nr. 15
VERSLAG OVER HET VERZOEKSCHRIFT1 VAN C.O.
TE H. 2 BETREFFENDE UITSTEL VAN BETALING
VOOR EEN BELASTINGSCHULD
Vastgesteld 24 januari 2008
Klacht
De besloten vennootschap C. O. te H., hierna: verzoekster, is van mening
dat de belastingdienst haar ten onrechte geen uitstel van betaling voor een
belastingschuld heeft gegeven en haar beroep daartegen onvoldoende gemotiveerd
heeft afgewezen.
Feiten
Aan verzoekster zijn naheffingsaanslagen loonheffing en omzetbelasting
alsmede aanslagen in de vennootschapsbelasting opgelegd. Voor deze belastingschuld
heeft zij een verzoek ingediend voor een betalingsregeling, waarin zij voorstelt
om de schuld in maandelijkse termijnen van een zeker bedrag te voldoen. Als
bijzondere omstandigheid voerde zij aan dat zij een jonge onderneming is die
na een moeilijke startperiode zicht heeft op een aanmerkelijke positieverbetering
en dat het niet toestaan van een betalingsregeling zou kunnen leiden tot een
faillissement.
De ontvanger der belastingen en vervolgens de directeur van de betreffende
eenheid van de belastingdienst hebben het verzoek afgewezen omdat de verlangde
zekerheid niet werd gesteld, de regeling veel te lang zou duren en de betalingsproblemen
van verzoekster structureel van aard lijken te zijn.
Overwegingen
Volgens vast beleid wordt aan een onderneming geen uitstel van betaling
voor of kwijtschelding van een belastingschuld verleend, omdat dit concurrentieverstorend
uitwerkt. Alleen in zeer bijzondere omstandigheden kan daarvan worden afgeweken,
waarbij de duur van de regeling ook in dat geval niet langer mag zijn dan
12 maanden. Van bijzondere omstandigheden is sprake indien het belang van
betrokkene onevenredig zou worden geschaad in verhouding tot het belang van
de ontvanger.
De door verzoekers genoemde bijzondere omstandigheid kan volgens de staatssecretaris
van Financiën niet tot die omstandigheden worden gerekend.
De staatssecretaris erkent wel dat de belastingdienst dit uitgebreider had
kunnen toelichten.
Daarnaast wijst hij er op dat verzoekster investeringen doet met gelden
die ook bestemd hadden kunnen worden voor het voldoen van de belastingschuld.
De betalingsregeling die verzoekster voorstelt zou daarnaast veel langer
duren dan de maximaal toegestane 12 maanden.
Als de vooruitzichten van verzoekster zo gunstig zijn als zij veronderstelt,
dan kan zij zich op grond daarvan wenden tot een kredietverlenende instantie.
De belastingdienst kan niet als kredietverlener optreden.
Oordeel van de commissie1
Het is niet gebleken dat de belastingdienst het voorstel van verzoekster
onzorgvuldig heeft behandeld of onvoldoende heeft gemotiveerd. De afwijzing
van het voorstel is in overeenstemming met het geldende beleid. Verzoekster
heeft geen omstandigheden aangevoerd die het zouden kunnen rechtvaardigen
om daarvan af te wijken.
Voorstel aan de Kamer
Er is geen aanleiding om de Kamer een voorstel te doen.
De voorzitter van de commissie,
Remkes
De griffier van de commissie,
Van Dijk
XNoot
1Dit adres en de stukken welke de commissie bij haar onderzoek ten dienste
hebben gestaan, liggen op het commissiesecretariaat Verzoekschriften, Lange
Poten 4, Den Haag, ter inzage van de leden.
XNoot
2Naam en adres van verzoeker zijn de commissie bekend.
XNoot
1De commissie bestaat uit de leden: Remkes (VVD) voorzitter, Van Gent (GL),
Depla (PvdA), Jager (CDA) ondervoorzitter, Dezentjé Hamming (VVD),
Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Luijben (SP) en Anker (CU) en de plaatsvervangende
leden Azough (GL), Blok (VVD), Cörüz (CDA), Van Miltenburg (VVD)
en Blanksma-van den Heuvel (CDA).