nr. 12
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 december 2008
Tijdens het algemeen overleg van 1 november 2007 over het project
Westermoskee (30 800 XI, nr. 78) heb ik uw Kamer toegezegd nogmaals
kritisch te kijken naar de relatie met de Turkse moskeekoepel Milli Görüs
en de activiteiten en doelstellingen van deze organisatie in Nederland te
analyseren. In deze brief geef ik gevolg aan deze toezeggingen door u te informeren
over de samenwerkingsrelatie met Milli Görüs vanuit het integratiebeleid
en de conclusies van het onderzoeksrapport getiteld «Activiteiten
en doelstellingen van Nederlandse organisaties gelieerd aan Milli Görüs» van de Universiteit van Amsterdam, Institute for Migration and Ethnic
Studies (IMES).1 Over de samenwerkingsrelatie
tussen Milli Görüs en het Rijk in het kader van het integratiebeleid
kan ik u het volgende meedelen. Milli Görüs is één
van de deelnemende organisaties aan het Contactorgaan Moslims en Overheid,
waarbinnen deze moskeeorganisatie tot dusverre een constructieve rol heeft
vervuld als gesprekspartner over integratievraagstukken. Milli Görüs
is tevens sinds 2003 betrokken bij de aanpak van concrete problemen rondom
integratie en radicalisering. De organisatie geeft uitvoering aan vier eigen
(deel)projecten die vanuit het integratiebeleid zijn ondersteund, nl.:
1. het deelproject «Trouwen over de grens», in het kader van
een breder project gericht op het bespreekbaar maken en signaleren van problemen
rondom huwelijksdwang en seksualiteit (2003–2004);
2. het project «Wat is je leven waard?», voor de aanpak van
eergerelateerd geweld (2005–2006);
3. het project «Bestuurd door vrouwen», gericht op de bestuurlijke
en maatschappelijke participatie van migrantenvrouwen via trainingen en stages
(2005–2008);
4. de debattenserie «Weerbaarheid tegen radicalisme» (2005–2008).
De samenwerkingsrelatie met Milli Görüs bij de uitvoering van
deze projecten is ook sinds de bestuurswisseling in 2006 onveranderd constructief
gebleken.In de studie van het IMES is onderzocht of organisaties gelieerd
aan Milli Görüs sinds de bestuurswisseling in 2006 mogelijk in gebreke
blijven bij het naleven van de Grondwet, mede in het licht van de relaties
met de Europese moederorganisatie van Milli Görüs in Duitsland/Keulen.
Het onderzoek heeft onder meer gekeken naar de koers van Milli Görüs
inzake de gelijke behandeling, de aanvaarding van de vrije keuze van anderen –
ook groepsgenoten – om een andere keuze te maken met betrekking tot
godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid of seksuele voorkeur;
en de eerbiediging van elkanders individuele levenssfeer, integriteit en rechten
die de wet toekent.
De studie concludeert dat er geen aanwijzingen zijn gevonden voor het
in gebreke blijven van Milli Görüs bij het naleven van deze rechtsstatelijke
principes. Deze bevinding is in lijn met de conclusie van de brief van de
minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan uw Kamer (31 700
VII, nr. 3, dd. 17 september 2008) dat Milli Görüs een
organisatie is die haar doelen op open, democratische en geweldloze wijze
nastreeft. Evenmin onderschrijft de studie het beeld dat Milli Görüs
Noord-Nederland, en in het bijzonder het als progressief en integratief beschouwde
Westermoskeeproject, sterk beïnvloed is geworden door de – in sommige
delen van de pers als conservatief of zelfs extremistisch omschreven –
moederorganisatie van Milli Görüs in Duitsland.
De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
E. E. van der Laan