31 263
Mensenrechtenstrategie voor het buitenlands beleid

nr. 10
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 15 april 2008

Onderstaand treft u de antwoorden aan op vragen die tijdens het Algemeen Overleg van 8 april jl. met de Kamercommissie voor Buitenlandse Zaken over mensenrechten onbeantwoord zijn gebleven. Hiermee doe ik gestand aan de toezegging gedaan tijdens genoemd Algemeen Overleg.

Mensenrechten in Nederland

Mensenrechten zijn een verantwoordelijkheid voor het hele kabinet. De mensenrechtenstrategie is vastgesteld door de ministerraad; daarmee hebben alle bewindslieden zich gecommitteerd aan dit beleid. Er vindt regelmatig interdepartementaal overleg plaats, waarbij ook mensenrechten aan de orde komen. Het aanwijzen van een liaison officer voor mensenrechten laat ik graag over aan mijn collega’s bij andere departementen.

Dat Nederland zelf goed presteert op het gebied van mensenrechten is van direct belang voor de geloofwaardigheid van het internationale mensenrechtenbeleid. Aanbevelingen van VN-verdragscomités worden dan ook zeer serieus genomen. In mijn eerste toespraak, voor de VN-mensenrechtenraad, heb ik bijvoorbeeld het rapport van de VN-rapporteur inzake geweld tegen vrouwen verwelkomd en aangegeven dat de Nederlandse regering de aanbevelingen zal implementeren.

Zoals reeds aan de Kamer gemeld in de Kamerbrief van 1 april 2008 (kamerstuk 31 263, nr. 9) inzake schriftelijke vragen over de mensenrechtenstrategie, geldt wat betreft Nederlandse ratificatie van het Facultatief Protocol bij het Verdrag tegen foltering en andere wrede, onmenselijke of onterende behandeling of bestraffing (New York, 18 december 2002) het volgende. De parlementaire goedkeuringsstukken voor dit Protocol zijn in voorbereiding. Op dit moment wordt nog uitgezocht of er uitvoeringswetgeving nodig is. Het Protocol zal naar verwachting dit jaar nog ter goedkeuring aan het parlement worden voorgelegd.

Ten behoeve van ratificatie van het Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap (New York, 13 december 2006) vindt een onderzoek naar de noodzakelijke uitvoeringswetgeving plaats. Gelet op de omvang van het onderzoek zal het verdrag naar verwachting eerst op een langere termijn ter parlementaire goedkeuring worden aangeboden.

Evenals de andere EU-lidstaten overweegt Nederland vooralsnog niet het VN-Verdrag inzake de rechten van migranten en hun gezinsleden te tekenen. De voornaamste overweging hierbij is gelegen in het feit dat het Verdrag o.a. op het gebied van de sociale zekerheid rechten aan álle migrerende werknemers en hun gezinsleden toekent, ongeacht hun rechtspositie, dus ook aan illegaal verblijvende migranten. Dit is in strijd met de systematiek van de Koppelingswet.

De clausule vervat in art. 27, dat het recht op sociale zekerheid definieert, t.w. «insofar they fulfill the requirements provided for by the applicable legislation of the State and the applicable bilateral and multilateral treaties» zou op het eerste gezicht een mogelijkheid kunnen bieden illegaal verblijvende migranten uit te sluiten van het recht op sociale zekerheid. Dan rijst echter de vraag of dit niet indruist tegen de algemene gedachte achter dit deel van het Verdrag, waarbij het immers juist wel de bedoeling is ook aan illegale arbeidsmigranten bepaalde rechten te verlenen. De regering acht dit een te groot risico om tot ondertekening over te gaan.

In april 2007 heeft een consortium van Nationale ombudsman (No), College Bescherming Persoonsgegevens (CBP), Commissie Gelijke Behandeling (CGB) en Studie- en Informatiecentrum mensenrechten (SIM) de minister van BZK het rapport Mensenrechten verplichten en verbinden aangeboden. Dit rapport pleit voor de instelling van een Nationaal Instituut voor de Rechten van de Mens (NIRM) gemodelleerd naar de VN Paris Principles. In november 2007 stelde het consortium de minister van BZK voor een NIRM bij de Nationale ombudsman onder te brengen in de vorm van een shared service/twinning model. Mede op basis van dit nieuwe voorstel bereidt de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties momenteel een kabinetsstandpunt voor. Dit kabinetsstandpunt wordt u in het voorjaar aangeboden.

De Kamer vroeg naar mogelijke visumrestricties voor HIV/AIDS-patiënten tot Aruba. Toeristen, en diegenen die op een toeristenvisum Aruba bezoeken, wordt niet naar de gezondheidstoestand gevraagd. Toelating van iemand die in aanmerking wil komen voor een vergunning tot tijdelijk verblijf vindt plaats op grond van de resultaten van het medisch onderzoek, dat plaatsvindt op Aruba na binnenkomst.

In het kader van een Nederlands strafrechtelijk onderzoek heeft een doorzoeking plaatsgevonden bij de heer Sison. De resultaten van de doorzoeking zijn uitsluitend bestemd voor het Nederlandse strafrechtelijk onderzoek. De resultaten zijn niet verstrekt aan buitenlandse diensten. Informatie verworven uit Nederlandse strafrechtelijke onderzoeken kunnen slechts binnen het regime van de internationale rechtshulp en met inachtneming van het Nederlandse buitenlandse beleid – ook op het gebied van de mensenrechten – worden verstrekt aan buitenlandse diensten.

Implementatie van de strategie

Ik heb alle ambassades de opdracht gegeven het nieuwe mensenrechtenbeleid te integreren in hun werkprogramma. Ook is hen gevraagd om beleidsprioriteiten zo veel mogelijk om te zetten in concrete activiteiten. Het resultaat is dat meer posten veel meer activiteiten op mensenrechtenterrein zijn gaan ontwikkelen. Naast de 33 partnerlanden waar ambassades aandacht besteden aan mensenrechten, ondernemen nu 49 ambassades in niet-partnerlanden activiteiten onder het mensenrechtenfonds. Ik heb dan ook besloten om het Mensenrechtenfonds, waarvoor 20 miljoen euro beschikbaar was, met nog eens 2,5 miljoen te verhogen. Dit laat onverlet dat er een verschil in aanpak kan zijn tussen ambassades. Dit kan te maken hebben met de beschikbare capaciteit van een ambassade (een (middel)grote ambassade kan meer activiteiten beheren dan een kleine ambassade), met de van land tot land verschillende aard van de mensenrechtenproblematiek, en met het feit dat het effectiefste middel per land kan verschillen. Alle ambassades zullen binnen de hun ter beschikking staande mogelijkheden actief de mensenrechten bevorderen.

Uw Kamer vroeg naar de informatievoorziening over kinderarbeid aan Nederlandse bedrijven. De ambassades geven aan Nederlandse bedrijven die daarom verzoeken informatie over het ondernemingsklimaat en de mensenrechtensituatie in het betrokken land. In dat kader wordt ook informatie gegeven over kinderarbeid. Daarnaast werken de ministeries van Economische Zaken en Buitenlandse Zaken aan de verfijning van landeninformatie zoals deze te verkrijgen is via de EVD-website, en via portals zoals het Business Anti-Corruption Portal dat naast informatie over de bestuurssituatie ook informatie bevat over de mensenrechtensituatie. Tijdens de bedrijfslevendag over MVO en mensenrechten die in de loop van dit jaar zal worden gehouden, zal kinderarbeid specifiek aan de orde komen. Daarbij ligt het accent op versterking van de samenwerking tussen ambassades en bedrijfsleven en zal bij het bedrijfsleven worden nagegaan of de bestaande informatie-uitwisseling voldoende is, of dat het bedrijfsleven nog specifiekere informatie over mensenrechten, waaronder het verbod op kinderarbeid, wenselijk acht.

Via hun beleid inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen werken ook veel bedrijven reeds aan verbetering van de mensenrechtensituatie, zelfs als ze daarbij het woord «mensenrechten» niet als zodanig gebruiken, maar bijvoorbeeld spreken over «arbeidsrechten» of «duurzaamheid». Zoals in de kabinetsvisie Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen is aangegeven, zet de regering in op een inspirerend, innoverend en integrerend beleid ter bevordering van MVO in het algemeen. In de komende maanden zal via contacten met het bedrijfsleven en geïnteresseerde ngo’s worden onderzocht hoe in het kader van het MVO-beleid van bedrijven meer expliciet aandacht kan worden geschonken aan mensenrechten en hoe de inspanningen van de Nederlandse overheid en in het bijzonder van de ambassades in het kader van het mensenrechtenbeleid en die van individuele bedrijven nauwer op elkaar kunnen aansluiten. Daarbij gaat het niet alleen om verbeterde en meer gerichte informatie-uitwisseling, maar ook om het, waar mogelijk, betrekken van het bedrijfsleven bij de dialoog tussen ambassades en de overheid in het land waar zij zijn gevestigd.

Mensenrechten en terrorisme

Zoals bekend wordt al jaren onderhandeld over een alomvattend antiterrorismeverdrag, met als knelpunt een definitie van terrorisme. Ik zal nader onderzoek verrichten naar de mogelijkheid en wenselijkheid van een antiterrorisme-instituut in Nederland. Instellen van een specifiek straftribunaal voor terrorisme of uitbreiding van de rechtsmacht van het Internationaal Strafhof tot terroristische misdrijven is moeilijk zolang er geen overeenstemming over de definitie van terrorisme is bereikt. Daarbij moet overigens niet worden vergeten dat vele daden die men terrorisme zou kunnen noemen ook nu reeds onder die rechtsmacht vallen, namelijk voor zover ze kwalificeren als misdrijven tegen de menselijkheid of oorlogsmisdrijven.

Recentelijk ben ik akkoord gegaan met een projectvoorstel voor een vervolg van de bijeenkomst over mensenrechten en terrorisme vorig jaar in kasteel Oud Poelgeest. Het project focust op drie onderwerpen: 1) verbeteren van de internationale samenwerking in het kader van het strafrecht ten behoeve van de strijd tegen het terrorisme en voorkomen van buitenwettelijke praktijken, 2) mogelijke toepassing van het recht op zelfverdediging als respons tegen terroristische dreigingen/aanslagen door non-statelijke actoren en 3) de relatie tussen mensenrechten en internationaal humanitair recht in het kader van de strijd tegen het internationaal terrorisme.

Dankzij dit specifieke project zullen tot begin 2010 diverse internationale expertbijeenkomsten in Nederland plaatsvinden, die naar verwachting zullen uitmonden in concrete aanbevelingen voor internationale beleidsmakers over dit thema.

Vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst

Vrijheid van meningsuiting en vrijheid van godsdienst en levensovertuiging zijn beide fundamentele mensenrechten. Ze komen beide uitgebreid aan bod in de mensenrechtenstrategie. Er is geen sprake van een hiërarchie; de regering streeft naar respect voor beide rechten.

Uit het mensenrechtenfonds worden veel activiteiten gefinancierd op het terrein van vrijheid van meningsuiting en de bevordering van onafhankelijkheid van de media, bijvoorbeeld in Iran, Jordanië, Argentinië, Servië, India, Venezuela, Marokko, Belarus en Saoedi-Arabië. In de VN-mensenrechtenraad heeft Nederland het mandaat van de rapporteur inzake de vrijheid van meningsuiting met kracht verdedigd.

Landensituaties

De mensenrechtensituatie in Colombia, waaronder die in de vredesgemeenschap San José de Apartadó (VSJdA), wordt bilateraal en in EU- en G-24 verband regelmatig besproken met de Colombiaanse regering. Onlangs werd op EU-niveau gedémarcheerd over de recente aanslagen op en bedreigingen van mensenrechtenverdedigers (inclusief die in VSJdA). Ook in G-24 verband zijn de zorgen hierover overgebracht aan de Colombiaanse autoriteiten. De Colombiaanse autoriteiten zijn verzocht de EU te informeren over de opsporing en berechting van de daders.

Specifiek met betrekking tot de VSJdA gelden als voorbeelden bezoeken van de Nederlandse Ambassadeur in Colombia en van een Ambassademedewerker aan de gemeenschap in 2004 en 2006, contacten met VSJdA-vertegenwoordigers op het Nederlandse ministerie van Buitenlandse Zaken (meest recentelijk in april en september 2007) en regelmatige ontmoetingen met vertegenwoordigers van de gemeenschap in Bogotá (meest recentelijk in maart van dit jaar). Er wordt bij de gemeenschap op aangedrongen zo constructief mogelijk samen te werken met de Colombiaanse autoriteiten, teneinde bijvoorbeeld onderzoeken naar mensenrechtenschendingen te faciliteren. Bijzondere aandacht daarbij, zowel in de contacten met de autoriteiten als met de Gemeenschap, heeft de zaak waarin onlangs 15 militairen gearresteerd zijn voor de moord op 11 leden van de Vredesgemeenschap in februari 2005.

Daarnaast steunt Nederland via CMC (Mensen met een Missie) de NGO Peace Brigades International (PBI), die door middel van hun aanwezigheid in de VSJdA een belangrijke bijdrage levert aan de veiligheid van de leden van de gemeenschap.

Met grote zorg is kennisgenomen van het bericht dat er bij gewelddadigheden rond de Koerdische nieuwsjaarsviering in Syrië slachtoffers te betreuren waren. Een EU-démarche bij de Syrische autoriteiten om te protesteren tegen het gewelddadige optreden van de Syrische overheid is in voorbereiding. Nederland zal een actieve inbreng leveren bij de opstelling daarvan. Verder zal ik in de contacten met de Syrische regering, zoals tijdens mijn bezoek in januari, mijn zorgen blijven uitspreken over de zorgwekkende mensenrechtensituatie in Syrië.

Zoals aangegeven in mijn antwoord van 7 april jl. op de schriftelijke vragen gesteld door de leden Omtzigt, Van Gennip, Voordewind, Van der Staaij en Van Baalen over de dood van aartsbisschop Rahho (Kamerstuk 2007–2008, nr. 1971), heeft Nederland, zowel bilateraal als in EU-verband, in het verleden diverse malen aandacht gevraagd voor de moeilijke situatie van christenen en andere minderheden in Irak.

In Irak verblijvende christenen zijn kwetsbaar voor intimidatie en aanvallen van onder andere extremistische islamitische milities en organisaties. Er mag geen twijfel over bestaan dat de regering van premier Maliki dergelijke intimidatie en aanvallen op christenen afkeurt. De Iraakse regering heeft in het verleden nadrukkelijk aangegeven dat het herstel van veiligheid en stabiliteit en het waarborgen van de mensenrechten van alle burgers van Irak, inclusief die van minderheden, de hoogste prioriteit hebben. De Iraakse autoriteiten hebben daarbij waardering uitgesproken voor de NAVO-trainingmissie en het EU-Justlex «rule of law»-programma. Deze programma’s, waar Nederland eveneens aan deelneemt, richten zich op de opbouw en versterking van respectievelijk de Iraakse veiligheidsinstanties en de justitiële sector. Zij beogen daarmee ook een bijdrage te leveren aan verbetering van de situatie van christenen en andere minderheden in Irak.

De Iraakse regering levert met de internationale coalitie sinds enkele weken extra strijd om de gewapende milities onder controle te krijgen en het gezag van het reguliere Iraakse leger te herstellen. Alle politieke krachten, met uitzondering van de Sadristen, zijn verenigd in het aanpakken van de milities. De Politieke Raad van Nationale Veiligheid, bestaande uit de president, vice-presidenten, premier en de leiders van de politieke blokken in het parlement, is het op 5 april jl. eens geworden over een verklaring bestaande uit 15 punten, waarvan de voornaamste is dat alle politieke partijen hun gewapende milities moeten ontbinden op straffe van uitsluiting uit het politieke proces.

De Nederlandse regering acht het van belang om de vastberaden inspanningen van de regering van premier Maliki te steunen. Genoemde inspanningen zullen hun weerslag hebben op de veiligheid van christenen en andere minderheden in Irak en bijdragen aan het nationale verzoeningsproces. De Nederlandse regering zal bij de Iraakse regering aandacht blijven vragen voor de moeilijke situatie van christenen en andere minderheden in Irak, waarbij in het bijzonder aandacht zal worden gevraagd voor de veiligheidssituatie van christenen op de Ninevé vlakte.

Het is niet aan de Nederlandse regering om de Iraakse regering te verzoeken legeronderdelen in te delen langs religieuze of etnische lijnen. De samenstelling van legeronderdelen behoort tot de soevereiniteit van de Iraakse regering. De loyaliteit van legeronderdelen, alsmede de individuele militairen, behoort te liggen bij de Iraakse regering. Wel zal ik, gelet op bovenstaande, de bescherming van christenen en andere minderheden specifiek onder de aandacht brengen van de Iraakse regering.

Zoals medegedeeld in de Kamernotitie inzake Rusland van 15 februari jl. en de vervolgbrief hierop van 4 april jl. komen mensenrechten en democratisering in alle bilaterale contacten met Rusland aan de orde. Daarnaast biedt Nederland ook concrete samenwerking aan op dit gebied (MATRA, Mensenrechtenfonds). In EU-verband neemt Nederland indien nodig initiatieven om de mensenrechtensituatie in Rusland onder de aandacht te brengen. Nederland beschouwt mensenrechten als een integraal onderdeel van de brede betrekkingen met Rusland.

Nederland spreekt ook EU-lidstaten aan op mensenrechten als dat nodig is. In die zin zijn EU-lidstaten niet anders dan andere landen. Met bondgenoten, waarmee de relaties warm zijn, kan zeker ook over mensenrechtenonderwerpen worden gesproken. Nederland gebruikt hiervoor doorgaans zijn bilaterale contacten. Ook in de Raad van Europa en de OVSE komen mensenrechtenkwesties in EU-lidstaten aan de orde. Nederland zal in de Universal Periodic Review van de VN-Mensenrechtenraad andere EU-lidstaten vragen stellen over mensenrechtenkwesties. Andere EU-lidstaten doen dit eveneens; op die manier ontstaat in multilateraal kader ook peer pressure binnen de EU.

Een incident in Italië eind 2007, de lopende «Decade for Roma Inclusion», de bijzondere aandacht van de Europese Commissie in 2007 voor een beter anti-discriminatie beleid en de recente resolutie van het Europees Parlement (31 januari jl.) inzake de Roma hebben alle een momentum gecreëerd voor verhoogde aandacht in Europa voor het lot van de grootste etnische minderheid van de Europese Unie. Mijn ministerie heeft afgelopen maanden consultaties gevoerd met relevante ministeries in Den Haag en met onze vertegenwoordiging bij met name de Raad van Europa over hoe een effectievere bijdrage zou kunnen worden geleverd door de Europese internationale instellingen aan verbetering van werkgelegenheid, huisvesting, onderwijs en gezondheidszorg voor de Roma populatie. In oktober 2007 heb ik de Max van der Stoel-prijs uitgereikt aan het European Roma Rights Centre in Boedapest. Van 7–9 april jl. werd vanuit mijn ministerie met onderwijsdeskundige ondersteuning actief deelgenomen aan een conferentie georganiseerd door het Slowaakse voorzitterschap van de Raad van Europa over Roma en onderwijs. Daarbij is nog eens gebleken hoe complex de materie is en hoe urgent de behoefte aan niet zozeer voortgezette aandacht, maar vooral concrete actie. Ook bij komende bijeenkomsten in OVSE-, RvE-, en EU-kader zullen we pleiten voor betere afstemming en betere naleving, vooral door lagere overheden, van bestaande actieplannen en wetten en voor een vruchtbaarder dialoog met de Roma gemeenschap, van wie zelf overigens ook een inspanning wordt verwacht om integratie en participatie te bevorderen.

Wat de Motie Dittrich van 11 november 2005 aangaat moge ik verwijzen naar mijn antwoord op de Motie Blom van 19 december 2007, nr. 31 202 m.b.t. de positie van de Roma. Ik heb hierin aangegeven dat de EU-Commissie een Mededeling over het Roma beleid van de EU zal voorleggen aan de Europese Raad van juni a.s.

Zoals tijdens de begrotingsbehandeling van Buitenlandse Zaken reeds aangegeven, zie ik de motie-Ferrier cs. als een ondersteuning van mijn beleid, waarin het tegengaan van seksueel geweld tegen vrouwen en het bieden van steun bij het verstrekken van hulp aan en opvang van de slachtoffers hoge prioriteit heeft. Voor wat betreft mijn inzet in de DRC verwijs ik graag naar de antwoorden van 10-03-2008 op Kamervragen van Van Gennip en Ferrier over het vredesakkoord in Congo, kenmerk 2070811090.

Over geweld tegen vrouwen in het algemeen kan ik zeggen dat Nederland niet zal nalaten dit belangrijke thema binnen de NAVO te agenderen wanneer de mogelijkheid zich voordoet. Zoals duidelijk verwoord staat in het Nationaal Actieplan 1325, zal Nederland samen met de NAVO actief werken aan de implementatie van resolutie 1325, en het tegengaan van geweld tegen vrouwen in conflictsituaties. Dit kan gebeuren middels het bij vredesmissies betrekken van vrouwen (in civiele én militaire rollen) bij SSR-processen en wederopbouw, het aanstellen van vrouwelijke tolken, het uitzenden van gender-adviseurs, en het expliciet vermelden van de rollen van vrouwen in de NAVO’s operationele richtlijnen voor vredesmissies. Ook het strikt naleven van gedragsregels staat binnen de NAVO hoog in het vaandel.

Uw Kamer vroeg of Nederland bereid is weg te lopen uit de Algemene Vergadering van de VN wanneer de Paus deze toespreekt, vanwege diens opvattingen over seksuele en reproductieve gezondheid en rechten. De regering is daartoe absoluut niet bereid. De AVVN is het mondiale platform waar uiteenlopende standpunten uitgewisseld kunnen worden. Nederland hecht veel waarde aan internationale dialoog over alle denkbare onderwerpen, waaronder seksuele en reproductieve gezondheid en rechten, en wil controversiële discussies niet uit de weg gaan.

Aandacht voor antisemitisme en discriminatie van homoseksuelen

Antisemitisme en andere vormen van discriminatie, daarbij inbegrepen aanzetten tot haat, zijn een constant aandachtspunt in het Nederlands buitenlands beleid. Zowel de Nederlandse ambassades als ikzelf stellen haatzaaiende cartoons waar nodig en waar mogelijk aan de orde, ook in de islamitische wereld, ook bij de OIC.

Nederland voert een actief extern beleid tegen discriminatie op basis van seksuele geaardheid, onder meer door te pleiten voor afschaffing van criminalisering van homoseksuele handelingen. Zie hiervoor ook de speech die ik op 3 maart jl. heb gehouden tijdens de zevende zitting van de VN-Mensenrechtenraad. Het internationaal bepleiten van instelling van het homohuwelijk door andere landen valt niet binnen dit beleid.

EU vrouwengezant

Ik hecht veel belang aan mensenrechten van vrouwen, als integraal onderdeel van het mensenrechtenbeleid. Nederland heeft bij het inkomend Franse EU-voorzitterschap bepleit dat de EU richtlijnen over geweld tegen vrouwen ontwikkelt. Tevens ben ik van mening dat vrouwenrechten een essentieel onderdeel moeten vormen van het mandaat van de EU Persoonlijk Vertegenwoordiger voor Mensenrechten van de SG/HV, mw Riina Kionka. Evenals de Nederlandse Mensenrechtenambassadeur heeft mw Kionka de DRC bezocht. Zij hebben daarover uitvoerig gerapporteerd. Daarnaast vind ik dat vrouwenrechten beter geïmplementeerd moeten worden. Daarom neemt Nederland het voortouw binnen de EU om te komen tot nieuwe EU Richtlijnen voor de implementatie van rechten van vrouwen.

Binnenkort zal Nederland in gesprek treden met de EU Persoonlijk Vertegenwoordiger voor Mensenrechten, mw Riina Kionka, over haar werkzaamheden. Hierbij zal tevens aandacht worden besteed aan de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging.

De minister van Buitenlandse Zaken,

M. J. M. Verhagen

Naar boven