nr. 12
AMENDEMENT VAN HET LID JASPER VAN DIJK
De ondergetekende stelt het volgende amendement voor:
Artikel I, onderdeel C, wordt gewijzigd als volgt:
1. De aanhef komt te luiden: Na artikel 4.1.2 worden twee artikelen
ingevoegd, luidende:.
2. Na artikel 4.1.3 wordt een artikel toegevoegd, luidende:
Artikel 4.1.4. Bijzondere bevoegdheden ondernemingsraad
1. De ondernemingsraad van een instelling heeft de volgende bijzondere
bevoegdheden:
a. het verlenen van instemming aan een door het bevoegd gezag voorgenomen
besluit als bedoeld in het derde lid;
b. het uitbrengen van advies over een door het bevoegd gezag voorgenomen
besluit als bedoeld in het vierde lid.
2. De bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a en b,
zijn niet van toepassing voor zover de desbetreffende aangelegenheid voor
de instelling reeds inhoudelijk is geregeld in een bij of krachtens de wet
gegeven voorschrift.
3. De ondernemingsraad heeft instemmingsbevoegdheid met betrekking
tot voorgenomen besluiten van het bevoegd gezag ten aanzien van:
a. verandering van de onderwijskundige doelstelling van de instelling,
b. de organisatie van het onderwijsprogramma en de examens.
4. De ondernemingsraad heeft adviesbevoegdheid met betrekking tot
voorgenomen besluiten van het bevoegd gezag ten aanzien van:
a. deelneming aan een onderwijskundig project of experiment,
b. vaststelling of wijziging van een regeling op het gebied van aanstellings-
of ontslagbeleid voor zover die vaststelling of wijziging verband houdt met
de grondslag van de instelling of de wijziging daarvan.
Toelichting
Het is gewenst om de zeggenschap van het personeel op het onderwijskundige
vlak te expliciteren. Het gaat hier vooral om bevoegdheden op het gebied van
het onderwijsbeleid van de instelling. Deze bevoegdheden komen bij de medezeggenschapsbevoegdheden
die het personeel op grond van de Wet op de ondernemingsraden zal hebben.
Het toekennen van deze bevoegdheden in een professioneel statuut is onvoldoende,
omdat de mogelijkheid bestaat dat één van de partijen zich in
een latere fase terugtrekt.
Daarbij verdient het de voorkeur om extra bevoegdheden niet te laten bepalen
aan de onderhandelingstafel van de sociale partners (door middel van een Professioneel
Statuut), maar in een wet. Afspraken aan onderhandelingstafels kunnen in het
uiterste geval zelfs leiden tot het toekomstige intrekken of verzwakken van
bevoegdheden, bijvoorbeeld een omzetting van een instemmingsrecht in een adviesrecht.
Dit amendement zorgt er derhalve voor dat het artikel over de bijzondere
bevoegdheden van de ondernemingsraad, artikel 4.1.4. (dat bij de tweede nota
van wijziging uit het wetsvoorstel is geschrapt), wederom in het wetsvoorstel
wordt opgenomen. Artikel 4.1.4, vierde lid, onderdeel c, is daarbij geschrapt.
Op grond van artikel 8a.1.4, tweede lid, tweede volzin, heeft de ondernemingsraad
namelijk met betrekking tot het medezeggenschapsstatuut het (sterkere) instemmingsrecht.
Jasper van Dijk