31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 392 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 juni 2014

Uw Kamer heeft mij gevraagd om een reactie naar aanleiding van het eindoordeel van de NVAO over onvoldoendes voor de wo-opleidingen in het cluster Geesteswetenschappen. Met deze brief informeer ik u over de opleidingen die in dit cluster als onvoldoende zijn beoordeeld in het kader van de accreditatie en geef ik mijn eerste reactie daarop.

Er zijn 212 wo-bachelor en wo-masteropleidingen op het gebied van de geesteswetenschappen geaccrediteerd (zie bijlage1). Hiervan zijn er 21 goed, 160 voldoende en 26 als onvoldoende beoordeeld. Voor vier opleidingen is de besluitvorming niet afgerond en één instelling heeft besloten de accreditatieaanvraag in te trekken.

Ernstig bericht

Laat ik vooropstellen dat ik de uitkomst zorgelijk vind: 26 van de 212 opleidingen met een herstelperiode is echt te veel. Wel wil ik benadrukken dat de NVAO mij ervan heeft verzekerd dat de onvoldoendes niet zijn gegeven op grond van fraude of onrechtmatig handelen. Hoewel mij dat gerust stelt, vragen de uitkomsten van de recente accreditatiebeoordelingen om een voortvarende aanpak. Dat ervaren de universiteiten gelukkig ook zo; ik zie dat de universiteiten onmiddellijk aan de slag zijn gegaan met de verbetertrajecten. Voor alle opleidingen met een herstelperiode zijn door de instelling verbeterplannen ingediend die inmiddels zijn goedgekeurd door de visitatiepanels en de NVAO. De NVAO heeft er vertrouwen in dat de opleidingen de tekortkomingen binnen afzienbare tijd kunnen wegnemen. Ook ik ga ervan uit dat instellingen deze tekortkomingen zo snel mogelijk herstellen. Dat zal in de herbeoordeling in 2016 moeten blijken.

Aanbevelingen niet meer vrijblijvend

Het is goed dat dit boven tafel is gekomen. De herstelperiode waarvan thans gebruik wordt gemaakt, bestaat nog niet zo lang. Deze is pas enkele jaren geleden ingevoerd, juist met het doel om oordelen kritischer te maken. Als opleidingen onvoldoende scoren, krijgen ze alleen een dergelijke herstelperiode toegekend als ze aantonen dat ze in korte tijd weer op voldoende niveau zullen zijn. Vroeger stond het stoplicht op groen of op rood: een opleiding scoorde voldoende of onvoldoende. Dat laatste betekende dat de opleiding moest worden beëindigd en de studenten de opleiding elders moesten afronden of gedurende een overgangstijd nog de eigen opleiding konden afronden. Daar waren visitatiecommissies zeer terughoudend mee, omdat studenten er de dupe van zouden kunnen worden. Nu hebben we naast rood (onvoldoende) en groen (voldoende) licht ook de mogelijkheid om het licht op oranje te zetten: de opleiding is dan gekwalificeerd als onvoldoende maar met goede kans om te herstellen naar voldoende. In deze situatie blijft de accreditatie gehandhaafd, allereerst tijdelijk (gedurende de herstelperiode) en als de opleiding heeft aangetoond de verbeteringen te hebben doorgevoerd, voor de gehele accreditatieperiode.

Het zijn vooral de studenten die baat hebben bij deze wijziging. Ze weten nu beter waar ze aan toe zijn, omdat de transparantie is toegenomen Ook kunnen deskundigen kritischer oordelen zonder dat dit meteen betekent dat een opleiding moet worden beëindigd. Een kritisch oordeel zet nu meer dan ooit aan tot ingrijpen door de instelling, met beter onderwijs als gevolg.

De gegeven oordelen zijn ernstig, maar het laat ook zien dat de wijzigingen in het accreditatiestelsel die we onlangs hebben doorgevoerd werken. De vrijblijvendheid is uit het systeem gehaald en de eisen zijn aangescherpt. Dit heeft als logisch gevolg dat meer opleidingen deze verscherpte eisen niet in één keer halen.

Oorzaken zijn divers

De oorzaak van de geconstateerde tekortkomingen zijn divers, blijkt uit ook de achtergrondnotitie van de NVAO over de uitkomsten van de onderzoeken.2 Zo wordt de kwaliteit van de eindwerkstukken in voorkomende gevallen als onvoldoende ervaren door de visitatiecommissies. Ook hebben niet alle examencommissies, die sinds de inwerkingtreding van de Wet versterking besturing (2010) verantwoordelijk zijn voor het borgen van de kwaliteit van de toetsing en examinering, hun taken altijd optimaal kunnen uitvoeren.

Daarnaast blijkt dat de opleidingen de cesuur tussen voldoende en onvoldoende niet altijd goed hebben gehanteerd of te hoge beoordelingen hebben toegekend. Een andere belangrijke oorzaak voor het tekortschieten van het eindniveau is dat het beoogde niveau van de bacheloropleiding soms te ambitieus wordt gedefinieerd. Een aantal opleidingen heeft de eisen te hoog gesteld, waardoor bachelorscripties werden beoordeeld op masterniveau. Na invoering van de harde knip is het bepalen van het juiste niveau voor de bachelorscriptie nog belangrijker geworden; maar sommige instellingen blijken nog op zoek te zijn naar de grens van het juiste niveau voor een bachelorscriptie. Ook signaleert de NVAO dat er een categorie nieuwe opleidingen is die zodanig breed is geformuleerd, dat het eigenaarschap soms ontbreekt, dat wil zeggen dat er weinig samenhang en uitdaging is voor de student.

Daarnaast geldt voor de sector Geesteswetenschappen een aantal specifieke ontwikkelingen.

Ontwikkelingen in de sector Geesteswetenschappen

De NVAO merkt op dat zich ontwikkelingen hebben voorgedaan binnen de sector Geesteswetenschappen die een sterke impact op deze opleidingen hebben gehad. De sector heeft de afgelopen jaren veel ingrijpende, elkaar versterkende, veranderingen tegelijkertijd in het onderwijs moeten doorvoeren en de gevolgen daarvan zijn in beoordelingen terug te zien. Hierbij denk ik bijvoorbeeld aan de teruglopende studentenaantallen, kleinere opleidingen en bredere programma’s. Mede in het licht hiervan is een aantal jaren geleden het sectorplan Duurzame Geesteswetenschappen tot stand gekomen. Sinds 2011 wordt in dat verband jaarlijks 15 miljoen euro toegekend aan de betrokken universiteiten voor versterking van het onderwijs en onderzoek. De herlabeling van masteropleidingen tot bredere programma’s heeft ook nog niet altijd geleid tot samenhangende masteropleidingen; in veel gevallen lijkt nog te weinig sprake van een geïntegreerde programmering doordat de oude programma’s nog steeds als zelfstandige opleidingen opereren. Verder zijn de Geesteswetenschappen traditioneel sterk gericht op het opleiden van studenten. Meer focus op onderzoek heeft druk gezet op onderwijs. De werkdruk is bij veel opleidingen hoog en heeft geleid tot minder inzet voor het onderwijs en de begeleiding van afstuderende studenten. Kortom, de commissies hebben oordelen moeten vellen over opleidingen die in transitie en in beweging waren. Veel van de opleidingen (87%) zijn, ondanks deze ingewikkelde transitie, met een voldoende of goed beoordeeld, maar te veel ook niet (13%).

Hier is werk aan de winkel. Daarbij moeten we wel voorkomen, ook in het kader van het nieuwe accreditatiestelsel, dat alles te veel dichtgeregeld wordt. In het bijzonder bij de Geesteswetenschappen tellen ook vaardigheden als creativiteit, verbeelding en interdisciplinair werken. En ook die willen we bevorderen.

Geldigheid diploma’s en studenten niet de dupe

De NVAO heeft geconstateerd dat er geen sprake is van fraude of moedwilligheid van instelling en student. Er is derhalve geen reden om te twijfelen aan de geldigheid van de diploma’s. Mochten studenten zich zorgen maken naar aanleiding van de bevindingen van de NVAO, dan roep ik hen op om dit te melden bij de universiteit. De examencommissie van de opleiding is verantwoordelijk voor het afstuderen van een student. Die commissie kan beoordelen of er aanvullende stappen wenselijk zijn. Ik kan geen uitspraken doen over individuele gevallen. De LSVb heeft aangegeven dat studenten met vragen en klachten ook terecht kunnen bij de LSVb Studentenlijn. Dat vind ik positief.

Proces en vervolg: universiteiten in eerste instantie aan zet

De betrokken universiteiten zijn nu aan zet. Ze zijn druk bezig met de implementatie van verbeteringen. Dat is goed, want dit is een serieuze zaak, waar studenten niet de dupe van mogen worden.

Ik ga hierover zelf met het ISO en de LSVb in gesprek. Uiteraard heb ik mij naar aanleiding van deze berichten laten informeren door de NVAO en ik zal mij door de NVAO en de VSNU op de hoogte laten houden van de verbeterstappen die zijn en worden genomen.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, M. Bussemaker

Naar boven