31 253
Landschapsontwikkeling

nr. 19
BRIEF VAN DE MINISTER VAN LANDBOUW, NATUUR EN VOEDSELKWALITEIT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 juni 2009

Naar aanleiding van de behandeling van de Agenda Landschap in januari 2009 heeft uw Kamer een motie aangenomen (kamerstuk 31 253, nr. 12), waarin de regering wordt opgeroepen de Kamer vóór de zomer te informeren over de uitwerking van het pakket aan maatregelen dat is voorgesteld door de Task Force Financiering Landschap Nederland. Met deze brief zet ik, mede namens de minister van VROM, de voortgang uiteen.

1. Algemeen

De kabinetsreactie op het advies van de Task Force is vastgelegd in de Agenda Landschap. Na het debat over de Agenda Landschap in uw Kamer hebben we 11 acties in gang gezet op het thema «Duurzame financiering». Als eerste is de inventarisatie in gang gezet van de werkelijke financieringsbehoefte die hoort bij de langjarige landschapsopgave per gebied. Daarna kunnen we ons richten op eventuele aanpassingen en onderlinge ordening van het instrumentarium, in de wetenschap dat de Task Force van mening is dat de juiste instrumenten op hoofdlijnen aanwezig zijn. Door meer samenhang aan te brengen kunnen we als Rijk toegevoegde waarde leveren aan initiatief en ondernemerschap op het lokale niveau, opschalen waar dat nodig is, winstgevende rode ontwikkelingen aan landschapsmaatregelen laten meebetalen en zelf (helpen) investeren in die maatregelen die (vanwege het sterk publieke karakter van landschap) niet gemakkelijk door private partijen zullen plaatsvinden.

De grote uitdaging zal liggen in het aantrekken van private partijen met betrokkenheid en middelen bij landschapsmaatregelen op het bovenlokale schaalniveau. We hopen bij de verdere invulling van het beleid te mogen rekenen op het denkwerk van externe deskundigen, onder meer bijeen in de werkgroep Financiering van het Landschapsmanifest.

2. Inventarisatie van de financieringsbehoefte

De minister van VROM en ik hebben voor de inventarisatie van de financieringsbehoefte samenwerkingsafspraken met de provincies gemaakt.

De provincies hebben het voortouw om de inventarisatie voor gebieden, waar processen als schaalvergroting en rationalisatie botsen met landschappelijke waarden, uiterlijk eind 2009 af te ronden. Wat betreft de Nationale Landschappen kunnen provincies daarbij bouwen op de resultaten van de discussie over de kernkwaliteiten. Ik spreek op korte termijn met de provincies over de voortgang van de inventarisatie.

3. (Rijks)instrumenten

Beheer van natuur en landschap

De Agenda Landschap gaat in op de aanbeveling van de Task Force om het bestaande instrumentarium voor het beheer van natuur en landschap te verbreden en toepasbaar te maken voor landschapsbeheerovereenkomsten. Provincies werken momenteel aan een beleidsneutrale omvorming van Programma Beheer naar een nieuw subsidiestelsel voor natuur- en landschapsbeheer (SNL). Ze houden 1 januari 2010 aan als invoeringsdatum. Het beheer van landschap zit in SNL verankerd met maatregelen voor groene en blauwe landschapselementen, historische gebouwen en omgeving, aardkundige objecten en toegankelijkheid van boerenland (wandelpaden). In het nieuwe subsidiestelsel komt meer ruimte voor gebiedsgericht maatwerk, met minder administratieve lasten voor beheerders. Provincies maken afspraken met beheerders over beheer en onderhoud van natuur en landschap. Ze bepalen in het nieuwe stelsel dus de inzet van middelen en houden daarbij rekening met de samenhang met andere doelen, zoals voor landbouw, recreatie en water. Ik wil er daarnaast voor zorgen dat de landbouw en andere particulieren dezelfde kansen krijgen bij het beheer van natuurterreinen als de terreinbeherende organisaties.

Fiscaliteit

Bij de behandeling van het Belastingplan 2009 is de motie Cramer aangenomen, waarin de regering wordt verzocht om, ten behoeve van het Belastingplan 2010, een oordeel te geven over de fiscale punten in het advies van de Task Force. Met de recentelijk naar de Kamer gestuurde brief inzake Fiscale vergroening (31 492, nr. 11) heeft het kabinet uitvoering gegeven aan deze motie. In de brief noemt het kabinet voorts fiscale onderwerpen rondom natuur en landschap waarover de Task Force niet expliciet adviseerde. Zo wordt onderzocht wat de mogelijkheden zijn voor een persoonsgebonden aftrek voor natuurontwikkeling en voor een stakingswinstfaciliteit voor ondernemers die landbouwgrond omzetten in natuurgrond. Tevens zal een deel van het extra geld uit het aanvullend beleidsakkoord voor de MIA/VAMIL worden ingezet voor investeringen in natuur en landschap, overigens niet beperkt tot specifieke regio’s.

Gemeenschappelijk Landbouwbeleid

Het kabinet heeft in haar visie «Houtskoolschets Europees Landbouwbeleid 2020» de intentie aangegeven om de inkomenssteun aan boeren meer te verbinden aan de instandhouding van maatschappelijke waarden. Het beheer van het landschap wordt door burgers als een belangrijke maatschappelijke rol van de landbouw gezien, waarbij een passende beloning behoort. In mijn brief over de implementatie van de Health Check (28 625, nr. 67) zet ik eerste concrete stappen voor wat betreft het landschapsbeheer.

Ik wil landbouw in landschappelijk aantrekkelijke vaargebieden financieel extra ondersteunen (maximaal € 1 miljoen per jaar) en extra middelen ter beschikking stellen voor landbouw in benadeelde gebieden en voor beheer van akkerranden (circa € 10 miljoen, respectievelijk € 30 miljoen per jaar). Ongeveer 70% van de huidige benadeelde gebieden ligt in de Nationale Landschappen.

Tegelijk bereid ik me voor op de volgende stappen om steun aan de landbouw op weg naar 2020 nog sterker te verbinden aan maatschappelijke waarden. Daarover zal ik de Kamer begin 2010 nader informeren.

Ruimtelijk beleid

De Agenda Landschap gaat in op de aanbevelingen van de Task Force die betrekking hebben op het ruimtelijk ordeningsinstrumentarium. De minister van VROM laat momenteel mogelijkheden onderzoeken om zogenaamde rode ontwikkelingen (inclusief overheidsinvesteringen) niet vrijblijvend te laten meebetalen aan maatregelen die het landschap ten goede komen. Het gaat daarbij om twee instrumenten die in samenhang worden onderzocht. Ten eerste heeft uw Kamer het kabinet bij de behandeling van de Agenda Landschap verzocht een voorstel te doen om bovenplanse verevening verplicht toe te passen en de hieruit resulterende middelen ten goede te laten komen aan het landschap. Ten tweede wordt de haalbaarheid bezien van een heffing op (private) waardestijging als gevolg van een (publieke) bestemmingswijziging (een «planbatenheffing»). De resultaten van het onderzoek worden dit najaar naar uw Kamer gestuurd.

4. Fondsvorming en fondsenbeheer

Het Groenfonds heeft mij in reactie op de Agenda Landschap laten weten, bereid en in staat te zijn landschapsfondsen financieel te beheren en de mogelijkheden van een nationale cofinancieringcomponent te verkennen. Provincies en Rijk samen hebben in 1994 het Groenfonds opgericht met als doel de financiering van bos, natuur, landbouw, landschap en openluchtrecreatie te faciliteren. In het begin lag het accent op financiering van natuur. Nu ligt er een mogelijkheid om de kassier- en financierrol voor landschap beter in te zetten. Het Groenfonds speelt overigens al een cruciale kassierrol voor het landschap. Zo beheert het Groenfonds de lokale gebiedsfondsen en het provinciale fonds voor groene en blauwe diensten in Overijssel. Het Groenfonds is tevens kassier voor alle ILG-middelen.

Ik ga met het Groenfonds overleggen in hoeverre de financierrol voor landschap beter kan worden benut. Ik denk dan aan laagrentende leningen uit hun revolverende fonds, waarmee kleinschalige particuliere of publiek private investeringen worden gestimuleerd. Ik wil tevens nader van gedachten wisselen over mogelijke constructies voor nationale en Europese cofinanciering en over hun toekomstige rol als adviseur en stimulator van initiatieven op lokaal of provinciaal niveau.

5. Kennisontwikkeling en -verspreiding

De Agenda Landschap bevestigt het belang dat de Task Force heeft gegeven aan ontwikkeling en verspreiding van kennis rond financiering van landschap.

Ruim een jaar geleden ben ik al gestart in vier «voorbeeldgebieden» met ondersteuning van uiteenlopende initiatiefnemers bij de ontwikkeling van innovatieve financieringsconstructies. Ik heb daarvoor onder meer DLG-expertise en onderzoekscapaciteit ter beschikking gesteld. Recent zijn de 36 initiatiefnemers van voorstellen voor de voorbeeldgebieden voor het eerst bijeen geweest om ervaringen en voortgang uit te wisselen. Zo werkt Het Groene Woud aan verdere implementatie van de Streekrekening en de uitbouw daarvan naar de andere gebieden. In Het Groene Woud levert de streekrekening jaarlijks al € 250 000 op voor financiering van het landschap. Het Binnenveld bouwt verder aan het concept «uitzichtgarantie». Amstelland verkent de mogelijkheden van inzet van een grondbank en zoekt naar bredere betrokkenheid van burgers en bedrijven. De Ooijpolder («landschapsveiling») doet onderzoek naar financieringsbronnen via CO2-compensatie door lokale bedrijven. Voor de inrichting van de Ooijpolder heeft de Postcodeloterij overigens € 1,6 miljoen beschikbaar gesteld aan de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap.

Ik heb voor de periode 2009–2011 bijna € 2 miljoen beschikbaar om het proces verder te ondersteunen en de resultaten voor een ieder beschikbaar te stellen. De minister van VROM heeft € 3,8 miljoen beschikbaar gesteld om in elk voorbeeldgebied een proef te starten voor de fysieke inrichting van het landschap in de komende 5 jaar. Hiermee geeft zij invulling aan het amendement Wiegman-van Meppelen Scheppink en van Heugten (31 700 XI, nr. 15). We maken nadere afspraken met de gebieden over de prestaties in de komende jaren. Eind volgend jaar ontvangt uw Kamer een eerste verslag van de voortgang in de voorbeeldgebieden.

Ook InnovatieNetwerk draagt bij aan ontwikkeling èn uitvoering van vernieuwende financieringswijzen voor landschapsmaatregelen. Concepten als «Knooperven», «Nieuwe Marken» of «Singelgolf» richten zich op bekostiging van toekomstbestendig beheer van de groene omgeving door private belanghebbenden (nieuwe bewoners, recreanten). Daadwerkelijke uitvoering van dergelijke concepten in praktijksituaties maakt de kansrijkheid en de overdraagbaarheid inzichtelijk.

Tot slot breng ik u twee recente onderzoeken over financiering van landschap onder de aandacht. NovioConsult en Triple E hebben advies uitgebracht over de (alternatieve) financieringsmogelijkheden voor de Nationale Landschappen («Naar een rijk landschap»). Het advies is een welkome hulpbron om het beleid in de Nationale Landschappen concreet te maken. Het in het rapport van de Task Force aangekondigde onderzoek van Bureau Berenschot («Gebiedseigen instrumenten» en «Lokale landschapsontwikkeling») biedt een vrijwel volledig overzicht met initiatieven en experimenten van publieke en (publiek)private financieringsconstructies.

De resultaten van beide onderzoeken zijn uiteraard openbaar en beschikbaar.

De minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

G. Verburg

Naar boven