31 256 (R 1836)
Goedkeuring van de op 14 november 1970 te Parijs tot stand gekomen Overeenkomst inzake de middelen om de onrechtmatige invoer, uitvoer en eigendomsoverdracht van culturele goederen te verbieden en te verhinderen (Trb. 1972, 50)

nr. 5
VERSLAG

Vastgesteld 21 december 2007

De vaste commissies voor Justitie1 en voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap2, belast met het voorbereidend onderzoek van dit voorstel van wet, hebben de eer als volgt verslag uit te brengen. Onder het voorbehoud dat de hierin gestelde vragen en gemaakte opmerkingen voldoende zullen zijn beantwoord, achten de commissies de openbare behandeling van het voorstel van wet genoegzaam voorbereid.

1. Algemeen

De leden van de CDA-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Diefstal, smokkel en illegale in- en uitvoer van kunst- en cultuurschatten moet effectief worden bestreden. Het voornemen van de regering om in ieder geval het UNESCO-verdrag te implementeren, onderschrijven deze leden daarom van harte. Hiermee verplicht Nederland zich, net als alle andere verdragslanden, om adequate maatregelen te nemen om terugkeer van gestolen cultuurgoederen te bewerkstelligen. Dit vinden deze leden een belangrijke stap in de bescherming en behoud van cultuurbezit.

Genoemde leden constateren wel dat onverkorte invoering van het UNESCO-verdrag ook belangrijke nadelen met zich meebrengt voor de koper te goeder trouw. Het stelt genoemde leden daarom gerust dat analoog aan de ratificatie van dit verdrag aanvullende civielrechtelijke maatregelen worden genomen. Zij zullen onderhavig wetsvoorstel en de daarbij behorende uitvoeringswet dan ook in samenhang bezien en beoordelen.

De leden van de PvdA-fractie hebben met interesse kennis genomen van het wetsvoorstel.

Daarbij hebben zij nog enkele vragen. In de loop van de jaren is het aantal staten tot het verdrag toegetreden. Van welke lande is bekend dat zij ook de intentie hebben om toe te treden?

De leden van de SP-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van onderhavig wetsvoorstel. Deze leden zeggen verheugd te zijn dat Nederland partij wordt bij het UNESCO-verdrag uit 1970. Wat hen betreft, had de goedkeuring vele jaren eerder kunnen plaatsvinden, maar de vreugde over deze goedkeuring overheerst. Internationale samenwerking is nodig om bijvoorbeeld smokkel en illegale handel van kunst te bestrijden. De leden kunnen de goedkeuring van dit verdrag dan ook van harte ondersteunen.

2. Reden van partij worden bij het UNESCO-verdrag van 1970

De leden van de CDA-fractie zijn stellig van mening dat een louter juridische aanpak nooit de enige oplossing zal kunnen zijn om kunstcriminaliteit te voorkomen en op te lossen. Illegale handel in cultuurgoederen is een complex en wereldwijd probleem waarbij economische, sociale en culturele factoren een rol spelen. Zij zijn dan ook blij dat in het verdrag ook enkele artikelen zijn opgenomen die de verdragsstaat oproepen om ook niet-juridische maatregelen te treffen. In dat kader wijzen deze leden op de artikelen 5, 9 en 10. Kan de regering nauwkeurig aangegeven welke concrete maatregelen zij zal treffen om aan deze verdragsverplichtingen te voldoen?

De regering pleitte eerder al, in april 2005 heeft de Kamer daarover van gedachten gewisseld met de regering, voor niet-wettelijke maatregelen om meer publieke bewustwording te bereiken. Welke maatregelen zijn in dat kader genomen, zo vragen de leden van de CDA-fractie.

De leden van de SP-fractie constateren dat ook ten aanzien van het verdrag dat niet ter goedkeuring voorligt, het UNIDROIT-Verdrag van 1995, de reactie van Nederland in beginsel positief was. Dit verdrag werd ondertekend in 1996 maar niet geratificeerd, omdat er bezwaren zouden zijn tegen dit verdrag. Het is echter de vraag hoe zwaarwegend deze bezwaren zijn. Zo zijn deze leden van mening dat het argument dat er weinig staten partij zijn bij dit verdrag geen belangrijke reden zou moeten zijn een verdrag niet te ondertekenen. Alhoewel er enkele aspecten zijn uit het UNIDROIT-verdrag die met de Uitvoeringswet UNESCO-verdrag (wetsvoorstel 31 255) alsnog worden ingevoerd, vragen de aan het woord zijnde leden de regering toe te lichten of het nog steeds niet wenselijk is ook het UNIDROIT-verdrag te ratificeren. Kan de regering uiteenzetten welke aspecten van dit verdrag niet gelden voor Nederland, en ook niet gaan gelden na de behandeling van de Uitvoeringswet UNESCO-verdrag? Hoe beoordeelt de regering deze «meerwaarde» van het UNIDROIT-verdrag? Kan de regering in het licht daarvan de doorslaggevende bezwaren tegen dit verdrag benoemen?

Nederland kan als doorvoerland in het algemeen ook gemakkelijk te maken krijgen met cultuurgoederen die ons land binnenkomen nadat zij elders illegaal zijn uitgevoerd, zo lezen de leden van de SP-fractie in de memorie van toelichting. Is hier al sprake van geweest, of zijn er vermoedens in die richting? Hoe ernstig is dit probleem momenteel? Indien er al sprake is geweest van illegale doorvoer van cultuurgoederen via Nederland, hoe is dit destijds bestreden en wat waren de problemen daarbij? Zijn deze problemen met de ondertekening van dit verdrag verholpen of zijn aanvullende maatregelen nodig? Gaat de regering er bij landen die het verdrag nog niet hebben ondertekend er op aandringen dit alsnog te doen, zo vragen deze leden.

3. Koninkrijkspositie

De leden van de PvdA-fractie zeggen verheugd te zijn dat ook uitdrukkelijk de Nederlandse Antillen en Aruba worden genoemd voor de implementatie. Het UNESCO-verdrag dient immers niet alleen op het moederland te gelden, maar ook op alle grondgebieden voor welker internationale betrekkingen zij verantwoordelijk zijn. Deze leden willen graag weten of de goedkeuring van het UNESCO-verdrag pas kan plaats vinden nadat een uitvoeringswet door de Nederlandse Antillen en Aruba is geïmplementeerd.

De voorzitter van de vaste commissie voor Justitie,

De Pater-van der Meer

De voorzitter van de vaste commissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,

Van de Camp

De griffier van de vaste commissie voor Justitie,

Nava


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van de Camp (CDA), De Wit (SP), Van der Staaij (SGP), Kamp (VVD), Arib (PvdA), ondervoorzitter, De Pater-van der Meer (CDA), voorzitter, Çörüz (CDA), Joldersma (CDA), Gerkens (SP), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Velzen (SP), Azough (GL), Griffith (VVD), Teeven (VVD), Verdonk (Verdonk), Kalma (PvdA), De Roon (PVV), Pechtold (D66), Heerts (PvdA), Thieme (PvdD), Kuiken (PvdA), Leijten (SP), Bouwmeester (PvdA), Van Toorenburg (CDA) en Anker (CU).

Plv. leden: Sterk (CDA), Langkamp (SP), Van der Vlies (SGP), Weekers (VVD), Smeets (PvdA), Schinkelshoek (CDA), Jager (CDA), Jonker (CDA), Roemer (SP), De Vries (CDA), Abel (SP), Halsema (GL), Dezentjé Hamming (VVD), Van Miltenburg (VVD), Zijlstra (VVD), Dijsselbloem (PvdA), Fritsma (PVV), Koşer Kaya (D66), Gill’ard (PvdA), Ouwehand (PvdD), Spekman (PvdA), Van Gijlswijk (SP), Bouchibti (PvdA), Van Haersma Buma (CDA) en Slob (CU).

XNoot
2

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Van de Camp (CDA), voorzitter, Depla (PvdA), Slob (CU), Remkes (VVD), Joldersma (CDA), De Vries (CDA), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Van Dijk (CDA), Aptroot (VVD), Leerdam (PvdA), Kraneveldt-van der Veen (PvdA), Roefs (PvdA), ondervoorzitter, Verdonk (Verdonk), Abel (SP), Van Leeuwen (SP), Biskop (CDA), Bosma (PVV), Pechtold (D66), Zijlstra (VVD), Van Dijk (SP), Besselink (PvdA), de Rooij (SP), Ouwehand (PvdD) en Dibi (GL).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Ferrier (CDA), Gill’ard (PvdA), Anker (CU), Van Miltenburg (VVD), Atsma (CDA), Sterk (CDA), Vietsch (CDA), Schinkelshoek (CDA), Dezentjé Hamming (VVD), Van Dijken (PvdA), Hamer (PvdA), Van Dam (PvdA), Van der Burg (VVD), Van Bommel (SP), Gesthuizen (SP), Jonker (CDA), Fritsma (PVV), Van der Ham (D66), Nicolaï (VVD), Leijten (SP), Bouchibti (PvdA), Gerkens (SP), Thieme (PvdD) en Van Gent (GL).

Naar boven