nr. 4
ADVIES RAAD VAN STATE VAN HET KONINKRIJK EN NADER RAPPORT1
Hieronder zijn opgenomen het advies van de Raad van State van het Koninkrijk
d.d. 3 augustus 2006 en het nader rapport d.d. 22 oktober 2007,
aangeboden aan de Koningin door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
mede namens de ministers van Buitenlandse Zaken en van Justitie. Het advies
van de Raad van State van het Koninkrijk is cursief afgedrukt.
Bij Kabinetsmissive van 18 juli 2006, no. 06.002641, heeft Uwe Majesteit,
op voordracht van de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, mede namens
de minister van Buitenlandse Zaken en de minister van Justitie, bij de Raad
van State van het Koninkrijk ter overweging aanhangig gemaakt het voorstel
van rijkswet tot goedkeuring van de op 17 november 1970 te Parijs tot
stand gekomen Overeenkomst inzake de middelen om de onrechtmatige invoer,
uitvoer en eigendomsoverdracht van culturele goederen te verbieden en te verhinderen
(Trb.1972, 50), met memorie van toelichting.
Het verdrag strekt ter bescherming van voorwerpen van cultureel, historisch
en wetenschappelijk belang die tot het erfgoed van een staat behoren. De Raad
van State van het Koninkrijk onderschrijft de strekking van het voorstel tot
goedkeuring, maar plaatst daarbij de volgende kanttekeningen.
Blijkens de mededeling van de Directeur van Uw kabinet van 18 juli
2006, nr. 06.002641, machtigde Uwe Majesteit de Raad van State (van het
Koninkrijk) zijn advies inzake het bovenvermelde voorstel van wet rechtstreeks
aan mij te doen toekomen.
Dit advies, gedateerd 3 augustus 2006, nr. W05.06 0318/III/K,
bied ik U hierbij aan.
1. Artikel 4
In de memorie van toelichting wordt in de toelichting op artikel 4 van
het Verdrag gesteld dat dit artikel geen uitputtende opsomming bevat. Uit
de bewoordingen van artikel 4 blijkt dat echter niet. De Raad adviseert de
toelichting te verduidelijken dan wel aan te passen.
1. De toelichting op artikel 4 is verduidelijkt. Op de verbinding
die tussen de artikelen 1 en 4 bestaat, is nader ingegaan.
2. Artikel 13
In de toelichting op artikel 13 van het Verdrag wordt gesteld dat er redelijke
mogelijkheden moeten bestaan om teruggaven van onrechtmatig uitgevoerde, ingevoerde of overgedragen cultuurgoederen te verkrijgen. Gezien de
bewoordingen van artikel 13 acht de Raad het daarmee meer in overeenstemming
dat van «wettelijke» mogelijkheden wordt gesproken. Hij adviseert
de toelichting ook op dit punt aan te passen.
2. Hoewel de aanhef van artikel 13 naar mijn oordeel strikt genomen
toestaat dit artikel met inachtneming van de bestaande wetgeving te implementeren,
ben ik met de Raad van oordeel dat de strekking van het artikel in feite vereist
dat er wettelijke mogelijkheden bestaan of in het leven worden geroepen om
teruggave van onrechtmatig uitgevoerde, ingevoerde of overgedragen cultuurgoederen
te kunnen bewerkstellingen. De toelichting is op dit punt aangepast.
3. Koninkrijkspositie
Met het oog op de in artikel 22 van het Verdrag vervatte verplichting
dient in paragraaf 5 van de memorie van toelichting, Koninkrijkspositie,
te worden aangegeven op welk moment naar verwachting de noodzakelijke uitvoeringswetgeving
van de Nederlandse Antillen en Aruba tot stand zal zijn gebracht.
3. De toelichting op de Koninkrijkspositie in paragraaf 5 is
verduidelijkt.
4. Erfgoed van een staat
In de memorie van toelichting wordt gesproken van het nationaal erfgoed
van een staat.1 Het woord«nationaal»
is naar het oordeel van de Raad ofwel overbodig ofwel verwarrend, omdat het
een onderscheid zou kunnen suggereren tussen nationaal en regionaal of locaal
erfgoed.
De Raad adviseert het woord «nationaal» in dit verband weg
te laten.
4. Aan het advies van de Raad is gevolg gegeven.
De Raad van State van het Koninkrijk geeft U in overweging het voorstel
van rijkswet te zenden aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, aan de Staten
van de Nederlandse Antillen en aan die van Aruba, nadat aan het vorenstaande
aandacht zal zijn geschonken.
De waarnemend Vice-President van de Raad van State van het Koninkrijk,
P. Van Dijk
Ik moge U, mede namens mijn ambtsgenoten van Buitenlandse Zaken en van
Justitie verzoeken het hierbij gevoegde voorstel van rijkswet en de gewijzigde
memorie van toelichting aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal, de Staten
van de Nederlandse Antillen en de Staten van Aruba te zenden.
De minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap,
R. H. A. Plasterk