31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 692 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 februari 2019

Op 5 december 2018 heeft het Rathenau Instituut de factsheet «Open access van wetenschappelijke publicaties»1 uitgebracht. De vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap heeft in de procedurevergadering van 13 december 2018 over de factsheet gesproken en mij verzocht de Kamer per brief te informeren over de stelling van het Rathenau Instituut dat de doelstelling van 100% open access in 2020 nog ver weg is. De leden vragen «waarom de ambitie op het terrein van open access achterblijft». Met deze brief ontvangt u mijn reactie.

Open access is een prioriteit van het kabinet. In het Regeerakkoord 2017–2021 (bijlage bij Kamerstuk 34 700, nr. 34) is vastgelegd dat «open science» en «open access» de norm worden in wetenschappelijk onderzoek. Onder Nederlands EU-voorzitterschap is in 2016 de doelstelling afgesproken om te komen tot 100% open access van wetenschappelijke artikelen in 2020. Deze ambities blijven onverkort van kracht.

Met de VSNU is afgesproken dat zij voor OCW de open access van wetenschappelijke publicaties monitort. Uit de nieuwste cijfers van de VSNU blijkt dat 50 procent van de peer-reviewed artikelen uit 2017 van 14 Nederlandse universiteiten open access beschikbaar is. In 2016 was dit nog 42 procent. Dat is een stijging ten opzichte van het jaar ervoor en Nederland is koploper wereldwijd. Het gaat dus de goede kant op.

In de loop van dit jaar maakt de VSNU het percentage over 2018 bekend. In de brief aan uw Kamer van 19 januari 2017 over de voortgang van open science is aangegeven dat, met de toen gesloten contracten met zeven van de grootste uitgevers, in 2018 minimaal 57 procent van de door deze uitgevers gepubliceerde artikelen uit Nederland open access beschikbaar zal zijn.2 In het licht van de stijging van 8 procentpunt tussen 2016 en 2017 lijkt deze prognose een reële inschatting.

Op weg naar 100% open access moeten nog een aantal belangrijke hindernissen genomen worden: meer (top)tijdschriften moeten open acces worden, wetenschappers moeten niet alleen worden afgerekend op impactfactoren en open access moet wereldwijd worden omarmd. De transitie is dus geen gelopen race. In deze transitie staat voor mij de vrije toegankelijkheid van resultaten van wetenschappelijk onderzoek voorop.

Ik wil me er daarom met partijen in het veld stevig voor inzetten dat de stijgende lijn zich voortzet. In mijn Kamerbrief «Nieuwsgierig en betrokken – de waarde van wetenschap»3 van 28 januari jl. heb ik aangegeven dat om 100% open access in 2020 te realiseren verdere actie nodig is. De volgende acties zijn ingezet om de doelstelling te bereiken:

  • De kennisinstellingen in het Nationaal Platform Open Science werken, met ondersteuning en onder technisch voorzitterschap van het Ministerie van OCW, strategisch samen aan en bundelen de krachten voor bovenstaande ambities.

  • De onderhandelingen met de wetenschappelijke uitgevers onder leiding van de VSNU worden stevig voortgezet.

  • In een pilot, waarbij de VSNU het voortouw neemt, wordt gekeken hoe het amendement Taverne4 in de praktijk kan worden benut om open access te ondersteunen.

  • Het Nationaal Platform Open Science beziet de mogelijkheden om nieuwe initiatieven voor publicatieplatforms te ondersteunen.

  • NWO zet zich binnen «cOAlition S», een samenwerkingsverband van internationale onderzoeksfinanciers, in voor het «Plan S» voor versnelling naar open access.

De transitie naar open access vraagt inzet van alle betrokkenen. In Nederland verwacht ik veel van de samenwerking in het Nationaal Platform Open Science en in internationale context van de samenwerking in «cOAlition S». Van de wetenschappelijke uitgevers verwacht ik dat zij meer en meer de keuze maken voor open access publiceren. Ook van instellingen wordt gevraagd zich in te zetten voor de transitie naar open access.

Tegelijkertijd merk ik op dat het van belang is om bij de implementatie van open access in dialoog met wetenschappers te blijven. Wetenschappers zijn voorstanders van open science. Zij hebben echter wel hun zorgen uitgesproken over de snelle invoering en de voorwaarden voor open access in plan S5. De centrale vraag voor hen is niet of de transitie moet plaatsvinden, maar hoe dat moet gebeuren.

De doelstelling van 100% open access in 2020 is een ambitieuze doelstelling die zowel een omslag vergt in de internationale manier van publiceren als ook een cultuuromslag in de manier van erkennen en waarderen. Nederland speelt hier een voortrekkersrol in, maar kan dit niet alleen tot stand brengen. Daar is EU-samenwerking voor nodig. Daarom zijn er tijdens ons EU-voorzitterschap afspraken gemaakt en houd ik open science op de EU-agenda. Ik blijf me in Nederland, Europa en daarbuiten onverminderd hard maken voor open access.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven


X Noot
1

Vennekens, A & Koens, L. (2018). Factsheet: Open access van wetenschappelijke publicaties, Den Haag: Rathenau Instituut.

X Noot
2

Kamerbrief 19 januari 2017, «Voortgang van open science», Kamerstuk 31 288, nr. 575

X Noot
3

Kamerbrief 28 januari 2019, Wetenschapsbrief «Nieuwsgierig en betrokken – de waarde van wetenschap», Kamerstuk 29 338, nr. 186

X Noot
4

Artikel 25fa Auteurswet en Wet op de naburige rechten. Met het amendement Taverne (Kamerstuk 33 308, nr. 11) is wettelijk geregeld (in het auteurscontractenrecht) dat elke Nederlandse auteur het recht heeft zijn/haar wetenschappelijk werk, waarvoor het onderzoek geheel of gedeeltelijk met Nederlandse publieke middelen is bekostigd, om niet beschikbaar te stellen voor het publiek.

X Noot
5

Deze zorgen zijn naar voren gekomen in de recente NWO/ZonMw consultatie bijeenkomst over plan S (31 januari jl.) en zullen door NWO worden ingebracht in de Europese consultatieronde van cOAlition S.

Naar boven