Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 12 april 2023
Naar aanleiding van het verzoek van uw Kamer heb ik op 26 januari jl. overzichten
van de Universiteiten van Nederland (hierna: UNL) gedeeld met uw Kamer (Kamerstuk
31 288, nr. 1022). Het gaat daarbij om overzichten van publiek bekostigde leerstoelen, niet zijnde
met financiering van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (hierna:
Ministerie van OCW) en leerstoelen fiscaliteit die extern gefinancierd worden.
Na het delen van deze overzichten met uw Kamer kreeg UNL signalen van universiteiten
dat er mogelijk omissies zaten in deze overzichten. UNL heeft vervolgens alle universiteiten
gevraagd om eventuele omissies in de overzichten aan haar kenbaar te maken. Hierbij
is uitgegaan van de omissies op het moment van de eerste uitvraag van UNL. Op basis
hiervan heeft UNL twee nieuwe gecorrigeerde overzichten opgesteld. Nieuw gevestigde
of gestopte leerstoelen zijn dus niet meegenomen in deze overzichten. De corrigeerde
lijsten heeft UNL met mij gedeeld en heb ik bij deze brief gevoegd.
Vooropgesteld, ik vind het bijzonder spijtig dat de oorspronkelijke overzichten niet
correct zijn gebleken. Ik heb van UNL begrepen dat onduidelijkheid over de gehanteerde
definities een rol heeft gespeeld bij de omissies in de oorspronkelijke overzichten.
Ook bij de gecorrigeerde overzichten plaatst UNL de kanttekening dat er sprake kan
zijn van inconsistenties. Zo geeft zij aan dat een universiteit bij twijfel of een
financier als publiek gezien wordt, de leerstoel heeft opgegeven, maar dat een andere
universiteit dit niet heeft gedaan. Ook verwijst UNL in dit verband naar het feit
dat informatie over leerstoelen decentraal is vastgelegd die niet onderwerp is van
geautomatiseerde gegevensverwerking.
Ik vind het belangrijk dat universiteiten informatie over externe financiering van
leerstoelen actueel, volledig en publiek toegankelijk hebben. Daarmee kan namelijk
voorkomen worden dat het vertrouwen in de wetenschap wordt geschaad. Ik ben bereid
om universiteiten hierbij te helpen door mee te denken bij de afbakening van begrippen
of definities, maar universiteiten zijn primair verantwoordelijk voor het beschikbaar
stellen van de informatie. Deze verantwoordelijkheid kan ik niet van hen overnemen.
Met het oog hierop vind ik het positief dat UNL aangeeft dat universiteiten onderkennen
dat transparantie over samenwerking en financiering een belangrijke randvoorwaarde
is voor de samenwerking tussen wetenschappers en bedrijfsleven, overheid en andere
partijen. Ik vind het belangrijk om hier te noemen dat ik zie dat universiteiten hier
concreet actie op ondernemen. Universiteiten hebben elk een overzicht van bijzondere
leerstoelen en de bijbehorende financier op hun website opgenomen. UNL heeft een overzicht
hiervan op haar website gepubliceerd.1 UNL gaat ook onderzoeken hoe dit overzicht van bijzondere leerstoelen en bijbehorende
financiers op haar website uit te breiden is met het deel van de gewone leerstoelen
die niet gefinancierd worden uit de eerste geldstroom, maar externe financieringsbronnen
hebben.
Ik juich dit toe en ga ervan uit dat universiteiten dit verder zullen oppakken met
het oog op het belang van transparantie voor het maatschappelijke vertrouwen in de
wetenschap.
Rond de zomer ga ik ook over het belang hiervan in gesprek met de rectoren van de
universiteiten. Daarbij zal ik ook met hen spreken over de balans tussen bijzondere
en gewone hoogleraren, met en zonder een nevenfunctie of externe financier.
Dit laatste is immers het doel van deze exercities. Transparantie is geen doel op
zichzelf, maar heeft een functie. Zij draagt bij aan het vertrouwen in de wetenschap.
Ik steun de universiteiten van harte bij de realisatie van deze ambitie.
De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R.H. Dijkgraaf