nr. 72
VERSLAG OVER HET VERZOEKSCHRIFT1 VAN E.W.
TE F.2 BETREFFENDE SUPPLETIE PENSIOENINKOMEN
Vastgesteld 11 september 2008
Klacht
Verzoekster vindt dat zij bij berekening van de netto toe te kennen oudedagssuppletie
voor lokaal in dienst genomen werknemers ongelijk wordt behandeld in vergelijking
met Duitse medewerkers van de ambassade en daarvoor moet worden gecompenseerd.
Feiten
Verzoekster was een lokaal aangenomen werkneemster op arbeidsovereenkomst
voor onbepaalde tijd bij de Nederlandse ambassade in Berlijn. Per 1 maart
2007 is haar ontslag verleend onder toekenning van een oudedagssuppletie op
grond van hoofdstuk 9 van de Rechtspositieregeling lokaal in dienst genomen
werknemers 2005 (Rrlok 2005). In de Rrlok 2005, een ministeriële regeling,
worden de arbeidsvoorwaarden van de lokaal in dienst genomen werknemers geregeld.
Voor het geval dat oudedagsvoorzieningen ontbreken, is in hoofdstuk 9 van
de Rrlok een vangnetstelsel gecreëerd van premievrije regelingen. De
werknemer wordt hiermee geldelijk tegemoetgekomen bij het bereiken van de
pensioengerechtigde leeftijd, bij blijvende gehele of gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid
of overlijden.
Op grond van het tussen Duitsland en Nederland gesloten verdrag ter voorkoming
van dubbele belasting is verzoekster in Nederland belasting verschuldigd over
onder andere de oudedagssuppletie. Voor de berekening van de netto oudedagssuppletie
wordt uitgegaan van een fictieve Duitse loonbelasting. Op basis van deze berekening
wordt de verschuldigde loonbelasting afgedragen.
Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen de hoogte van het nettobedrag
dat zij aan oudedagssuppletie zou ontvangen. Dit bezwaar is overeenkomstig
het advies van de Commissie van Bezwaar ongegrond verklaard.
Overwegingen
Verzoekster voert aan dat zij bij de toekenning van de netto suppletieregeling
niet gelijk wordt behandeld met Duitse werknemers omdat zij Nederlands belastingplichtige
is. Zij verzoekt netto gecompenseerd te worden door middel van aanvullende
regelgeving van het ministerie van Buitenlandse Zaken omdat het volgens de
werkgever verboden is indirect onderscheid te maken voor een groep van lokaal
in dienst genomen werknemers.
De minister van Buitenlandse Zaken stelt dat op grond van het Verdrag
ter voorkoming van dubbele belastingheffing tussen Nederland en Duitsland
verzoekster voor onder andere de aanvullende suppletieregeling in Nederland
belastingplichtige is. Ingevolge de Rrlok wordt voor de berekening van de
netto oudedagssuppletie rekening gehouden met de loonbelasting die zou zijn
verschuldigd als verzoekster in Duitsland belastingplichtig zou zijn geweest.
De netto oudedagssuppletie wordt vervolgens uitbetaald; op basis van de berekende
netto oudedagssuppletie wordt de verschuldigde loonbelasting afgedragen.
Oordeel van de commissie1
Er is niet gebleken dat de minister verzoekster onzorgvuldig heeft behandeld.
Door het fictieve bruto/netto traject wordt verzoekster zoveel mogelijk gelijk
behandeld als een Duitse werknemer die in Duitsland belastingplichtig is zodat
voor hetzelfde werk hetzelfde loon wordt betaald. Het verschil in het uiteindelijke
netto inkomen kan worden verklaard door de toepassing van de Wet op de inkomstenbelasting
2001. Er is ook geen aanleiding om de wets/regelgevingssystematiek nader tegen
het licht te houden.
Voorstel aan de Kamer
Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.
De voorzitter van de commissie,
Remkes
De griffier van de commissie,
De Gier
XNoot
1Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste
hebben gestaan, liggen op het commissiesecretariaat Verzoekschriften, Lange
Poten 4, Den Haag, ter inzage van de leden.
XNoot
2Naam en adres van verzoeker zijn de commissie bekend.
XNoot
1De commissie bestaat uit de leden: Remkes (VVD) voorzitter, Van Gent (GL),
Depla (PvdA), Jager (CDA) ondervoorzitter, Dezentjé Hamming (VVD),
Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Luijben (SP) en Anker (CU) en de plaatsvervangende
leden Azough (GL), Blok (VVD), Cörüz (CDA), Van Miltenburg (VVD)
en Blanksma-van den Heuvel (CDA).