31 263 Mensenrechtenstrategie voor het buitenlands beleid

Nr. 57 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 januari 2014

Hierbij bied ik u het verslag aan van het derde bezoek aan Saoedi-Arabië van de mensenrechtenambassadeur van 12 tot en met 14 november 2013. Het bezoek past in het kader van de dialoog die Nederland – ook in EU verband – met Riyadh voert over mensenrechten en bouwde voort op zijn laatste bezoek aan het land in februari 2012. De mensenrechtenambassadeur sprak naast vertegenwoordigers van de overheid, het maatschappelijk middenveld, het bedrijfsleven en religieuze minderheidsgroeperingen, tevens met activisten, journalisten en opiniemakers.

De positie van vrouwen was een belangrijk gespreksonderwerp tijdens het bezoek: deze blijft zorgelijk en kwetsbaar. Vrouwen worden gediscrimineerd en het zgn. «mahram»-systeem, waarbij vrouwen feitelijk onder toezicht staan van een mannelijk familielid bij veel (rechts-)handelingen, is nog stevig verankerd in de Saoedische samenleving. Er is echter ook sprake van beweging op gebied van vrouwenrechten. Het feit dat Koning Abdullah van Saoedi-Arabië hier zelf veel waarde aan hecht, speelt hierbij een belangrijke rol. Dit werd ook door activisten bevestigd. Sinds de vorige reis van de mensenrechtenambassadeur zijn bijvoorbeeld 30 vrouwen benoemd in de 150 personen tellende Majlis al Shura (Nationale Adviesraad). In 2015 mogen vrouwen zich verkiesbaar stellen op gemeentelijk niveau. Daarnaast is de publieke discussie over huiselijk geweld sterk toegenomen. Een overheidscampagne hiertegen heeft ook in Nederland de nodige media aandacht gekregen.

Een actueel thema tijdens het bezoek betrof het recht op autorijden door vrouwen. Zowel overheidsvertegenwoordigers als vrouwenactivisten gaven aan dat er vooruitgang wordt geboekt op dit vlak. Hierbij spelen sociaaleconomische factoren ook een rol: werkende vrouwen vormen een steeds belangrijkere bron van inkomsten voor de groeiende middenklasse. Zelf rijden wordt daarom niet langer als een voorrecht voor vrouwen, maar eerder als economische noodzaak voor de maatschappij gezien. De weerstand vanuit bepaalde overheidskringen, maar ook uit de maatschappij, is sinds 2012 verminderd maar nog steeds groot.

Een andere positieve ontwikkeling is het feit dat Saoedi-Arabië actief onderwijs en toegang tot de arbeidsmarkt voor vrouwen stimuleert. Dankzij het King Abdullah Scholarship Fund studeren 140.000 Saoedi’s in het buitenland. Een groeiend percentage (nu 25%) hiervan is vrouw. Zij kunnen vervolgens een bijdrage leveren aan een toenemende behoefte aan arbeidskrachten in de detailhandel, de medische sector en in het bedrijfsleven, inclusief leidinggevende functies. Dit gaat hand in hand met stappen die worden gezet op gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen. In samenwerking met het Nederlands bedrijfsleven ondersteunt de Nederlandse Ambassade bijvoorbeeld de organisatie GloWork gericht op verbetering van de positie voor vrouwen op de arbeidsmarkt. Ook het Saoedische Ministerie van Arbeid zet zich hiervoor in.

Een ander belangrijk gespreksonderwerp betrof de juridische hervormingen in Saoedi-Arabië. Rechters beschikken over veel persoonlijke interpretatievrijheid om tot een oordeel te komen, met name vanwege de beperkte mate van codificering en jurisprudentie. Ook is er sprake van gebrekkige implementatie van wetgeving. De Koning benoemde onlangs hervormingsgezinde personen bij de Hoge Raad en het Ministerie van Justitie. Het hervormingsprogramma moet nog wel zijn vruchten afwerpen. Nederland is bereid hier een bijdrage aan te leveren en heeft de Saoedische autoriteiten uitgenodigd met concrete voorstellen te komen als daar behoefte aan bestaat.

Het verschaffen van toegang tot publieke rechtszittingen door vertegenwoordigers van derde landen is ook aan de orde gekomen. Nederland had deze problematiek al aangekaart tijdens de Universal Periodic Review (UPR) van Saoedi-Arabië in Genève (oktober 2013) en tijdens zijn bezoek aan Saoedi-Arabië heeft de mensenrechtenambassadeur deze problematiek besproken met zowel autoriteiten als met activisten. Mede dankzij deze Nederlandse inzet hebben de Saoedische autoriteiten schriftelijk bevestigd dat diplomaten publieke rechtszaken mogen bijwonen, mits de rechter daar toestemming voor geeft. De praktijk moet nu uitwijzen of buitenlandse diplomaten inderdaad rechtszaken kunnen bijwonen. Nederland zal blijven inzetten op een actieve rol door de EU op dit dossier.

Uit gesprekken met activisten, bleek dat zij veel waardering hadden voor de Nederlandse inzet tijdens de UPR. Naast het pleidooi voor internationale waarnemers bij processen, is ook aandacht gevraagd voor hervormingen binnen de wetgeving om registratie van NGO’s mogelijk te maken en Saoedi-Arabie is opgeroepen om een structurele mensenrechtendialoog met de EU te voeren. Tevens bleek uit de contacten met de mensenrechtenverdedigers dat er een binnenlandse dialoog met de Saoedische overheid plaatsvindt, waarbij de laatste moet laveren tussen hervormingsgezinde en conservatieve groepen binnen de samenleving.

Verder werden de zorgen over de positie van activisten zoals verwoord in het Amnesty rapport «Wie zwijgt, stemt toe», bevestigd tijdens het bezoek: vervolging van mensenrechtenverdedigers in Saoedi-Arabië neemt toe. Een andere belangrijke conclusie in het rapport, namelijk dat de internationale gemeenschap Saoedi-Arabië vaker publiekelijk zou moeten aanspreken, kon rekenen op voor- en tegenstanders onder de Saoedische activisten. Naast activisten die deze notie steunden, meenden anderen dat een te confronterende benadering averechts zou werken: activisten zouden juist strengere straffen opgelegd kunnen krijgen, bijvoorbeeld vanwege vermeende buitenlandse betrokkenheid. Eerste uitgesproken positie van buitenlandse overheden heeft ook gevolgen voor de manoeuvreerruimte van de hervormingsgezinden ten aanzien van de conservatieve meerderheid.

Ook vrijheid van meningsuiting blijft een belangrijk zorgpunt, met name in de meer traditionele media. Het debat in het publieke domein, ook over het regeringsbeleid, neemt toe, maar zelfcensuur en actieve inmenging door de staat beperken de vrije nieuwsgaring. Schrijvende media zetten hun meest kritische artikelen bij voorkeur online. De autoriteiten laten de sociale media vooralsnog redelijk ongemoeid en opereren doorgaans reactief. De sterke opkomst van sociale media is opvallend: in twee jaar tijd is het aantal Twitteraars in Saoedi-Arabië gegroeid van een paar honderdduizend tot 4,8 miljoen: 4% van het totaal aantal accounts wereldwijd. In deze sterk gesegregeerde samenleving vormen sociale media een platform waar mannen en vrouwen actief met elkaar in dialoog zijn. Deze digitale wereld is overigens geen exclusief domein voor hervormers, ook religieuze conservatieve leiders zijn actief en hebben veel volgers.

De positie van arbeidsmigranten in de regio blijft onverminderd precair. Nadat op 3 november 2013 een amnestieperiode van zeven maanden voor illegale migranten was afgelopen, zijn tienduizenden arbeiders opgepakt en het land uitgezet. Dit heeft geleid tot onrust onder arbeidsmigranten. De verbeterde wetgeving over arbeidsvoorwaarden voor huishoudelijk personeel was een positief signaal. De mensenrechtenambassadeur heeft de autoriteiten opgeroepen de rechten van arbeidsmigranten verder te verbeteren en hen gewezen op de rol die met name de International Labour Organization (ILO) hierin kan spelen.

Deze problematiek raakt ook de positie van christenen in Saoedi-Arabië die doorgaans afkomstig zijn uit zendstaten van arbeidsmigranten. Wat betreft geloofsbelijdenis is er meer dan in het verleden sprake van een gedoogbeleid: christenen worden tegenwoordig niet actief vervolgd en erediensten worden oogluikend toegestaan. Christenen voelen zich daardoor veiliger dan tijdens het vorige bezoek van de mensenrechtenambassadeur aan het land. Door het grote aantal uitzettingen van illegale arbeidsmigranten neemt het aantal christenen in Saoedi-Arabië wel sterk af.

De shi’itische minderheidsgroep in Saoedi-Arabië ervaart een sterke achterstelling ten opzichte van de soenitische bevolking en voelt zich niet als gelijkwaardige burgers behandeld. Wel geven gesprekspartners, waaronder shi’itische vertegenwoordigers, aan dat toegang tot werkgelegenheid, onderwijs en ruimte tot eigen geloofsbeleving onder Koning Abdullah zijn verbeterd. Ook de levensstandaard in de Oostprovincie waar veel shi’ieten wonen, is mede dankzij overheidsinvesteringen verhoogd. De indruk na afloop van het bezoek is dat de positie van de shi’itische bevolking de afgelopen jaren weliswaar verbeterd is, maar dat er nog sterk sprake is van onderlinge achterdocht en ook angst onder beide bevolkingsgroepen. Dit blijkt ook uit de intensieve contacten met beide groepen die de Nederlandse ambassade met beide groepen in Saoedi-Arabië onderhoudt.

Ten slotte is uit de diverse gevoerde gesprekken gebleken dat over onderwerpen als dood- en lijfstraffen, maar bijvoorbeeld ook LGBT-rechten, vooralsnog weinig dialoog met Saoedi-Arabië mogelijk is. Nederland zal zich in EU-verband sterk blijven maken om deze thema’s waar mogelijk op de politieke agenda te houden.

Tijdens dit derde bezoek van de Mensenrechtenambassadeur aan Saoedi-Arabië in vier jaar is wederom gebleken dat zowel de autoriteiten als het maatschappelijk middenveld in Saoedi-Arabië deze contacten op prijs stelt. De gesprekken kenmerkten zich door openheid en goede sfeer. Nederland beoogt deze dialoog over mensenrechten met Saoedi-Arabië ook in de toekomst voort te zetten. Zoals toegezegd aan uw Kamer op 1 november jl. zal dit verslag worden vertaald en rechtstreeks naar de contacten van de mensenrechtenambassadeur in Saoedi-Arabië worden gezonden.

De Minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Naar boven