Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 17 december 2018
Hierbij zend ik u de antwoorden op de vragen van de commissie Onderwijs, Cultuur en
Wetenschap over de deelname van onderwijsinstellingen aan de Nationale studentenenquête
(NSE), gesteld op 22 november 2018.
I Vragen commissie OCW:
De commissie heeft besloten te vragen welke onderwijsinstellingen overwegen af te
zien van deelname aan de Nationale studentenenquête omdat de privacy van studenten
niet voldoende gewaarborgd zou zijn. Wat zou de impact zijn als de Nationale studentenenquête
zou worden uitgevoerd met minder instellingen? Welke gevolgen zou het hebben voor
de implementatie van het beleid?
Tevens vraagt de commissie of de betreffende onderwijsinstellingen uitgaan van correcte
veronderstellingen over privacy en hoe die in de Nationale studentenenquête gewaarborgd
wordt.
II Reactie van de Minister
De Universiteit van Utrecht heeft openlijk aangegeven te heroverwegen of dat zij nog
wel met de NSE wil meedoen. De VH en VSNU hebben laten weten dat ook andere instellingen
ontevreden zijn over de huidige inrichting van de NSE en mogelijk hun medewerking
aan de NSE zouden stopzetten dit jaar. Ik ben met de hogescholen en universiteiten
overeengekomen dat zij nog één jaar zullen meedoen aan de NSE in de huidige opzet
en dat er gezamenlijk gewerkt wordt aan een nieuwe inrichting van de NSE voor de jaren
daarna.
Als niet alle instellingen zouden meedoen met de NSE, zou dat betekenen dat er geen
landelijk dekkend en vergelijkend beeld meer is van de studenttevredenheid. Op de
website van Studiekeuze123 kunnen aankomend studenten opleidingen en instellingen
met elkaar vergelijken wat betreft tevredenheid op verschillende punten, zoals bijvoorbeeld
de studiebegeleiding, studielast en faciliteiten op de instelling. De NSE is ook onderdeel
van Studie in Cijfers (studiebijsluiter). Voor de implementatie van beleid wordt de
NSE met name gebruikt op instellingsniveau, om te zien of bepaalde wijzigingen in
de kwaliteitszorg ook leiden tot een hogere of juist lagere studenttevredenheid.
De gegevens uit de NSE worden dus gebruikt als informatiebron voor studiekiezers en
door instellingen om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Het is vanwege
dit laatste dat een aantal instellingen ontevreden zijn over de NSE. Door aanpassingen
in de NSE omwille van privacy, zouden de gegevens niet voldoende bruikbaar meer zijn
voor de kwaliteitszorg van instellingen. Deze aanpassingen zijn het gevolg van de
Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Een belangrijke wijziging die is doorgevoerd
is dat studenten sinds 2018 de mogelijkheid hebben om ook anoniem te kunnen meedoen
met de NSE. Een student beslist dus zelf of zijn/ haar gegevens gedeeld mogen worden
met de onderwijsinstelling. De privacy van de student is daarmee voldoende gewaarborgd
in de NSE. Echter, dit betekent wel dat instellingen niet meer alle resultaten van
de enquête tot persoon herleidbaar terug geleverd krijgen. De kritiek van instellingen
gaat er dus niet over dat de privacy van de student onvoldoende gewaarborgd zou zijn,
maar richt zich op het feit dat zij niet alle gegevens meer tot personen herleidbaar
terug geleverd krijgen voor hun eigen kwaliteitszorg.
Naar aanleiding van de discussie die is ontstaan, hebben de VH en VSNU aan het Ministerie
van OCW gevraagd regie te nemen op het proces omtrent de NSE. Deze regierol zal ik
ook nemen. Afgesproken is dat de instellingen zich in ieder geval nog één jaar committeren
aan de huidige NSE. Parallel aan deze uitvoering zal het ministerie samen met de instellingen
en studentenbonden werken aan een nieuwe inrichting van de NSE. Hierin wordt gestreefd
naar een oplossing die zowel recht doet aan de privacy van de student, als de wens
van instellingen om voldoende informatie verkrijgen die zij kunnen gebruiken voor
hun kwaliteitszorg. In januari starten de gesprekken daarvoor, met als streven dat
er in april 2019 een principeakkoord ligt over de nieuwe inrichting. Voor het gesprek
gelden twee uitgangspunten: 1) zowel studenten als instellingen moeten zich achter
de nieuwe vormgeving kunnen scharen en 2) de oplossing moet gevonden worden binnen
de wettelijke kaders van de AVG.
Ik hoop met bovenstaand proces en afspraken tot een nieuwe inrichting van de NSE te
kunnen komen, waarin zowel instellingen als studenten zich kunnen vinden.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, I.K. van Engelshoven