nr. 67
BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 2 oktober 2009
In het algemeen overleg over stelsel en sturing van het wetenschappelijk
onderzoek (31 288 en 27 406, nr. 29) op 14 mei 2008 heb ik
toegezegd aan uw Kamer een overzicht te sturen van de wetenschappelijke stelsels
van de verschillende Europese landen. Aan het Rathenau Instituut is vervolgens
gevraagd om een dergelijk overzicht samen te stellen. Een en ander heeft langer
geduurd dan gepland. Hierover heb ik u op 20 mei van dit jaar een uitstelbrief
gestuurd (31 288, nr. 55).
Het Rathenau Instituut heeft – in overleg met mijn departement –
een keuze gemaakt uit de Europese landen, met name vanuit het oogpunt van
de aanwezigheid van relevante ontwikkelingen in de Europese landen. Dat heeft
geleid tot een vergelijking van het Nederlandse stelsel met de stelsels van
Denemarken, Duitsland, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en Italië.
Het Rathenau Instituut heeft – op basis van desk research – een
aantal landenrapporten opgesteld. Op basis van deze landenrapporten is een
samenvattende Nederlandstalige Feiten en cijfers publicatie gemaakt. Aan de
finalisering van het rapport met de beschrijving van de verschillende landen
wordt nog gewerkt. De samenvattende Feiten en cijfers publicatie is wel gereed
en bied ik u hierbij aan.1 Het Engelstalige achtergrondrapport
zal ik u na gereedkomen zo snel mogelijk toezenden.
Het Rathenau Instituut heeft in de Feiten en cijfers publicatie de wetenschapssystemen
van de onderzochte landen op verschillende aspecten beschreven; aspecten die
vanuit de literatuur een belangrijke rol geacht worden te spelen in de ontwikkeling
van wetenschapssystemen, niet alleen in Nederland, maar ook in veel andere
landen:
– De structuur van onderzoekssystemen en de wijze waarop onderzoek
en onderzoeksorganisaties bestuurd worden;
– De mogelijkheden om prioriteiten te identificeren en te implementeren;
– Het ontwikkelen van kwaliteitscontrole en evaluatiesystemen voor
wetenschappelijk onderzoek.
De studie had vooral tot doel om recente ontwikkelingen in de verschillende
landen te beschrijven en hieruit lessen te trekken voor Nederland.
De publicatie eindigt met een aantal conclusies, waarbij de algemene observatie
is dat veel van de vernieuwingen in andere landen al eerder door Nederland
zijn doorgevoerd. Of anders gezegd, de andere landen maken een inhaalslag.
Het is dan wel zaak om ons niet te laten inhalen door andere landen, gezien
ook de ambities die het kabinet heeft uitgesproken in de brief van 15 september
2009 «Naar een robuuste kenniseconomie» (27 406, nr. 153).
Een aantal specifieke conclusies heeft betrekking op de rol van de overheid,
de positie van NWO, de competitie bij financiering, de institutensector, de
differentiatie tussen universiteiten, de kwaliteitscontrole en het stellen
van prioriteiten.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R. H. A. Plasterk