31 256 (R 1836)
Goedkeuring van de op 14 november 1970 te Parijs tot stand gekomen Overeenkomst inzake de middelen om de onrechtmatige invoer, uitvoer en eigendomsoverdracht van culturele goederen te verbieden en te verhinderen (Trb. 1972, 50)

nr. 6
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 1 april 2008

Graag wil ik de leden van de vaste commissies voor Justitie en voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap danken voor de waardering die zij voor het rijkswetsvoorstel uitspreken.

Ik heb er nota van genomen dat de commissies, onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, de openbare behandeling van het rijkswetsvoorstel genoegzaam voorbereid achten. In onderstaande beantwoording wordt de indeling van het verslag van de Tweede Kamer gevolgd.

1. Algemeen

De leden van de fractie van de PvdA vragen of andere landen de intentie hebben zich ook aan te sluiten bij de op 14 november 1970 te Parijs tot stand gekomen overeenkomst inzake de middelen om de onrechtmatige invoer, uitvoer en eigendomsoverdracht van culturele goederen te verbieden en te verhinderen (Trb. 1972, 50) (verder: het verdrag).

Inmiddels zijn 115 staten partij bij het verdrag (stand januari 2008). Onder deze staten bevinden zich grote handelspartners van Nederland zoals Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten. Onlangs heeft ook Duitsland het verdrag geratificeerd. Het verdrag treedt voor Duitsland op 1 maart 2008 in werking. Verder is op dit moment alleen bekend dat Andorra bezig is met ratificatie van het verdrag.

2. Reden van partij worden bij het UNESCO-verdrag van 1970

De leden van de CDA-fractie wijzen op de artikelen 5, 9 en 10 van het verdrag, waarin bepalingen zijn opgenomen die de verdragsstaten oproepen niet juridische maatregelen te treffen. Deze leden vragen welke concrete maatregelen de regering zal treffen om aan de verdragsverplichtingen te voldoen.

De artikelen 5, 9 en 10 van het verdrag eisen van verdragstaten dat zij effectieve bescherming aan cultuurgoederen bieden door middel van educatie en informatie, effectieve diensten en het treffen van maatregelen als andere staten een beroep op hun doen in geval cultuurgoederen in gevaar zijn.

In Nederland houdt de Erfgoedinspectie toezicht op beschermde cultuurgoederen. Zij werkt bij de controle op de uitvoer van beschermde cultuurgoederen al jaren intensief samen met de Belastingdienst/douane. Deze samenwerking is vastgelegd in een overeenkomst tussen mijn ministerie en het ministerie van Financiën.

Ter informatie en educatie verschaft de Erfgoedinspectie aan de kunsthandel en het publiek informatie over relevante wet- en regelgeving. Daarnaast wordt met de inwerkingtreding van het verdrag een communicatiestrategie opgesteld. Deze voorlichtingscampagne voor het museale veld, de kunsthandel en het publiek beoogt op ruime schaal aandacht te geven aan de problematiek van illegale handel van cultuurgoederen.

De verdragsverplichting tot internationale samenwerking en het behoud van cultuurgoederen uit andere verdragsstaten is geregeld in het voorgestelde artikel 10 van het wetsvoorstel Uitvoeringswet UNESCO-verdrag 1970 inzake onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van cultuurgoederen (Kamerstukken II 2007/2008, 31 255, nr. 2). De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap kan, in geval een redelijk vermoeden bestaat dat sprake is van illegale invoer van een cultuurgoed uit een andere verdragsstaat, het goed in bewaring nemen. De minister kan zodoende door inbewaarneming voorkomen dat het cultuurgoed in gevaar komt ten einde die staat in de gelegenheid te stellen op het goed beslag te doen leggen.

De leden van de CDA-fractie vernemen graag welke maatregelen zijn genomen nadat in 2005 de regering pleitte voor niet wettelijke maatregelen om meer publieke bewustwording te bereiken.

In de afgelopen jaren zijn diverse maatregelen genomen om het probleem van illegale handel in cultuurgoederen onder de aandacht te brengen. Na de conferentie Illegale Handel in het kader van het Nederlands Voorzitterschap van de Europese Unie (Rotterdam, november 2004) is een interdepartementale stuurgroep opgericht om de illegale kunsthandel op nationaal en Europees niveau verder onder de aandacht te brengen. In dat kader heeft het Ministerie van Justitie het onderzoek Schone Kunsten, preventieve doorlichting van de kunst- en antiekhandel1, gefinancierd om te inventariseren in hoeverre er sprake is van kwetsbaarheid van de sector voor infiltratie door (georganiseerde) criminaliteit. Dit onderzoek is op 20 november 2007 gepresenteerd tijdens een symposium op de kunst- en antiekbeurs pAn in Amsterdam. Uw kamer ontvangt binnenkort een kabinetsreactie op dit onderzoek.

Verder is op de websites van zowel het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap als de Erfgoedinspectie informatie beschikbaar over onder andere bescherming van en regelgeving over cultuurgoederen. Ook heeft actieve verspreiding van folders over EU-regelgeving op het gebied van cultuurgoederen in 2007 plaatsgevonden.

Daarnaast werkt het Korps Landelijke Politiedienst sinds 2005 aan de installatie van een database van gestolen cultuurgoederen. De database is in de eerste plaats bedoeld voor en door de politie, maar het is de bedoeling dat ook de Erfgoedinspectie en de Belastingdienst/douane gebruik kunnen maken van de database, alsmede de kunsthandel, musea en het publiek om mogelijke illegale herkomst van kunst en antiek te verifiëren. De database zal naar alle verwachting dit jaar in gebruik worden genomen.

De leden van de SP-fractie vragen de regering toe te lichten of het nog steeds niet wenselijk is ook het UNIDROIT-verdrag van 1995 te ratificeren. Daarnaast verzoeken zij om een uiteenzetting van de aspecten van het UNIDROIT-verdrag die niet gelden voor Nederland en die ook niet zullen gelden na de behandeling van het wetsvoorstel ter Uitvoering van het UNESCO 1970 verdrag. Deze leden vragen eveneens naar de meerwaarde van het UNIDROIT-verdrag en de doorslaggevende bezwaren van de regering tegen dit verdrag.

Voor de beantwoording van deze vragen wordt verwezen naar de nota naar aanleiding van het verslag bij het wetsvoorstel Uitvoeringswet UNESCO-verdrag 1970 inzake onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van cultuurgoederen (Kamerstukken II 2007–2008, 31 255). In I. Inleiding, onder het kopje «Ratificatie UNIDROIT-verdrag» wordt uitgebreid ingegaan op bovenstaande vragen.

De leden van de SP-fractie vragen of in Nederland al sprake is geweest van doorvoer van elders illegaal uitgevoerde cultuurgoederen, wat de ernst hiervan is en – indien sprake van illegale doorvoer is geweest –, hoe dit is bestreden en wat de problemen daarbij zijn geweest. Daarnaast vragen zij of ondertekening van het verdrag de mogelijk ondervonden problemen verhelpt.

Binnen de Europese Unie wordt in beginsel niet bij doorvoer en invoer van goederen gecontroleerd. De Belastingdienst/douane controleert wel goederen die van buiten de Europese Unie Nederland worden ingevoerd en mogelijk daarna worden doorgevoerd. Op deze invoer van buiten de Europese Unie wordt hieronder ingegaan.

Bij reguliere douane controles van invoer van buiten de Europese Unie wordt de Erfgoedinspectie 15 tot 20 keer per jaar geconfronteerd met cultuurgoederen met mogelijk illegale herkomst. In de gevallen waarbij de illegale herkomst overtuigend kon worden aangetoond, konden de cultuurgoederen worden geretourneerd aan de rechthebbenden, onder het strafbare feit van diefstal of heling. Er wordt verwacht dat de procedure rond de teruggave van onrechtmatig uitgevoerde cultuurgoederen met de toetreding tot het verdrag eenvoudiger zal zijn. Op dit moment moet een misdrijf worden bewezen voordat een cultuurgoed teruggegeven kan worden. Het verdrag biedt privaatrechtelijke mogelijkheden waarbij een verdragsstaat alleen moet bewijzen dat het cultuurgoed beschermd is en dat het onrechtmatig het land van herkomst heeft verlaten, om succesvol het cultuurgoed terug te vorderen.

De leden van de SP-fractie vragen of de regering er bij landen die het verdrag nog niet hebben ondertekend, op aan zal dringen dit alsnog te doen.

De regering is van mening dat de verantwoordelijkheid voor een actieve benadering bij UNESCO zelf ligt. Wanneer dit aan de orde is, zal de regering de ondertekening van het verdrag door andere landen positief ondersteunen.

3. Koninkrijkspositie

De leden van de PvdA-fractie zeggen verheugd te zijn dat ook de Nederlandse Antillen en Aruba worden genoemd voor de implementatie van het verdrag. Zij willen graag weten of de goedkeuring van het verdrag pas kan plaatsvinden nadat een uitvoeringswet door de Nederlandse Antillen en Aruba is geïmplementeerd.

De regering kan de leden van de PvdA-fractie meedelen dat met de goedkeuring van het verdrag niet behoeft te worden gewacht totdat uitvoeringswetgeving op de Nederlandse Antillen en Aruba geïmplementeerd is. Na goedkeuring van het verdrag zal een akte bij UNESCO worden neergelegd waarbij het verdrag wat betreft het koninkrijk in eerste instantie slechts voor Nederland wordt aanvaard.

Het voorstel van rijkswet voorziet in goedkeuring voor het gehele koninkrijk, zodat de aanvaarding van het verdrag voor de Nederlandse Antillen

en voor Aruba onmiddellijk zal kunnen plaatsvinden, zodra uitvoeringswetgeving in die landen gereed is.

De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

mede namens de minister van Justitie en de minister van Buitenlandse Zaken,

R. H. A. Plasterk


XNoot
1

Het onderzoek is beschikbaar op de websites van de Erfgoedinspectie (www.erfgoedinspectie.nl) en het ministerie van Justitie (www.justitie.nl).

Naar boven