de gemengde leerweg ook een school- en centraal examen van het beroepsgerichte vak en de overige vakken via de IVO-eindproeven. De school verplicht zich hiermee ook deel te nemen aan het project Kwaliteit eigen Afsluiting en Doorstroomsucces (KAD).

    Ook hier de voorwaarde dat het IVO-diploma niet mag lijken op een vmbo diploma en de doorstroom vorm is gegeven.

  • 3. beide afsluitopties om invulling te kunnen geven aan de wens van de leerling.

Uiteindelijk hebben 18 scholen de ontheffing (optie 2) aangevraagd. Inmiddels heeft 1 van deze 18 scholen weer gekozen voor de reguliere examens.

Ontwikkelingen in verband met aangescherpte exameneisen

Na het debat met uw Kamer in januari 2009 ben ik in contact getreden met het bestuur van de IVO-vereniging. In eerste instantie omdat naar mijn mening de leerlingen van de IVO-scholen weer onder het examenregiem VO moeten komen. Dit mede omdat er ook signalen werden ontvangen dat een aantal ROC’s de schooldiploma’s van de IVO-mavo niet meer erkenden. Dit leidt tot nadelige doorstroommogelijkheden. Hierdoor werd het belang van het formele vmbo-tl diploma en de daaraan voorafgaande examens groter.

Eind 2009 heeft de IVO-vereniging een voorstel gedaan om gefaseerd naar het volledige eindexamen toe te groeien. Vanaf 2010 weten de nieuwe kinderen dat zij in 2014 centraal examen moeten doen in Nederlands, Engels en wiskunde (kernvakken). Tot 2015/16 komen er jaarlijks enkele vakken bij. Vanaf het schooljaar 2016/2017 worden eindexamens (school- en centrale examens) afgenomen in alle vakken en kunnen de scholen de reguliere diploma’s uitreiken op basis van de geldende slaag-/zakregeling. Het proevenstelsel waarbij voor elk vak een voldoende moet zijn behaald is dan verleden tijd. De uitzondering op grond van artikel 25 en 29 WVO komt dan te vervallen.

Verder zullen de scholen al dit lopend schooljaar ouders en leerlingen beter informeren over de voorgenomen wijzigingen en dat tot en met 2015/2016 nog met schooldiploma’s wordt gewerkt die eventueel gevolgen kunnen hebben bij doorstroom naar het mbo.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende geïnformeerd te hebben.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

J. M. van Bijsterveldt-Vliegenthart

Naar boven