31 267
Goedkeuring van de opzegging van deel VI van de op 16 april 1964 te Straatsburg tot stand gekomen Europese Code inzake sociale zekerheid (Trb. 1965, 47)

nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT1

Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State d.d. 28 september 2007 en het nader rapport d.d. 6 november 2007, aangeboden aan de Koningin door de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Buitenlandse Zaken. Het advies van de Raad van State is cursief afgedrukt.

Bij Kabinetsmissive van 11 september 2007, nr. 07.002855, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, mede namens de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, bij de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel van wet houdende goedkeuring van de opzegging van deel VI van de op 16 april 1964 te Straatsburg tot stand gekomen Europese Code inzake sociale zekerheid (Trb. 1965, 47), met memorie van toelichting.

Het voorstel betreft de opzegging van deel VI (Uitkeringen en verstrekkingen bij arbeidsongevallen en beroepsziekten) van de Europese Code inzake sociale zekerheid uit 1964 (hierna de huidige code) van de Raad van Europa. Deze code is voor Nederland in 1968 in werking getreden. Inmiddels is in 1990 een herziening van de huidige code (hierna: de herziene code) tot stand gekomen. Deze herziene code is vooralsnog door geen enkele staat bekrachtigd. Tegelijkertijd met de opzegging van deel VI van de huidige code is bij de Raad een voorstel tot goedkeuring van de herziene code ter advisering voorgelegd.

Deze opzegging en goedkeuring zijn urgent geworden, omdat de Centrale Raad van Beroep op 8 september 2006 heeft geoordeeld dat het vragen van een eigen bijdrage op grond van de Algemene wet bijzondere ziektekosten in strijd is met de artikelen 32, 34 en 38 in deel VI van de huidige code, indien sprake is van ziektekosten als gevolg van een arbeidsongeval of een beroepsziekte.2 Op grond van artikel 44 van de herziene code is een eigen bijdrage wel toegestaan in die gevallen waarin de nationale wetgeving voorziet in een algemeen ziektekostenstelsel. Voorts heeft deze uitspraak ook gevolgen voor het verplichte eigen risico in de Zorgverzekeringswet dat de regering op grond van het coalitieakkoord per 1 januari 2008 wil invoeren, aldus de toelichting.

De huidige code kan slechts een maal per vijf jaar worden opgezegd, met een opzegtermijn van één jaar. De opzegtermijn verliep op 16 maart 2007. Nederland heeft tegen die datum opgezegd, zonder voorafgaande goedkeuring van de Staten-Generaal, omdat het anders voor een periode van vijf jaar aan deel VI van de huidige code gebonden zou blijven.

In 1994 en in 2002 heeft de Raad al een positief advies uitgebracht over een voornemen tot bekrachtiging van de herziene code.3 In beide gevallen heeft de regering er van afgezien om dit verdrag aan de beide Kamers der Staten-Generaal voor te leggen, in verband met de ontwikkelingen in de sociale zekerheidswetgeving. In 1997 heeft de Raad positief geadviseerd over de opzegging van deel VI van de huidige code.1 Deze opzegging is door de Tweede Kamer der Staten-Generaal verworpen, omdat niet tevens overgegaan werd tot goedkeuring van de herziene code.

De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar maakt daarbij de volgende kanttekening.

In deel VI van de huidige code zijn de uitkeringen en verstrekkingen opgenomen die de Contracterende Partijen moeten waarborgen aan de beschermde personen in geval van arbeidsongevallen en beroepsziekten. Het betreft aanspraken op geneeskundige zorg (artikel 34), beroepsrevalidatie (artikel 35), uitkeringen in geval van arbeidsongeschiktheid (artikel 36) en periodieke uitkeringen ter zake van het overlijden van de kostwinner (artikel 37). Het betreft hier dus niet alleen de aanspraken op medische voorzieningen. Tegelijkertijd met de opzegging van deel VI van de huidige code zal Nederland de herziene code bekrachtigen. Omdat de herziene code ingevolge artikel 84, tweede lid, van die code pas in werking treedt, wanneer twee landen deze hebben bekrachtigd, en in geen enkel ander land een bekrachtigingsprocedure is opgestart, zal opzegging tot gevolg hebben dat het onderdeel met betrekking tot uitkeringen en verstrekkingen bij arbeidsongevallen en beroepsziekten met ingang van 16 maart 2008 niet meer voor Nederland zal gelden. De toelichting besteedt geen aandacht aan de gevolgen voor de hierboven genoemde andere aanspraken, en of die zullen worden opgevangen.

De Raad adviseert in de toelichting aan te geven of, dan wel in hoeverre, de regering de overige in deel VI opgenomen aanspraken zal blijven waarborgen.

Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw Kabinet van 11 september 2007, no. 07.002855, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks aan mij te doen toekomen. Dit advies, gedateerd 28 september 2007, nr. W13.07.0324/I, bied ik U hierbij aan.

De Raad van State onderschrijft de strekking van het wetsvoorstel, maar merkt op dat de toelichting geen aandacht besteedt aan de gevolgen van de opzegging van deel VI van de huidige code voor de andere aanspraken dan de medische voorzieningen. Het gaat om uitkeringen die Nederland als Contracterende Partij moet waarborgen aan de beschermde personen in geval van arbeidsongevallen en beroepsziekten (aanspraken op beroepsrevalidatie (artikel 35), uitkeringen in geval van arbeidsongeschiktheid (artikel 36) en periodieke uitkeringen ter zake van het overlijden van de kostwinner (artikel 37).

In dit verband merk ik op dat Nederland gebonden blijft aan de verplichtingen die zijn neergelegd in het Verdrag betreffende de prestaties bij arbeidsongevallen en beroepsziekten, Trb. 1965, 16 (IAO-verdrag nr. 121). Dit verdrag bevat normen voor prestaties bij arbeidsongevallen en beroepsziekten op het terrein van ziektekosten, invaliditeit en overlijden.

In tegenstelling tot de huidige Code brengt het IAO-verdrag geen problemen met zich mee voor de Nederlandse eigenbijdrageregelingen. De regering heeft geen intentie dit verdrag op te zeggen.

De memorie van toelichting is overeenkomstig het bovenstaande aangepast.

De Raad van State geeft U in overweging het voorstel van wet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, nadat aan het vorenstaande aandacht zal zijn geschonken.

De Vice-President van de Raad van State,

H. D. Tjeenk Willink

Ik moge U, mede namens de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de minister van Buitenlandse Zaken, verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van wet en de gewijzigde memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal te zenden.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

A. Klink


XNoot
1

De oorspronkelijke tekst van het voorstel van wet en van de memorie van toelichting zoals voorgelegd aan de Raad van State is ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
2

Centrale Raad van Beroep, 8 september 2006, 02/6144 AWBZ, LJN AY8221.

XNoot
3

Adviezen van 11 januari 1994, W12.930614/K en van 1 maart 2002, W12.010565/IV.

XNoot
1

Advies van 12 augustus 1997, Kamerstukken II 1996/97, 25 524, A.

Naar boven