31 288 Hoger Onderwijs-, Onderzoek- en Wetenschapsbeleid

Nr. 1036 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ONDERWIJS, CULTUUR EN WETENSCHAP

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 april 2023

Naar aanleiding van het verzoek van uw Kamer heb ik op 26 januari jl. overzichten van de Universiteiten van Nederland (hierna: UNL) gedeeld met uw Kamer (Kamerstuk 31 288, nr. 1022). Het gaat daarbij om overzichten van publiek bekostigde leerstoelen, niet zijnde met financiering van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna: Ministerie van OCW) en leerstoelen fiscaliteit die extern gefinancierd worden.

Na het delen van deze overzichten met uw Kamer kreeg UNL signalen van universiteiten dat er mogelijk omissies zaten in deze overzichten. UNL heeft vervolgens alle universiteiten gevraagd om eventuele omissies in de overzichten aan haar kenbaar te maken. Hierbij is uitgegaan van de omissies op het moment van de eerste uitvraag van UNL. Op basis hiervan heeft UNL twee nieuwe gecorrigeerde overzichten opgesteld. Nieuw gevestigde of gestopte leerstoelen zijn dus niet meegenomen in deze overzichten. De corrigeerde lijsten heeft UNL met mij gedeeld en heb ik bij deze brief gevoegd.

Vooropgesteld, ik vind het bijzonder spijtig dat de oorspronkelijke overzichten niet correct zijn gebleken. Ik heb van UNL begrepen dat onduidelijkheid over de gehanteerde definities een rol heeft gespeeld bij de omissies in de oorspronkelijke overzichten. Ook bij de gecorrigeerde overzichten plaatst UNL de kanttekening dat er sprake kan zijn van inconsistenties. Zo geeft zij aan dat een universiteit bij twijfel of een financier als publiek gezien wordt, de leerstoel heeft opgegeven, maar dat een andere universiteit dit niet heeft gedaan. Ook verwijst UNL in dit verband naar het feit dat informatie over leerstoelen decentraal is vastgelegd die niet onderwerp is van geautomatiseerde gegevensverwerking.

Ik vind het belangrijk dat universiteiten informatie over externe financiering van leerstoelen actueel, volledig en publiek toegankelijk hebben. Daarmee kan namelijk voorkomen worden dat het vertrouwen in de wetenschap wordt geschaad. Ik ben bereid om universiteiten hierbij te helpen door mee te denken bij de afbakening van begrippen of definities, maar universiteiten zijn primair verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van de informatie. Deze verantwoordelijkheid kan ik niet van hen overnemen.

Met het oog hierop vind ik het positief dat UNL aangeeft dat universiteiten onderkennen dat transparantie over samenwerking en financiering een belangrijke randvoorwaarde is voor de samenwerking tussen wetenschappers en bedrijfsleven, overheid en andere partijen. Ik vind het belangrijk om hier te noemen dat ik zie dat universiteiten hier concreet actie op ondernemen. Universiteiten hebben elk een overzicht van bijzondere leerstoelen en de bijbehorende financier op hun website opgenomen. UNL heeft een overzicht hiervan op haar website gepubliceerd.1 UNL gaat ook onderzoeken hoe dit overzicht van bijzondere leerstoelen en bijbehorende financiers op haar website uit te breiden is met het deel van de gewone leerstoelen die niet gefinancierd worden uit de eerste geldstroom, maar externe financieringsbronnen hebben.

Ik juich dit toe en ga ervan uit dat universiteiten dit verder zullen oppakken met het oog op het belang van transparantie voor het maatschappelijke vertrouwen in de wetenschap.

Rond de zomer ga ik ook over het belang hiervan in gesprek met de rectoren van de universiteiten. Daarbij zal ik ook met hen spreken over de balans tussen bijzondere en gewone hoogleraren, met en zonder een nevenfunctie of externe financier.

Dit laatste is immers het doel van deze exercities. Transparantie is geen doel op zichzelf, maar heeft een functie. Zij draagt bij aan het vertrouwen in de wetenschap. Ik steun de universiteiten van harte bij de realisatie van deze ambitie.

De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, R.H. Dijkgraaf

Naar boven